5
1
I40. Leiden, 4 Juli 1879.
Na overleg met de Commissie van Fabricage beslaat er bij ons geen
bezwaar legen de inwilliging van nevensgaand verzoek van den directeur
der Leidsche Melkinrichting, zoodat wij in overweging geven met
wijziging van het besluit van 19 Juni jl. vergunning te verleenen tot
het innemen van tien centiaren van het Plantsoen onder de vastgestelde
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Edel Achtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Jan
Rinkes Borger, directeur van de Leidsche Melkinrichting;
dat hij mei genoegen kennis heeft genomen van 's Raads besluit,
waarbij hem vergunning wordt verleend op het Plantsoen eene kiosk te
laatsen tot den verkoop Van melk, en dat hij den Raad voor deze
eslissing dankt;
dat de ruimte hem voor de bedoelde kiosk toegestaan alleszins vol-
doende is voor zoover betreft de breedte;
dat echter, zal de kiosk aan het voorgestelde doel beantwoorden, de
aangewezen ruimte niet voldoende is, wat betreft de lengte,
en dat hij daarom IJEAchlbaren vergunning verzocht de te maken kiosk
twee meter aan de achterzijde naar den kant van den singel te mogen
verlengen.
'tWelk doende enz.,
Namens de Leidsche Melkinrichting,
J. Rinkes Borcer, Directeur.
N°. 141. Leiden, 30 Juni 1879.
Ter vervulling van de vacature in ons college, ontslaan tengevolge
van het eervol ontslag in Uwe Vergadering van den I9den Juni II. ver
leend aan den heer Mr. M. d'Auinerie, hebben wij de eer UWEA. bij
deze aan te bieden de volgende voordracht: 1® de heer G. F. Alschc en
2° de heer Mr. I. Bredius, beiden wonende alhier.
Regenten van het Geref. Minne- of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis,
H. Obreen, Voorzitter.
Aan den Raad der gemeente Leiden. J. J. Hubrecht wd. Secretaris.
N°. 143. Leiden, 30 Juni 1879.
Naar aanleiding van art. 3 van hel reglement van beheer, hebben wij
de eer U de volgende dubbeltallen voor te dragen, ter vervanging van
de leden van ons Bestuur builen den Gemeenteraad, die den lslen Juli
moeten aftreden, zijnde de heeren D. A. Schretlen, M. P. J. Van Wensen
en C. J. Leembruggen, die weder op nieuw benoembaar zijn: 1°de heer
D. A. Schretlen en de heer A. W. Sijthoff, 2° de heer H. P. J. Van
Wensen en de heer T. W. Van Hartrop en 3° de heer C. J. Leembruggen
en de heer Mr. J. A. F. Coebergh.
Bestuurderen van het Werkhuis,
J. Van Heokelo* Jr. Voorzitter.
Aan den Gemeenteraad van Leiden. II. C. Juta, Secretaris!
N°. 143. Leiden, 28 Juni 1879.
Ingevolge art. 2 van de verordeninghoudende reglement voor de
Bank van Leening (Gem.blad n». 9 van 1877) hebben wij de eer aan
Uwe Vergadering hiernevens aan te bieden eene alphabetisch gestelde
voordracht voor de benoeming van een Commissaris der Bank, ter ver
vulling van eene vacature tengevolge van de periodieke aftreding van den
heer Mr. C. Cock, als: Mr. C. Cock, Mr. L. D. Suringar en J. C. Van
der Zweep.
Krachtens het aangehaald artikel is de aftredende Commissaris dadelijk
herkiesbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N". 144. Leiden, 4 Juli 1879.
Blijkens nevensgaande adviezen van de Plaatselijke Schoolcommissie
en den districtsschoolopziener beslaan er gewichtige bezwaren tegen eene
verlenging van de groote vacantie aan de meisjesschool der 1ste klasse,
welke door het onderwijzend personeel aan de hoogste klassen dier
school bij het aan Uwe Vergadering in de zitting van 19 Juni jl. mede
gedeeld adres is aangevraagd.
