93 N°. 3«8. Leiden, 18 December 1879. Evenmin als bij de Commissie van Fabricage bestaat er bij ons col lege bezwaar tegen dat de kelder onder de woning van den stadhuis bewaarder wederom voor den tijd van een jaar worde verhuurd aan J. A. Frank onder de bestaande voorwaarden, zoodat wij Uwe Vergade ring in overweging geven daartoe te besluiten. De bij raadsbesluit van 13 Februari jl. vastgestelde voorwaarden zijn de volgende: dal de huurprijs bedraagt 50 per jaaar; dal door den huurder worde zorg gedragen voor eene behoorlijke sluiting en dat op de straat geenerlei bewerking of plaatsing van w'y'n- fusten of wagens geschiede; dal in den kelder geene spiritualiën worden geborgen en dat alle be schadiging komt ten koste van den huurder. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johan Adam Frank, dal hij de kelder onder hel huis van den congierge hem in huu/ afgestaan voor een jaar, beleefd verzoekt, op dezelfde voorwaarden die huur veor een jaar te continueren. Hetwelk doende, Leiden, 7 December 1879. J. A. Frank. Leiden, 10 December 1879. De Commissie van Fabricageheeft de eer op het adres van J.A.Frank te berichten, dat hij als huurder van den kelder op de Breedestraat, onder de woning van den sladhuisbewaarder zich getrouw heeft gedra gen naar de voorwaarden bij raadsbesluit van den 13en Februari 1879 gesteld en derhalve bij haar geen bezwaar beslaat, om aan hem wederom voor den lijd van twaalf maanden, ingaande 1° Maart aanslaande, dien kelder op dezelfde vooewaarden onderhands te verhuren. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 3?9. Leiden, 11 December 1879. In de raadszittingen van 13 December 1877 en van 30 December 1878 werd mededeeling gedaan van missives van het R. K. parochiaal arm bestuur houdende verzoek dat niet zoude worden overgegaan tot de aan de orde gestelde benoemingen van Regenten of Regentessen van de R. K. armen en het R. K. wees- en oudeliedenhuis, op grond dat het R. K. armbestuur ten onrechte zoude zijn geplaatst op de lijst der in deze gemeente aanwezige instellingen van weldadigheid bedoeld onder lilt. a van art. 2 der wet lot regeling van het armbestuur en de gemeente raad zich alzoo van eene inmenging in de regeling van dat bestuur be hoorde te onthouden. In de zitting van 13 December 1877 werd een voorstel om ter zake oen onderzoek te doen instellenverworpen en werd tol eene benoeming van eenen Regent overgegaan, terwijl omtrent het in de zitting van 30 December 1878 ingekomen schrijven van het R. K. parochiaal armbe stuur werd overgegaan tot de orde van den dag en wederom in bestaande vacatures van hel R. K. Armbestuur voorzien. Dal armbestuur is namelijk na de in werkinglreding der armenwet gerangschikt onder de instellingen bedoeld onder lilt. a van art. 2 der wel, omdat het geheel in de termen viel van de omschrijving daarin vermeld, als zijnde eene gemeente-instelling, door de burgerlijke over heid geregeld en van harentwege bestuurd, en in dezen toestand kan uit den aard der zaak geene verandering worden gebracht. Thans heeft het R. K. parochiaal armbestuur, zooals aan Uwe Ver gadering is medegedeeld, zich nogmaals tot den gemeenteraad gewend en in het hierbij overgelegd schrijven wederom beweerd, dat de boven bedoelde rangschikking onjuist was en in de tweede plaats verzocht dal het R. K. armbestuur van de lijst der instellingen van weldadigheid worde verwijderd, op grond dat het doel van dat armbestuur, ten ge volge van het optreden van het parochiaal armbestuur, zoude zijn ver vallen. Wat hel eerste punt betreftde beweerde onjuiste rangschik king op de lijst, vermeenen wij ons van nadere beschouwingen te kunnen onthouden, nu de gemeenteraad reeds tweemalen daaromtrent zijne zienswijze heeft kenbaar gemaakt en zelfs een nader onderzoek heeft overbodig geacht. Met het tweede gedeelte van het verzoek schijnt het parochiaal armbestuur het oog te hebben op art. 9 der armenwet, bepalende dat, zoo het doel eener instelling van weldadigheid is ver vallen, hel gebruik barer bezittingen en inkomsten tol eene andere, aan de laatst bekende zoo nabij mogelijk komende, bestemming wordt geregeld, ten aanzien van gemeente-instellingen (ait. 2a) door den Ge meenteraad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Het zal even wel voorzeker geen betoog behoeven dal er van het vervallen zijn van hel doel van hel R. K. armbestuur geen sprake kan zijn. Integendeel dat bestuur gaat, evenals vroeger, op de meest ijverige en getrouwe wijze voort met de verzorging der armen en zulks overeenkomstig de voor dal armbestuur van ouds beslaande voorschriften en reglementen. wy stellen Uwe Vergadering alzoo vooraan het R. K. parochiaal armbestuur te kennen te geven, dat er geen termen bestaan om aan zijn verzoek te voldoen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Het Roomsch Katholiek parochiaal armbestuur van Leiden. Dat er in Leiden op dit oogenblik bestaan twee armen-inrichtingen beide bestemd om onderstand te verleenen aan R. K. armen. Dal de eerste is hel R. K. armbestuur, sedert vele jaren bestaande, en bekend als eene gemeente-instelling, ten minste gerangschikt onder art. 2 litt. a der wet lol, regeling van het armbestuur van 28 Juni 1854 Slaalsbl. n®. 