52 leeraren van het gymnasium hebben wij gemeend een 4-jarigen termijn te moeten voorstellen, doch Uwe Vergadering heeft in anderen zin beslist. Nu evenwel uit het overgelegd rapport blijkt dat ook de Inspecteur den termijn van 4 jaren voor deze inrichting voldoende acht, vinden wij temeer termen oiri bij onze onlangs verdedigde zienswijze te vol harden en wij blijven van oordeel dat eene verkorting van deniermijn, die nog slechts eenige jaren geleden na rijp beraad ten aanzien van de hoogere burgerschool voor jongens is vastgesteld, eene vermeerdering van uitgaven teweegbrengt, die niet dringend noodzakelijk is en in het belang van de instelling niet wordt gevorderd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N*. 146. Leiden, 7 Juni 1879. Onder referte naar bijgaand rapport der Commissie van Fabricage ge ven wij U in overweging om afwijzend te beschikken op het hierbij overgelegd verzoek van W. L. Leget, betrekkelijk de aanplemping van een gedeelte van het Galgewater. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Willem Lodewijk Leget, timmerman, wonende te Leiden, lloogewoerd N°. 167, dat hij door aan koop eigenaar geworden zijnde van een perceel open grond onder de gemeente Oegstgeest, Sectie E, n*. 1073, daarop een woonhuis wenscht te bouwenen ten behoeve van dien bouw UEd. Achtb. eerbiedig ver gunning verzoekt om een hoekje water te mogen aanplempen, hetwelk op nevensgaande schels met een roode lijn is aangegeven; en zulks ten einde den voorgevel van het te stichten huis in dezelfde richting te kun nen brengen van het daarnaast slaande; dat door het Hoogheemraadschap Rijnland bereids tot die handeling vergunning is verleend, blijkens beschikking dd. 31 Mei II., n». 16/688, welke hiernevens wordt overgelegd; redenen waarom hy UEd. Achtb. verzoekt hem lol de bedoelde aan plemping mede vergunning te verlcenen. Leiden, 7 Juni 1879. 't Welk doende enz., Van UEd. Achtb. de Uw. Dienaar, W. L. Leget. Leiden, 2 Juli 1879. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. L. Leget te berichten, dat hoewel bij IIH. Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland geen bezwaar bestond, om vergunning te verleenen, tot hel aanplempen van eene kleine oppervlakte van het Galgewater, bestemd ter verkrijging van de noodige ruimte voor het bouwen van een huis op een gedeelte van liet perceel, bij het kadaster der gemeente Oegstgeest bekend onder Sectie E, n°. 1073, omdat daardoor de geregelde afvoer van bel water geen hinder zou lijden, toch de gemeenschap vau het Galgcwaler met de vaart naar de Singelslool daardoor zeer zou worden belemmerd en de vaart met schuiten en pramen van en naar de Militaire gevangenis en naar de teellanden, aan de andere zijde van den Morsch- weg, verhinderd worden. De doorvaart naar het nabij gelegen brugje is nu slechts mogelyk, met vaartuigen van geen meerdere lengte dan een gewone praam en dan nog met moeite en inspanning; wanneer de gevraagde aanplemping werd toegestaan zou de gelegenheid lot draaien of wenden met vaartuigen, van twee meiers lengte, benomen worden. De Commissie acht zich daardoor verplicht te raden het daartoe be trekkelijk verzoek af te wijzen. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N\ 14*. Leiden, 7 Juli 1879. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een voorstel van de Commissie van Fabricage, betrekking hebbende tot de verbetering van hel raamland builen de Ulrechtsche brug, onder de gemeente Zoeterwoude, door een gedeelte ter grootte van 2.72.50 hec taren in den gecombineerden Rodenburger en Cronensteinschen polder op te nemen, waarvan de kosten zijn geraamd op ongeveer 1800, te brengen op de begrooting voor hel volgend jaar. Met de Commissie zijn wij overtuigd dal de totstandkoming van het plan werkelijk in hel belang is van de gemeente en wij stellen U dan ook voor overeenkomstig de conclusie van hel rapport te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 2 Juli 1879 Nadat in de Raadszitting van 30 December a°. p°. de missive van de firma's J. C. Zaalberg (6 Zn. en Gebrs. Van Wijk dj C°. van den 20sten te voren was medegedeeld, waarin werd te kennen gegeven, dat zij de huur van het raamland' gelegen onder de gemeente Zoeterwoude, tegen den door den Raad vastgestelden huurprijs van 1450 'sjaars, niet konden aanvaarden, en dierhalve die gronden als weiland verpacht zouden moeten worden, heeft de Commissie van Fabricage onmiddellijk de noo dige maatregelen ontworpen om ze in een beleren toestand te brengen. De wijze waarop dit, naar haar inzien, zoude moeten geschieden, wordt hieronder nader uiteengezet. Ofschoon later de firma Gebrs. Van Wijk C°. voor zich zelve op haar schrijven van 20 December hierboven bedoeld is teruggekomen, en de Raad in zijne zitting van 24 April jl.het raamland aan die firma in huur heeft afgestaan op dezelfde voorwaarden waaronder het vroeger was verhuurd, heeft de Commissie van Fabricage toch gemeend, hare plannen tot verbetering van dien grond verder te moeten uitwerken en aan Uw oordeel te onderwerpen en wel om de volgende redenen. In de zitting van 12 December a°. p0., werd door den Raad besloten, den huurprijs op 1450 te brengen. Over de vraag of deze overeen kwam met de werkelijke waarde van den grondwaren echter de ge voelens zeer verdeeld en een amendement van den heer Driessen, om de vorige pachtsom van ƒ1000 te