Naar het ons voorkomt zijn de aangevoerde bezwaren van dien aard
dat eene inwilliging van het verzoek den gcregelden gang van zaken op
de school zoude benadeelen, zoodat wij ons verplicht achten Uwe Ver
gadering in overweging te geven om alwyzend op het verzoek te be-
heschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 3 Juli 1879.
Onder terugzending van het request der docenten aart de hoogste
klassen der meisjesschool 1ste klasse, in onze handen gesteld ten fine
van bericht en raad bij Uwe aposlille van 24 Juni 11., hebben wij de
eer te berichtendal wij ons met de strekking van het request vol
komen kunnen vereenigen, evenals dit in vorige jaren het geval was
met een verzoekschrift van gelijke strekking, door de hoofdonderwijzeres
der meisjesschool 1ste klasse aan Uw College ingezonden.
Wij erkennen, dal zoowel voor de docenten als voor de leerlingen
der 4 hoogste klassen van die school eene zomervacantie van 6 weken
zeer wenschelijk zoude zijn. Voor de 6 laagste klassen echter is eene
langere vacantie dan 4 weken noch gewenschl noch noodzakelijk.
Kon nu een middel gevonden worden om aan den wensch der do
centen te voldoen en den nieuwen cursus voor de 4 hoogste klassen
een paar weken later te doen aanvangen dan voor de laagste klassen,
dan zouden wij die regeling krachtig wenschen te ondersteunen.
Evenals in vorige jaren sluit echter eene dergelijke regeling af op
practische bezwarenwelke ons bij een ook thans weder ingesteld onder
zoek onoverkomelijk gebleken zijn.
Wij achten ons daarom tol ons leedwezen niet in staat op het in
onze handen gesteld request gunstig te adviseeren.
De Plaatselijke Schoolcommissie alhier,
F. Was, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders alhier.
Leiden, 3 Juli 1879.
In antwoord op Uwe zoo even ontvangen missive en onder terugzen
ding der beide daarbij gevoegde bijlagen, heb ik de eer U mede te deelen,
dal ik mij volkomen vereenig met het advies door de Plaatselijke School
commissie gegeven in zake het adres van de docenten aan de hoogste
klassen der meisjesschool le klasse, houdende verzoek om verlenging
der groote vacantie. Persoonlijk heb ik mij overtuigd, dat dit verzoek
niet zou kunnen worden ingewilligd dan ten koste van de goede ver
standhouding tusschen adressanten en hel overige onderwijzend personeel
aan dezelfde school.
De Schoolopziener in het 3de district van Zuid-Holland,
W. J. Van Gorkom.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden.
N®. 145. Leiden, 4 Juni 1879.
Met aandacht hebben wij overwogen de aan Uwe Vergadering inge
diende voordracht tot oprichting van eene hoogere burgerschool voor
meisjes met 5-jarigen cursus en met belangstelling hebben wij van
de betrekkelijke stukken kennis genomen. Wij zijn met de school-
autorileiten en Burg. en Welh. van oordeel dat aan zoodanige inrich
ting hier ter stede inderdaad behoefte bestaat en dat, wanneer althans
een Rijkssubsidie evenals in andere gemeenten is geschied wordt toe
gekend, de meerdere uitgaven aan de oprichting van eene hoogere bur
gerschool voor meisjes verbondenalleszins zijn gewettigd. Onze Com
missie heeft dan ook uit een financieel oogpunt geen reden gevonden u
de aanneming van hel voorstel te ontraden.
Blijkens het rapport van Burg. en Weth. wordt de vermeerdering van
uitgaven, in aanmerking genomen een Rijkssubsidie, de opbrengst der
schoolgelden en de vermindering der kosten voor'de meisjesschool 1 ste
klasse, geraamd op 5700 per jaar. Neemt men aan dat de schoolbouw
eene geldleening van 70 a f 80000 tegen 4' percent rente en 2\ per
cent aflossing zal vorderen, dan worden de uitgaven met ongeveer
f5300 verhoogd, uitmakende alzoo een bedrag van 11000 per jaar.
