10
fe Nu het personenvervoer. Men spreekt van de velërlei bezwaren
waaraan het bezoeken van Katwijkmet de bestaande vervoermiddelenon
er leng is. Is het nog niet genoeg, dat men des zomers twintig malen
ïeen en weer naar zee kan varen? Maar de bezwaren zitten zeker in de
ruggendat men aan de Vinkals bet boven vol is en de brug niet open-
ge aan wordtnaar beneden moet afdalen. In dezenaan reisavonturen
zoo armen tijd kan dit toch moeielijk een bezwaar genoemd worden. Of
is iet misschien zoo bezwaarlijk, dat men, een dagje of een middag naar
het strand gaande, aan de brug van de lijn Leiden—Woerdendie dan
juist gesloten is, soms vijf minuten moet wachten? Maar, Mijnheer de
Voorzitter! ik ben bevreesd al zeer verouderd te schijnen, dat ik de
bootjes in bescherming neem. Een stem uit Katwijk heeft in de Leidsche
ourant reeds gesproken van de middeneeuwactie stoombooten. Ik wist niet
waar ik mij bevond, toen ik dit las. Wel wist ik, dat in 1736 een proef
met een stoomboot in Engeland niet best gelukte, dat in 1776 twee proe
ven van twee Franschen op de Seine en de Saone beter gevolg hadden,
at door een Amerikaan Fultondie daartoe Watt9che machines had laten
overkomen, in 1807 met het beste succes de eerste boot gevaren beeft
tusschen New-York en Albanymaar dat de booten uit de middeneeuwen
waren dat had ik nog niet gehoord.
Zal ik oprecht mijn gevoelen over deze voordracht uitspreken, dan zie
ik daarin twee groote kwalen dezes tijds zich openbaren. De eerste kwaal
is: grenzelooze ontevredenheid onder alle standen van de maatschappijmen
hoort iedereen klagennooit gaat men snel genoeg, de brieven worden niet
spoedig en niet dikwijls genoeg bezorgdsoms komt men met den trein
wel eens 5^ minuten te Iaat aan. En dan de stoombooten maar hoort
gij dan die stem uit Katwijk niet, die u honend vraagt: of wij ons im
mer zullen vergenoegen met die middeneeuwsche stoombooten? De tweede
kwaal van dezen tijd isdat men misbruik maakt van dien schat van uit
vindingenwaarmede onze tijd verrijkt is. Ik denk hier niet aan dat helsche
misbruik van dynamiet of electriciteit, maar natuurlijk alleen aan den stoom.
Ik wijs op Engelandhet land waar het eerst de stoomkracht op de nij
verheid werd toegepast. Bij de zucht om zoo mogelijk altijd door te wer
ken de stoommachine zoo min mogelijk te doen stilstaanheeft de Engel-
sche regeering reeds spoedig na de toepassing van die beweegkracht wetten
moeten maken op de werkuren en rusttijden der arbeiders. Engeland heeft
zich echterwat het vervoer betreftaltijd rein gehouden op den rustdag
men zie slrchts op de reiswijzers het onderscheid tusschen week en sundays.
Maar, vraagt gij: welk misbruik van den stoom is er voor ons in dezen
tram gelegen? Ik zie er in een streven om het vervoer te willen afleiden
van een natuurlijken weg, zooals de Kijn, naar eenen onnatuurlijken weg,
naar onze nauwe rijks- en straatwegen. Hadden wij chaussées, zooals in
Is oordbrabant en in het buitenland, ik zou er niet zoo groot bezwaar in
zienmaar bij onze smalle wegen zie ik voor de veiligheid van andere ver
voermiddelen het ergste te gemoet. Een tweede misbruik is het, dat men
de middelen van vervoer, die aan de behoeften voldoen, die ons in een
goed uur naar Katwijk aan Zee brengen ik spreek uit langdurige on
dervinding wat het vervoer van personen betreft, in den grond zal bo
ren, en dat voor drie maanden, van half Juni tot half September, dat de
Leidsche burgerij naar Katwijk gaat. Er bestaat du9 geen reden voor mij
om deze voordracht te steunen en zal ik, gelijk anderener mij tegen moe
ten verklaren.