handhaven, werd met de meerderheid van slechts ééne slem verworpen. Tot dit resultaat heeft zeker niet weinig bijgedragen, dal de huurprijs der raamlanden builen de Warmonderbrug, evenals die buiten de Ulrechtsche brug, op ƒ200 per hectare was gesteld en toen reeds bekend was, dat de huurders der eerstgenoemde legen dien prijs geen bezwaar hadden. Intusschen werd o. a. bedenkingen tegen het voorstel ingebracht, ook door den heer Cock aangevoerd dat de waarde der beide perceelen niet gelijk stond en werd er door dien geachlen spreker op gewezen, dat het eene polder- hel andere boezemland en dientengevolge van minder goede kwaliteit was. Gedeeltelijk is inderdaad daardoor het raamland onder Zoeterwoude minder deugdzaam en zoowel in het belang der firma die het heeft gehuurdals om te gemoet te komen aan de bezwaren van de groote minderheid, die den huurprijs te hoog achtte, geven wij U thans in overweging aan den Raad voor te stellen, maatregelen te nemen om hel raamland, voor zoover dit noodig is, te verbeteren. Hoewel de kosten vrij aanzienlijk zijn, hebben wij echter gemeend ons daardoor niet van ons voornemen te moeten laten weerhouden, vooral ook met hel oog op de toekomst, daar het misschien niet tot de onmogelijkheden zoude kunnen behooren, dat de tegenwoordige huurders, hetzij door aankoop van andere gronden, hetzij door verandering in de wijze van bewerking van hun fabriekaat of wel om andere redenenbij het eindigen van den huurtijd, van de verdere huur zouden kunnen afzien. Het geldt hier toch eene verbetering van aan de gemeente be- hoorende landerijen en bij de beoordeeling der vraag of de uitgaaf in behoorlijke verhouding staat tot het te verkrijgen voordeelzal men meer moeten letten op de renten van hel ter verbetering aangewende kapitaal, dan op dit laatste zelf. Wanneer de gezamenlijke uilgaven op dt ƒ1800 worden gesteld dan zal de opoffering, welke de gemeente zich voor het doel getroost, met inbegrip van hel te betalen bundergeld, het bedrag van ƒ100 'sjaars nog niet ten volle bereiken. Het behoeft geen beloog dat deze opoffering ruim wordt opgewogen door de ver betering der bedoelde landerijen, dat bij de huurders, in verhoogde opbrengst van het grasgewas ten goede zal komen en tegelijkertijd daar door eene tegemoetkoming zal zijn voor de aanzienlijke' minderheid welke zich tegen de verhooging van den huurprijs tot het tegenwoor dige bedrag verklaard heeft. De verbetering betreft meer in het bijzonder het achterste of zuide lijkste gedeelte van het raamland, dat in sommige gedeelten des jaars, drassig en onbruikbaar is. Volgens een daartoe ontworpen plan zou het raadzaam zijn dat gedeelte aan den nabijgelegen Rodenburgerpolder te verbinden door de uitmondingen der slooten in hel buitenwater te dichten of af te sluiten en een nieuwe tochtsloot van 170 meters lengte te graven waarin de aanwezige slooten uilstooten, alsmede een dijkje te leggen zoover de inpoldering plaats heeft langs het buitenwater en daarin een ijzeren koker van 30 centimeters middellijn, doorgaande tot in de Pol dersloot, ter lengte van 17j' meters te leggen, met beschoeiing aan beide zijden. De waterstand der slooten van het raamland zal hierdoor met dien van den Poldersloot gelijk worden gemiddeld 1.20 meter beneden A. P., terwijl de inpoldering slechts ongeveer de halve oppervlakte van het raamland betreft, vermits voor de andere helft daaraan geen behoefte bestaat. De kosten dezer werken worden op f 1600 geraamd. Volgens de hierbij overgelegde missive van het Bestuur van den ge- combineerden Rodenburger-Cronesteynschen polder, van den 2den dezer maand, bestaat tegen dat plan geen bezwaar, het stelt alleen enkele, onzes inziens, zeer billijke voorwaarden. Op grond van het voorafgaande heeft de Commissie van Fabricage de eer, onder overlegging van de daartoe betrekkelijke leekeningen U in overweging te geven den Gemeenteraad voor te stellen: 1° om eene som van 1800 lot verbetering der raamlanden, onder Zoeterwoude, te bestemmen en die som op de begrooling voor het jaar 1880 uit te trekken; 2" om met het Bestuur van genoemden polder eene overeenkomst te sluiten, waarbij de inpoldering wordt vergund, onder de volgende voor waarden a. dal de kosten van het werk en het onderhoud zijn en blijven ten laste der gemeente Leiden; b. dat eene som van ƒ200 wordt betaald aan het Bestuur van den polder waardoor Leiden wordt ingeland van den polder en medeeigenaar van den molen enz.; c. dat naar het aantal bunders, Leiden gelijk de overige landerijen wordt aangeslagen in de jaarlyksche kosten van den polder; d. dat de kade moet hebben en houden eene hoogte van twaalf cen timeters boven het gestelde peil en aan de jaarlijksche schouw wordt onderworpen e. dal de kosten der grensverandering; voor hel bijwerken van het kadastraal gaarderboek en voor de te sluiten overeenkomst ten laste der gemeente Leiden komen. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N". 148. Leiden, 7 Juli 1879. Tegen eene inwilliging van het verzoek van de firma W. Hoogenstraaten C., om rails te leggen van hare fabriek in de Kerksteeg naar den wal aan het Sleenschuur, bestaat bij ons college geen beswaar, zoodat wij U in overweging geven de gevraagde vergunning onder de in het rapport der Commissie vermelde voorwaarden tol wederopzeggens te ver leenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2