N°. Ï5I. Leiden, 10 Juli 1879.
In overleg mol do betrokken autoriteiten hebben wij de eer Uwe Ver
gadering voor te stellen Mej. YV. 11. Do Visser, hulponderwijzeres aan
de school n°. 1 voor onvermogendenover te plaatsen naar de meisjes
school 2de klasse, en zulks op cenc jaarwedde van 550 en ƒ50 voor
het geven van onderwijs in de Fransche taal.
De vacature aan laatstgenoemde school is ontstaan tengevolge van het
eervol ontslag verleend aan Mej. Timmer.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N*. 152. Leiden, 28 Juni 1879.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeento Leiden.
De onlangs door den Raad der Gemeente vastgestelde verordening
regelende de bezoldigingen van do leeraren aan hel gereorganiseerde
gymnasium, brengt mede dat ook de jaarwedden van de leeraren tier
hoogero burgerschool worden herzien en in verband gebracht met do
tractemcnten van de leeraren aan het gymnasium.
Wij hebben daarom do eer U hierbij ecne concept-verordening aan te
bieden, regelende de jaarwedden der leeraren verbonden aan do gemeente
inrichtingen van middelbaar onderwijs.
Wij mecnen met de volgende toelichting te kunnen volstaan j nood
zakelijkheid van den maatregel zal toch geen betoog behoeven.
Voor do leeraren sub b en h zijn alleen de jaarwedden uitgetrokken
die zij als leeraren van de hoogere burgerschool zullen genietent Het
spreekt van zeil' dat bij het vaststellen er van acht geslagen is op hunne
bezoldigingen als leeraren van het gymnasium.
Voor den leeraar in de Nederlandschc taal, dio door de vastgestelde
reorganisatie van het gymnasium, zijne lesuren aanmerkelijk ziet inge
krompen, daar hij alleen aan de hoogere burgerschool verbonden zal
blijven, meenen wij, om die reden, gccnc verhooging van bezoldiging
te kunnen voorstellen.
Had ile tegenwoordige zeer verdienstelijke titularis voor de geschiedenis
de bevoegdheid de aardrijkskunde te onderwijzen, dan nog zou het
onderwijs in het laatstgenoemde vak hem niet kunnen worden opgedragen
omdat hij dan met een veel te groot aantal uren belast zou worden.
Men zal dus voor do aardrijkskunde een afzonderlijken leeraar moeten
benoemen en wel op eenc jaarwedde van 2000, niet omdat do lesuren
van dezen leeraar zoo talrijk zullen zijn, het tegendeel is juist het
geval, maar omdat men anders geen geschikt persoon voor ilozc betrek
king zal kunnen vinden. Bovendien zal het geringe aantal lesuren voor
dezen docent hoogst waarschijnlijk slechts lijdelijk zijn, daar toch de
oprichting cener hoogere burgerschool voor meisjes mag worden te gemoct
gezien en men alsdan ook over dezen leeraar voor het onderwijs aan
de nieuwe inrichting zal kunnen beschikken.
In artikel 2 stelden wij voor den leeraar in de natuurlijke historie
geene verhooging voor, omdat dit reeds bij de verordening op de jaar
wedden van do leeraren aan het gymuisiitm geregeld is.
Wij meenden dat het nuttig kondc zijn dat in deze verordening werd
uitgedrukt dat de leeraren verplicht zijn om zoowel aan de bestaande
als aan de op to richten gemeente-instellingen van middolbaar onderwijs
les te geven, ten einde alle moeilijkheden te voorkomen, die zich zouden
kunnen voordoen hij do regeling van het op de hoogere burgerschool
te geven onderwijs.
Nu de tractemcnten der leeraren op eeno voldoende hoogte zullen
worden gebracht, kan, zonder dat wij er iels tot aanbeveling aan toe
voegen, tegen do door ons voorgestelde bepaling in artikel 7 wel geen
bezwaar beslaan.
De vastgestelde reorganisatie van het gymnasium maakt het noodig
dat deze verordening reeds op I September e k. in werking trede.
De heeren Woliers en Holwerda worden alsdan toch als docenten aan
hel gymnasium ontslagen en verliezen daardoor ieder cenc bezoldiging
van 550, zoodat zij van I September 1879 lot I Januari 1880sleeiits
op een tractement, de eerste van 1050, de laatste van f 1050 als
leeraar aan de hoogere burgerschool aanspraak zouden kunnen maken,
daarenboven zouden de heeren Campert en Hoek de tenige docenten aan
hel gymnasium zijndie met 1 September niet in het volle genot hunner
jaarwedden zouden treden.