De heer Donner. In het algemeen kan ik mij vereenigen met wat door
de tegenstanders dezer voordracht is gezegd. Ook ik heb bezwaar tegen
het geven van de concessie in verband met de rentegarantie. Mij is het
niet duidelijk dat onze stad zoo gebaat zal zijn bij den tramway naar
Katwijk, dat wij de vrijheid zouden hebben eene rentegarantie van f2500
op ons te nemen. Mij dunkt datvódr de llaad daartoe kan besluiten
er meer zekerheid moet wezen voor de soliditeit der zaakof de voordeelen
zoo groot zijn dat zij opwegen tegen mogelijke schade. Ik heb groote
achting voor het advies van de Kamer van Koophandel, maar ik vraag op
welke wijze handel en nijverheid zullen bevorderd worden door de exploitatie
van een stoomtram. Alleen zou het mogelijk zijn, indien Katwijk door
middel van den tram een ongekende mate van bloei bereikte, waardoor
middelen van communicatie nit Leiden naar Katwijk moeten geboren wor
den. In dit geval zou Leiden er door bevoordeeld worden, daar de bewoners
van Katwijk hier ter markt moeten komen. Is er bovendien voor de be
vordering van den bloei van Katwijk, als badplaats, zooveel grond? Bijna
even spoedig gaat men naar Scheveningen. Zijdie de zeebaden gebrui
ken, zijn niet onverschillig voor wat overigens de badplaats aanbiedt. Wie
zou dan, misschien na 50 jaren, Katwijk boven Scheveningen kiezen?
Verder is gezegd: ik gun het volk op den rustdag het genot om naar
Katwijk te gaan. Hier heeft men juist gedrukt op hetgeen wezen zal. 't
Zal op den rustdag zijn voor het volk. Nu mag ik dit deel onzer bevol-
king dit genot, ten koste van hun financieel, zedelijk en godsdienstig be-
lang, niet gunnen. Wij zien nu reeds den invloed van het gebruik van
den tram op Zondagwanneer velen heen en weer rijden. Moet er nog meer gele
genheid gegeven worden om den rustdag te ontwijden Moeten wij het volk
daaraan overgeven Wij begunstigen de uithuizigheid, en dat de werkende
stand zijn laatsten penning daaraan geeft. Ik geloof, wij mogen daaraan niet
medewerken. Op die gronden ben ik tegen het voorstel. Ik oordeeldat de Haad
geen vrijheid heeft om zoo over het geld van de stad te beschikken vooral in den
tegenwoordigen financieelen toestand. De waterleiding heeft geleerdwat er
van rentegarantie wordt. De bootjes dragen de mogelijke schade voor zich
zeivenmaar deze onderneming waagt er niets bij. Ik heb gezegd.
De beer Goudsmit. Een enkel woord aan den heer Le Poole, die de
heerschende ontevredenheid een kwaal des tijds heeft genoemd. Ik geloof,
dat dit verschijnsel niet genoemd moet worden een kwaaldoch veeleer een ge
luk. Men is niet tevredenalvorens het hoogst mogelijke standpunt be
reikt te hebben. Eerst bad men de diligencestoen de stoombooten en
nu heeft men den stoomwagen. De heer Van Iterson heeft eenige goede
woorden geuit, toen hij zeide, dat de tijd genoegzaam gevorderd is om het
gebruik van den stoomwagen toe te staan. Hoe men ook de booten in
richt, men zal een zeker punt altijd later bereiken; het bereiken nu van
een punt zoo vroeg mogelijk is per se welvaart. Handel en nijverheid
moeten winnen bij voormelde communicatie. Daardoor zullen meer goede
ren, meer en spoediger visch kunnen worden gezonden. Moet de stad garantie
gevennadat het gebleken is, dat de lijn voordeelig is? Neen. Men moet veeleer
de kans wagendie zoo gering isdat er geen object van vrees bestaat.