100. gewijzigd bij de wet van 1 Juni 1870 Staatsbl. n®. 85. Dat volgens adressanten deze rangschikking is geweest onjuist, im mers de armen-inrichting dient lot het geven van onderstand aan de armen van eene bepaalde kerk, en de inmenging van het burgerlijk be stuur bestaat alleen daarin dat het gemeentebestuur van Leiden benoemt de bestuurders van hel R. K. armbestuur, en dit laatste zijne begroo ting onderwerpt aan de goedkeuring van den gemeenteraad en daarvan rekening en verantwoording doel, welk gemeentebestuur de beslissing heeft over de goedkeuring der rekening. Het bestuur zelve echter ge schiedt alleen door de regenten van het armbestuur onafhankelijk van den gemeenteraad, en onderstand wordt alleen verstrekt aan R. K. armen. Dat de tweede armen-inrichting lot ondersteuning van R. K. armen te Leiden is het R. K. parochiaal armbestuur. Dit is opgericht in 1876, en van de oprichting is aan het bestuur dezer gemeente kennis gegeven bij missive van 17 October 1876. Dit armbestuur is eene zuiver kerke lijke inrichting van weldadigheid en als zoodanig gerangschikt onder art. 2 litt. b der armenwet. Dat het onderscheid in werkkring lusschen deze beide inrichtingen hierin bestaat dat het R.K. parochiaal armbestuur omvat grooler gebied immers het ondersteunt al de R. K. armen die zich bevinden niet alleen in de gemeente Leiden, maar in de parochie Leiden, die zich veel ver der uitstrekt dan de grenzen der gemeente. Het doel van de oprichting van een R.K. parochiaal armbestuur voor Leiden was dan ook juist om te kunnen voorzien in het onderhoud van die R.K. armen, die kerkelijk behooren tol Leiden, maar gemeentelijk niet. Dat, nu sedert het R. K. parochiaal armbestuur beslaat, het doel van hel R. K. armbestuur is vervallen. Immers in de ondersleuning der R. K. armen wordt voorzien door het R. K. parochiaal armbestuur en andere armen worden door het R. K. armbestuur niet ondersteund. Dat dit laatste dan ook nu alle reden van daarzijn heeft verloren en uithoofde daarvan niet meer kan gezegd worden te zijn eene instel ling van weldadigheid. Redenen waarom adressanten verzoeken dal de gemeenteraad van Lei den verklare dal het R. K. armbestuur van Leiden niet meer uitmaakt eene instelling van weldadigheid, en het als zoodanig verwijdere van de lijst van instellingen van weldadigheidopgemaakt overeenkomstig art. 3 der armenwet. Hetwelk doende enz. Leiden, 7 October 1879. F. Welters, Past. Bisschoppelijk Commissaris bij het paroch. armbestuur. H. L. Van Campen, Voorzitter. L Hesselink. P. Van Cranenburch, Thésaurier. J. J. Van der Voorden. B. H. J. Schmier, Secretaris. N®. 38©. Leiden, 18 December 1879. Ter benoeming van een hulponderwijzer aan de openbare jongensschool le klasse, hebben wij in overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den districtsschoolopziener opgemaakt de navolgende voordracht, als: 1°. Herman van Maanen, hulponderwijzer te Wageningen, 2°. Willem Hendrik Hasselbach en 3°. Cornelis Gerardus Kaakebeenlaatstgenoemden werkzaam aan openbare scholen binnen deze gemeente. Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken lot eene benoe ming te willen overgaan, onder mededeeling dat aan die betrekking eene jaarwedde van f550 is verbonden, vermeerderd met f50 voor hel bezit van de akte voor de Fransche taal en ƒ50 voor dat van de hoofd onderwijzers akte. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 381. Leiden, 18 December 1879. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den in hare handen geslelden staat van af- en overschrijving op de begrooling voor het loopende jaarstrekkende tot verhooging van den post «Pensi oenen, lijfrenten en wachtgelden" met een bedrag van 947, te vinden door afschryving van den post «Onvoorziene uilgaven", en zulks tenge volge van het verleenen van pensioen aan F. Van Stralen, eervol ont slagen werkman aan de stedelijke gasfabriek, J. Laterveer en J. Brakel, eervol ontslagen agenten van politie 1ste en 2de klasse. Zij meent derhalve Uwe Vergadering in overweging le mogen geven dien staat vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. Ing. stukken 1879.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 3