Eindelijk dringen wij hij Umet het oog op de voorziening in do
betrekking van een leeraar in de Engelsche laai- en letterkunde waarvoor
zich lol nu toe geen sollicitant heeft aangemeld, op cenc spoedige be
handeling aan.
De Commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs,
J. E. Goudsmit loco-Voorzitter.
N. L. J. Van Buttingiia Wichebs, Secretaiis
CONCEPT-VERORDENING, regelende bet getal der leeraren ver
bonden aan de gemeente-instellingen van middelbaar onderwijs
te Leiden en bet bedrag hunner jaarwedden.
Artikel 1. De jaarwedden der leeraren verbonden aan de gemeente-
inrichtingen van middelbaar onderwijs worden vastgesteld als volgt.-
a. voor den directeur der hoogere burgerschool voor jongens, op f 3400
b. voor den leeraar in de physica ,óp 1900
c. voor twee leeraren in do wiskunde, voor ieder op 2000
d. voor den leeraar in de Ncderlandsche taal-en letterkunde, op 1000
e. voor den leeraar in de geschiedenisop 2000
f. voor den leeraar in de aardrijkskundeop2000
g. voor drie leeraren in de Fransche-, de Hoogduilsche- en de
Engelsche taal- en letterkunde, voor ieder op1800
h. voor den leeraar in de natuurlijke historie, op 1100
i. voor den leeraar in de staatswetenschappen, op 1000
k. voor den leeraar in het boekhouden, op300
I. voor den leeraar in hel schoonschrijven, op100
m. voor den leeraar in het rechtlijnig tcckenen, op 500
5
Artikel- 2. De onder a tot en met i vermelde leeraren genieten
tweemaal ecne verhooging van jaarwedde die telkens bedraagt, 200
voor de onder a lot en met g genoemde leeraren en f 100 voor den
onder i vermelden.
Do eerste verhooging gaal in, voor den directeur: op den dag, waarop
hij in dien rang drie jaren, hetzij elders, hetzij te Leiden, werkzaam
is geweest; voor de overige leeraren: op den dag, waarop zij een drie
jarigen diensttijd aan cenc hoogero burgerschool met vijfjarigen cursus
of aan een gymnasium volbracht hebben.
De tweede verhooging gaat in, voor den directeur: op den dag,
waarop hij in dien rang zes jaren, hetzij elders, hetzij te Leiden, is
werkzaam geweest; voor do overige leeraren: op den dag, waarop zij
een zesjarigen diensttijd aan ecne hoogere burgerschool met vijfjarigen
cursus, of aan een gymnasium volbracht hebben.
Artikel 3. Aan de leeraren kan het geven van onderwijs worden op-
godragen, zoowel aan do bestaande als aan de op te richten pomeciiie-
instellingen van middelbaar onderwijs.
Do leeraren onder 1 en i vermeld, kunnen tevens mot het geven van
onderwijs aan het gymnasium worden belast.
Artikel 4. Zoodra bel aantal lesuren voor een leeraar boven 24 uren
per week geklommen is, geniet hij voor elk uur boven 24 uren eene
toelage van f 100 'sjaars.
Artikel 5. De Gemeenteraad behoudt zich de bevoegdheid voor, om
in buitengewone gevallen de jaarwedden, in artikel 1 vermeld, te ver-
hoogon en de in artikel 2 bedoelde periodieke verhoogingen ook toe te
kennen, voordat de drie- of zesjarige diensttijd is volbracht.
Artikel 6. Hel is aan de leerarenonder a tot en met i vermeld
niet veroorloofd, buiten toeslemming van don gemeenteraad, eenige
bezoldigde betrekking, huilen de in artikel 3 genoemde, waar te nemen.
Artikel 7. De bezoldigingen van de onderwijzers in bet liundleekenen
en in de gymnastiek worden afzonderlijk geregeld.
Artikel 8, Deze verordening is toepasselijk op de leeraren, die thans
in functie zjjn.
Artikel 9. Dc verordening treedt in werking den lslen September
1870terwijl de verordening van 24 Februari 1876 alsdan wordt
ingetrokken.