De beer Van der Lith. Een kort woord naar aanleiding van het ge
sprokene. Mij is het onbegrijpelijk, hoe de heer Le Poole kan zeggen:
het vervoer van visch en andere voorwerpen zal toch aan de stoombooten
worden toevertrouwden aan den anderen kant zijn rede opende met te zeg
gen dat die stoombooten ten onder zullen worden gebracht. Dit isdunkt
mij, in lijnrechten strijd. Een tweede opmerking naar aanleiding van de
rede van den heer Donner, die bezwaar maakteomdat de menschen heen en
weer zouden rijden en daardoor den Zondag ontheiligen. Zij doen dit nu
reeds, zegt hij, in Leiden's straten. In mijn oog is dat vermaak nu juist
niet zoo'n groote ontheiliging van den rustdag. Ik zag liever dat zij het
niet deden en daarom wenschte ik hun de gelegenheid te geven naar Kat-
wijk te gaanom hen in Gods heerlijke natuur aan zee te laten genieten
en^ zoo mogelijk frischheid van denkbeelden en gezondheid te laten opdoen.
Juist omdat ik het kroegloopen wensch tegen te gaanis het dat ik hen
in Katwijk zich wil laten ontspannen. De Zondag wordt meer geheiligd aan
het stranddan in de kroegen in de stad.
De heer Cock. Ik ben nog een woord schuldig aan de ledendie mij
hebben tegengesproken en mijne gronden op zoo beleefde wijze hebben
trachten te wederleggen. In de eerste plaats aan den heer Van Iterson.
Deze verwijt mij, dat ik mij aan overdrijving heb schuldig gemaakt. Ik
ontken dit ten sterkste, maar stel het ware zoo, dan blijkt, dunkt mij,
uit dat verwijt niets anders, dan dat mijne argumenten op zich zelve
juist zijnterwijl hun eenige gebrek zoude zijndat zij overdreven waren
voorgesteld. En waaruit blijkt mijne overdrijving? Ik heb gezegd: dat
de schoone waterweg naar Katwijk ligt tusschen twee uitmuntende harde
wegen, en nu wil^het toeval, dat de heer Van Iterson onlangs ondervon
den beeft,dat een dier wegen niet zoo hard is als wenschelijk is. Als
dat overdrijven is, dan ben ik gerust. Verder heb ik nog overdreven
door te spreken van Kijn-opwaarts en nederwaarts, door het strand en de
duinen te Katwijk te schoon voor te stellen enz. Ik handhaaf deze mijne
zienswijze, doch vraag wat het er toe doet, nu hoofdstrekking van mijn
betoog is, dat handel en nijverheid de subsidieering der onderneming niet
vorderen. Ook beb ik volgens dat geachte lid het gevaar, voortspruitende
uit bet gebruik van locomotieven op den stations-weg, veel te ernstig
voorgesteld. Ik kan in deze niet van gevoelen veranderen en beveel de
zaak nogmaals in de aandacht van het Dagelijksch Bestuur aan. Ik reken
mij in deze zaak volstrekt niet deskundig; ik verzoek alleen Burg. en Weth.
over dit punt te willen raadplegenniet beerendie voor hun pleizier paar
den houdenof hunne koetsiersmaar liedendie met het veryoer van
personen en goederen den kost moeten verdienenzooals vrachtrijdershuur
koetsiers landbouwersenz, enz. Spreken dezen mij tegendan geef ik
mij terstond gewonnen en voeg bij die bekentenis alleen dit: dat het toch
niet schaden kan voorzichtigheidshalve de beslissing aan ons te houden.
De heer Van der Lith tracht mijn betoog meer in het hart aan te tasten.