Wij meenen dat de financieele toestand eene dergelijke vermeerdering
van uilgaven toelaat, vooral wanneer men in aanmerking neemt dat
hoogstwaarschijnlijk de rentegarantie die de gemeente ten behoeve van
de duinwaterleiding heeft op zieh genomensuccessievelijk eene ver
mindering van den betrekkelijken post op de begrooting zal toelaten en
dat, gelijk is te verwachten, met het oog op de algemeene deelneming,
de opbrengst van de gesloten contracten reeds in een der eerstvolgende
jaren de kosten van exploitatie zal te boven gaan en wanneer men ver
der let op de Rijksbijdrage die bij de invoering van de wet op het
lager onderwijs aan de gemeente zal worden toegekend.
Wij achten ons alzoo volkomen gerechtigd u in overweging te geven
in beginsel tot de oprichting van de voorgestelde school te besluiten en
de noodige slappen le doen ter bekoming van een Rijkssubsidie.
Wat enkele onderdeelen van het voorstel betreft, meenen wij nog het
volgende te moeten opmerken.
Wij zouden het betreuren wanneer onder de leervakken het onderwijs
in de gymnastiek niet werd opgenomen; met hetgeen daaromtrent in de
stukken is aangevoerd, vereenigen wij ons volkomen. Zonder bezwaar
kan bij het ontwei pen van een bouwplan, zonder aanmerkelijke ver
meerdering van kosten, een gymnastieklokaal worden opgenomen. Wat
het bouwplan in het algemeen betreft, meenen wij in ernstige overwe
ging te moeten geven, om, ter besparing van meerdere uitgaven in het
vervolg, vooral voor een voldoend aantal lokalen zorg te dragen en
daarbij niet alleen te letten op het aantal leerlingen dat zich vermoedelijk
in de eerste jaren zal aanmelden. Herhaaldelijk toch heeft men do
onaangename gevolgen van gebrek aan localiteit in de scholen moeten
ondervinden.
Met Burg. en Welh. zijn wij van oordeel dal geene woning voor de
directrice aan de school moet worden verbonden, doch mede moeten
wij afkeuren dal aan de directrice eene vergoeding wegens gemis van
vrije woning wordt toegekend. De wet schrijft zulks niet voor, in
tegenstelling van de wet op het lager onderwijs ten aanzien van de
hoofdonderwijzers en bij de hoogere burgerschool voor jongens is dan
ook hiervan geen sprake geweest. Wenscbelijker schijnt bet ons toe
de jaarwedde van de directrice met f 300 te verhoogen en vast te
stellen op f 2800. Evenlueele aanvragen om verhooging der vergoeding,
bij stijging der huurwaardezullen daardoor worden voorkomen.
Geheel kunnen wij ons vereenigen met Burg. en Weth. wat aangaat
hel voorstel om het schoolgeld op f 60 vast le stellenmet de gewone
vermindering wanneer 2 of meer kinderen uil één gezin de school be
zoeken. Van een minder schoolgeld mag, onzes inziens, op de aange
voerde gronden geen sprake zijn.
Het bijwonen van enkele lessen moet, ook naar onze meening, zoo
veel mogelijk worden beperkt. Wanneer te dien aanzien eene onbe
perkte vrijheid wordt gelaten, vreezen wij dat de opbrengst van bet
schoolgeld aanmerkelijk zoude verminderen. Hetgeen daaromtrent dooi
den Inspecteur en Burg. en Weth. wordt aangevoerd, beamen wij ten
volle.
Door Burg. en Weth. wordt voorgesteld de periodieke verhoogingen
der jaarwedden zoowel van de leeraressen als van de leeraars om de
3 jaren toe te kennen. Bij de behandeling van de jaarwedden der
Ino. stokken 1879.