Leiden, 10 Juli 1879,
Onder terugzending der bijlagen van uwe brieven van 5 en 7 Juli jl
nos. 573 en 578, heb ik de eer de volgende bedenkingen legen de
concept-verordening regelende het getal der leeraren aan de hoogere bur
gerschool en het bedrag hunner jaarweddenaan uw oordeel te onder
werpen,
Do jaarwedde vpn don leeraar in physica. onder b, wordt op f 1900
gesteld; men bedoelt daarmede zeker een leeraar in natuurkunde, mecha
nica en kosmographie. In art. 3 leest men, dat deze leeraar inet liet
geven van onderwijs aan het gymnasium ban belast worden. De be
doeling is zeker: «tegen do bij de verordening voor bet gymnasium
vastgestelde bezoldiging van ƒ500 voor één of meer leeraren in natuur
kunde en scheikunde". Maar dit behoort m. i. niet facultatief gelaten
te worden; beide betrekkingen moeten voor goed vereenigd worden,
zoodat de leeraar zeker is van de jaarwedde van ƒ2400 en de mogelijk
heid niet bestaat om voor h der verordening van het gymnasium een
anderen leeraar te benoemen dan dien onder b der verordening voor de
hoogere burgerschool. Geschiedde dit laatste, dan zou de jaarwedde
van f 1900 la laag zijnvooral in vergelijking met de jaarwedden der
leeraren in wiskundo. Eenc gelijke opmerking geldt voor den leeraar
in natuurlijke Iiislorie onder b (in art. 3 is zeker abusievelijk sprake
van den leeraar onder ook deze betrekkingen behooren vereenigd te
blijven. Ik acht liet dus hater alinea 2 van art. 3 aldus te lezen:
»De leeraren onder b en h zijn tevens leeraren aan liet gymnasium
onder genot der jaarweddenvermeld onder b en g van de verordening
voor bel onderwijzend personeel dier inrichting."
Alleen dan, wanneer deze redactie wordt aangenomen, laten zich de
jaarwedden van /I900 en ƒ1100 rechtvaardigen.
Do beschouwingen over de laak der leeraren in Nodorlandschge
schiedenis en aardrijkskunde komen mij niet zeer gegrond voor. Voor
eerst is het niet juist, dal de tegenwoordige leeraar in geschiedenis geen
bevoegdheid voor aardrijkskunde zon hebben; niet alleen beeft hij die.
maar te Schiedam heeft bij altijd daarin onderwijs gegeven. In nor
malen toestand, dien men mag onderstellen bij splitsing der drie laagste
klassen in parallel afdeelingenzal de leeraar in geschiedenis, volgens
ren normaal-programma22 of 23 lesuren per week hebbenvoor het
thans te Leiden geldige, dat in de 5de klasse slechts één uur per week
voor geschiedenis bestemt, 21 uur. De Commissie wijst terecht op bet
onmogelijke om hem nog met een ander vak te belasten. Vooraardrijks
kunde bestemt het Leidsche programma slechts 7 uren, of bij splitsing
van 3 klassen, 12 uur 's weeks; dit getal is zeker gering, maar dit
komt alleen, omdat dit vak op bet programma zoo karig is bedeeld,
llij alle andere hoogere burgerscholen is dit getal aanzienlijker; bij een
normaal-programma kan men het gerust op 11 of 12 en dus bij drie
gesplitste klassen op 17 of 19 uur stellen. Er kan dus bezwaarlijk
sprake van zijn dezen leeraar levens met het onderwijs in de aardrijks
kunde aan de meisjesschool te belastentenzij men ook daar dit vak niet tot
zijn recht late komen, afgezien nog van bet minder doelmatige om aari
die inrichting voor dat vak een leeraar aan le stellen, zooals ik elders
bob getracht aan te toonen. Deze combinatie wordt trouwens alleen in
de toelichting ter sprake gebracht om de jaarwedde van ƒ2000 te recht
vaardigen. Ik heb legen deze bezoldiging op zich zelf geen bedenking,
al heeft de leeraar ook wat minder lesuren dan die in geschiedenis; maar
waarom stelt incn dan de jaarwedde van don leeraar in Nederlandsch
op wien het 1» lid van art. 3 evenzeer van toepassing is, op 1000,
hoewel deze volgens liet Leidsche programma, bij drie gesplitste klassen,
18, bij twee 10 uur zal hébben? En dat terwijl de jaarwedden der
leeraren in vreemde talen op f 1S00 bepaald zijn? Hel getal uren is,
althans binnen zekere grenzen, geen geschikt kritcrium voor de bezoldi
ging, te minder daar- het afhankelijk is van het programma, dat telken
IXO. STUKKEN !879.