Hij ontkent niet, dat het garandeeren van interest in strijd is met de
voorschriften van staatsrecht en staathuishoudkunde, zoolang handel en
nijverheid dit in het gegeven geval niet vorderen. Hij wijst er mij alleen
op, dat ik gezegd heb, dat ook ik het advies van de Kamer van Koophandel
wel had durven onderschrijven. Dit heb ik gezegd; maar ik vraag dat
geachte lidof ook mijne woorden niet cum grano sails en in hun onderling
verband moeten opgevat worden. Doet men dit en denkt men slechts aan
het door mij gebruikte voorbeeld van dien veertienden of vijftienden trein
die nog 's avonds een partijtje goederen naar den Haag vervoert, dan zal
men moeten toegevendat van die adhaesie van mij niet veel overblijft.
Nu er toch melding is gemaakt van de Kamer van Koophandel, wensch ik
er nogmaals op te wijzendat haar ondersteuning al uiterBt flauw is. Zij
spreekt bij voorbeeld van de voordeelen, die uit dit nieuwe communicatie
middel »ook" voor handel en nijverheid zullen voortvloeien; deze laatsten
komen dus achteraan. Verder spreekt zij van #krachtigcn steun", maar,
daar van materieelen steun iets verder gesproken wordt, blijkt dit slechts
moreele steun te zijn of hoogstens een wenk om, zoo soms b. v. een stukje
gemeentegrond mocht moeten onteigend worden, dat voor niet af te staan.
Wat verder den materieelen steun betreftwaar het natuurlijk om te doen
is, daarvan wordt slechts dit gezegd, en ik haal haar eigen woorden aan:
#al ware het ook dat daartoe van wege de gemeente eene kleine financieele
opofiering of de mogelijkheid tot dit laatste, gevorderd werd". Het kan,
dunkt mij haast niet flauwer.
Door geen der sprekers is mijne bewering tegengesprokendat de nieuwe
tramweg hoofdzakelijk het passagiers-vervoer of, zoo als ik het uitdrukde
pleizier-uitstapjes zal vergemakkelijken. Dat daarvoor nu geen geld uit
de gemeentekas mag gegeven worden, dat zulks zelfs in strijd is met de
voorschriften van gemeente-wetgeving en staathuishoudkunde, heb ik reeds
zoo even beweerd. En toch zoude zulk eene overtreding dier voorschriften
zoo niet te rechtvaardigenalthans nog te vergoelijken zijnzoo maar alle
leden der burgerij door het nieuwe vervoermiddel gebaat werden, maar dat
is ongelukkig bet geval niet. Ongelukkig heeft de ondervinding, met de
stoombootjes opgedaan, geleerd dat de arbeidende klasse, de fabriekarbei
der, de werkman en over het algemeen de mingegoede klassen geen plei
zier- uitstapjes naar Katwijk willen of kunnen maken. De voordeelen zullen
dus geheel voor de meergegoede klassen zijn. In de discussie, of minstens
in de stukkenis ook gesproken over de grootere snelheid van het nieuwe
vervoermiddel. De bootjes leggen den afstand tot Katwijk-Buiten in hoogstens
vijf kwartier af, indien zij althans niet te veel oponthoud ondervinden door
de allerongelukkigst geplaatste en ingerichte brug van den spoorweg Lei
denWoerden. De tramwagens zullen het in drie kwartier doen. Dit
laatste geloof ik nu wel niet, maar ik vraag: wat beduidt zulk een gering
verschil, waar het betreft de belangen van handel en nijverheid het goederen
vervoer? Men stelle zich intusschen gerust, de op nauwe wegen vrij ge
vaarlijke snelheid van vijftien kilometers per uur, gelijkstaande ongeveer
met de snelheid van een rijtuig, dat in één uur en vijf minuten van Leiden
naar den Haag rijdt, zal hoogstwaarschijnlijk niet bereikt worden; immers
steeds zal er veel tijd verloreD gaan met het innemen en afzetten van
passagiers onder weg en niet het minst door bet verplichte wachten op
twee of meer wisselplaatsen. Hoeveel oponthoud dit laatste veroorzaakt,
kan men zelfs bij den paarden-tramweg hier in de stad opmerken.