7
Zitting van Donderdag 36 Februari 1S90,
geopend 's namiddags te halfdrie.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Te behandelen onderwerpen
1*. Verzoek van Jhr. J. W. P. Diert van Melissant, ter bekoming van grond.
(16, 21 en 31)
2®. Idem als voren, van de Commissie voor de R. K. begraafplaats. (16 en 22)
3». Voordracht betrekkelijk de aanstelling van een adjunct stads-genees- en
heelkundige. (19 en 20)
4'. Verzoek van Mr. C. C. N. Krom, om ontslag als leeraar aan de Hoogere
Burgerschool. (24)
5». Staat van af- en overschrijving op de begrooling, dienst 1879, van het
Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (25)
6'. Verzoek van W. H. Hasselbach, om ontslag als hulponderwijzer aan de
school n". 2 voor minvermogenden. (26)
7*. Idem van J. D. Kiek, om eene brug te leggen. (27)
8*. Idem van Gebrs. Van Wjjk Co, om een spoelvlot tejeggen. (30)
9*. Idem van de firma Crans Co.betrekkelijk den aanleg van een stoom
tram van Katwjjk naar Leiden. (28)
Tegenwoordig de heeren Le PooleWilhelmy Damsté, Verster, Van
der Zweep, SuringarDe Laat de Kanter, Hartevelt, Goudsmit, Donner,
StokhuyzenVan der Lith, De Goeje, Van Wensen, üriessenJuta, De
FremeryCockVan Iterson en Van den Brandeler.
De heeren Du Rieu en Librecbt Lezwijn gaven kennis verhinderd te
zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
12 Februari worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Missive van de Ged, Staten, dd. 10/12 Februari n®. 1, blijkens welke
de jaarwedde van den Commissaris van Politie, met ingang van 1 Januari
1880, door den Koning is vastgesteld op ƒ2400.
2®. Missive van VV. G. Meyer, houdende aanneming van zijne benoeming
lot onderwijzer 2e klasse aan de jongensschool le klasse.
3®. Missive van de Ged. Staten, dd. 16/19 Februari n®. 3 ten geleide van
het bij Kon. besluit van 4 Februari 1880 n®. 7 goedgekeurd raadsbesluit
tot helling en invordering van leges voor den Burgerlijken Stand.
4®. Missive van B. W. Wepster, waarbij wordt ingetrokken het verzoek om
ontslag als hulponderwijzer aan de openbare school n®. 3 voor minver
mogenden.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Adres van J. W. Van Harteveld, om een gedeelte der Kennewegsteeg
te mogen overbouwen.
2®. Verzoek van C. G. Kaakebeenom ontslag als hulponderwijzer aan
de Tusschenschooi.
3®. Adres van de Wed. J. H. Van den Hoek, om een stoep te leggen.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van Burg. en Weth.
4®. Rekening van de Bank van Leening, over het jaar 1879.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën.
5®. Verslag van de Bank van Leening, over het jaar 1879.
Dit zal in het jaarlijksch gemeenteverslag worden opgenomen.
6®. Adres van Jhr. Mr. J. W. P. Diert van Melissant, aangaande de
aanvrage ter bekoming van gemeentegrond.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te behandelen bij punt 1
der aan de orde gestelde onderwerpen.
7®. Adres van H. C. F. Couwenberg te 'sHage, betrekkelijk den aanleg
van een stoomtram naar Katwijk.
Dit adres is van den volgenden inhoud:
's Gravenhage, 26 Februari 1880.
'Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen H. C. F. Couwenberg Cie,
Ingenieur te 's Gravenhage
dat hem door den Raad dd. 10 Maart 1879, vergunning is verleend tot
den aanleg van gezonken rails en het exploiteren van een Straat-stoomwa-
gendienst van 's 11 age naar Leiden voor zooveel de Gemeente Leiden betreft;
dat echter door een afwijzende beschikking van den Minister van Water
staat enz. voor den Rijksstraatweg van den Haag naar Leiden, bovenge
noemde dienst voorloopig niet lot uitvoering kan komen
dat hij zich den lüden Augustus 1879, met een verzoek tot de Gemeen
ten OegstgeestRijusburg en Katwijk a/d Rijn en den Minister van Wa
terstaat enz. heeft gewendtot den aanleg en exploiteren van een Straat-
stoomwagendienst van Leiden naar Katwijk;
dat bovengemelde Gemeenten betzij geheel of reeds gedeeltelijk gunstig
op zijn verzoek hebben beschikt, terwijl een beschikking van het Ministerie
van Waterstaat enz. dagelijks te gemoet wordt gezien;
dat bij oen eventuëele gunstige beschikking, de navolgende weg zou
gevolgd worden van het Holl. station door de Oemeente Leiden naar de
Morschpoort, den Morschweg de Rijksstraatweg nabij het Haagsche Schouw
voorbij de drie witte palen tot Oegstgeesterbrug over Oegstgeest, Rijnsburg
voorloopig tot Katwijk a/d Rijn cn later tot Katwijk aan Zee;
dat hij zich om die redenen tot den Raad wendt, met het eerbiedig ver-
zoek, om meergemelde vergunning zoodanig te willen wijzigen, dat adressant
bovengenoemde route voor zooveel als dit de Gemeente Leiden betreft,
thans kan volgen eo tevens tot welslagen van dit planhem een matige
rentcgarantie van het kapitaal te willen toezeggen.
Adressant vleit zich dat de Raad zijn pogingen om deze lijn tot stand
te kunnen brengenzal willen ondersteunen.
't Welk doende enz.
H. C. F. Couwenberg".
ZlTTINGVERSLAO 1880.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te behandelen bij
punt 9 der aan de orde gestelde onderwerpen.
De Voorzitter deelt nog mede dat bij den Raad van State ter visie
hebben gelegen de stukken in zake het beroep der gemeente Woerden,
tegen een bestuit van de Gedep. Staten, houdende toepassing van art. 212
der Gemeentewet, op de begrooting dienst 1880, betrekkelijk uitgaven voor
het Utrechtsche jaagpadvan welke stukken inzage is genomen, terwijl tot
den 5den Maart nadere memoriën en bewijsstukken kunnen worden ingediend.
Dit zal worden medegedeeld aan de raadscommissie in zake het Utrecht
sche jaagpad.
Aan de orde is:
I. Verzoek van Jhr. J. W, P, Diert van Melissant, ter bekoming
van grond.
(Zie Ing. St. nos. 16, 21 en 31.)
De Voorzitter. Het voorstel van Burg. en Wetb. strekt om overeen
komstig de conclusie van het rapport der Commissie van Fabricage te besluiten.
De Commissie van Financiën had andere inzichten.
De heer Hartevelt. De heer Diert van Melissant heeft aan den Raad
bericht, dat hij niet kan treden in het voorstel van de Commissie van
Financiën om dien grond te koopen tegen f 2.60 per centiare. Ik wensch
mitsdien voor te stellen de zaak te laten zooals zij tot heden is, onder
bijvoeging dat, wanneer later de heer Diert of een ander dien grond voor
f 2.50^ wenscht te koopen zich grondende op hetgeen de Commissie van
Financiën heeft aangegevenwij daaraan niet gebonden zijnmaar geheel
vrij om een hoogere koopsom dan ƒ2.50 per meter te vragen, een prijs,
zeer miniem te noemenvoor grond van de gemeente op dat punt gelegen.
De reden waarom zij niet in het voorstel van de Commissie van Fabricage
kan treden is deze dat de opvatting van 'weldadig doel'' zeer rekbaar is
later tot quaestie zal kunnen leiden en geheel ophoudt eene quaestie te
zijn als het voorstel van Financiën wordt aangenomen.
De heer De Laat de Kanteb. Ik erken de juistheid van het bezwaar
door de Commissie van Financiën aangevoerd, omtrent de vraag of dat
perceel, wanneer het van bestemming verandert, nog steeds voor een lief
dadig doel wordt gebruikt. Dat bezwaar kan echter worden uit den weg
geruimd door bijvoeging van de clausule, dat de beoordeeling daarvan is
opgedragen aan het gemeentebestuur, hetzij men daaronder Burg. en Weth.
of den Raad wenscht te verstaan. Wanneer de gemeente zich bet reebt
voorbehoudt om te beoordeelen of de bestemming is gebleven wat zij nu
is, namelijk om te strekken tot een liefdadig doel, dan, geloof ik, is het
bezwaar der Commissie van Finaociën weggenomen. Behoudens die wijziging
in het voorstel van het Dagelijksch Bestuur meen ik dat het verzoek zal
kunnen worden toegestaan.
De Voorzitter, Ik zal thans in rondvraag brengen het voorstel van
Burg. en Weth., naar aanleiding der opmerking van het lid der Commissie
van Financiën door den wethouder De Kanter geampliëerd met de clausule:
dat ter beoordeeling van het gemeentebestuur zou blijven de vraagof het
doel vervallen is.
Aldus aangevuld, wordt het voorstel met 13 tegen 6 stemmen aange
nomen.
Tegen stemden: de heeren Driessen, Van Iterson, Wilhelmy Damsté,
Hartevelt, Van der Lith en de Goeje.
De heer Cock. Mag ik bet amendement van den heer De Kanter zóó
opvatten, dat onder gemeentebestuur, in alle gevallen, wordt verstaan:
de Raad
De heer De Laat de Kanter. Ik heb tegen die opvatting volstrekt
geen bezwaar. De bedoeling was aan den Raad over te latenof hij die
beslissing in geval van twijfel aan zich wilde houden, dan wel die aan het
Dagelijksch Bestuur opdragen.
De Voorzitter. De bedoeling zal zijn dat de vraag ter beoordee
ling van den Gemeenteraad zal staan.
II. Verzoek van de Commissie voor de R. K. begraafplaatster bekoming
van giond.
(Zie Ing. St. nos. 16 en 22.)
De heer Hartevelt. Het voorstel door de Commissie van Financiën
gedaan strekt om den grond aan adressante in erfpacht uit te geven voor
den tijd van 99 jaren, onder bepaling dat dn erfpacht vervalt, wanneer de
grond niet meer als begraafplaats wordt gebruikt. Mij dunkt, daar kan
men nooit iets tegen hebbende adressante verkrijgt den rechtsgeldigen titel,
die dusverre ontbreekt. Ik doe bet voorstel zoo even omschreven.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Van Iterson. Eene kleine opmerking. De grond waarvoor erf-
paohtsrecht zal worden gegeven, wordt niet voor de begraafplaats gebruikt,
maar loopt langs bet kerkhof en geeft gedeeltelijk toegang tot de begraaf
plaats. Zou dat niet moeten worden uitgedrukt in bet voorstel? Daarin
leest men: Wij geven in overweging, den grond aan adressante in erfpacht
uit te geven voor den tijd van 99 jaren, onder bepaling dat de erfpacLt
vervalt, wanneer de groou niet meer als begraafplaats wordt gebruikt. Dat
zal moeten wezenals de aangrenzende begraafplaats niet meer als zooda
nig wordt gebruikt.
De heer Hartevelt. Dat is de bedoeling en misschien is het duidelij
ker de conclusie op die wijze uit te drukken.
Het voorstel van den heer Harteveltgewijzigd overeenkomstig de op
merking van den heer Van Iterson wordt met 17 tegen 2 steramen aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Van der Zweep en Van Wensen.
III. Voordracht betrekkelijk de aanstelling van een adjunct-stads-genees-
en heelkundige.
(Zie Ing. St. nos. 19 en 20.)
Wordt aangenomen met algeraeene stemmen.