37
N°. 96#. Leiden, 27 Mei 1879.
De Commissie van Financiën heeft geene bemerkingen tegen den in hare
handen gesteiden staat van af- en overschrijvingen op de bcgrooting voor
den dienst 1878.
Zij neemt derhalve de vrijheid Uwe Vergadering in overweging te geven
dien goed te keuren tot een bedrag van 1918.82.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van financiën enz.
N°. 103. Leiden28 Mei 1879.
De Commissie van I'inanciën heeft onderzocht de in hare banden ge
stelde rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis
over den dienst van 1878.
Daarop geene bedenkingen hebbende, heeft zij de eer Uwe Vergadering
voortestellen die goed te keuren: de ontvangst ad ƒ6094.82, de uitgaaf
ad ƒ6092.28, alzoo sluitende met een batig saldo van 2.58^, waarvan in
de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 101. Leiden, 28 Mei 1879.
In overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den districts-school-
opziener, hebben wij eene voordracht opgemaakt ter benoeming van een
onderwijzer 2e klasse aan de jongensschool le klasse, op eene jaarwedde
van ƒ800 en ƒ50 voor het geven van onderwijs in de Fransche taal,
en zulks t> r vervulling der vacature ontstaan door het verleend eervol ont
slag aan den heer A. Van Wamel.
Die voordracht is samengesteld als volgt: 1°. G. Walchonderwijzer
teVelp; 2°. 11. J. Van Dongen, onderwijzer te Etten en Leur; 3°. J. Gedi
king, onderwijzer te Nijmegen.
Wij nemen de vrijheid U te verzoeken alsnu tot eene benoeming te
willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 105. Leiden, 28 Mei 1879.
De Commissie van Financiëu onderzocht hebbende de in hare handen
gestelde rekening van het Stedelijk Werkhuis over het jaar 1878, heeft de
eer Uwe Vergadering mede te deelen dat zij daarop geene bedenkingen
heeft en stelt U voor die goed te keuren: de ontvangsten op 22470.84,
de uitgaven op 22470.84, sluitende alzoo quite.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N'. 106. Leiden 28 Mei 1879.
Het onderzoek van de in handen van onze Commissie gestelde rekening
en verantwoording der ontvangsten en uitgaven voor de dienstdoende schut
terij alhier, over het jaar 1878 heeft ons geene aanleiding gegeven tot
bedenkingenzoodat wij geen bezwaar hebben Uwe Vergadering voor te
stellen haar voorloopig vast te stellen in ontvang en uitgaaf ad 8933.25
en alzoo sluitende quite.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
f
N\ 10?. Leiden, 28 Mei 1879.
Op de in hare handen ten fine van onderzoek gestelde rekening en ver
antwoording der inkomsten en uitgaven van het Gereformeerde Minne-
of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuisover den dienst van 1878
heeft de Commissie van Financiën geene bedenkingen. Zij beeft de eer U
voor te stellen die goed te keurende ontvangsten op eene som van
13220.71 de uitgaven op eene som van f 12935.22, alzoo opleverende
een batig saldo van 285.49, onder bepaling dat daarvan in de eerstvol
gende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 108. Leiden, 29 Mei 1879.
Onder overlegging van het rapport der Commissie van Fabricagehebben
wij de eer Uwe Vergadering in overweging te geven de door M. Van
Steen gevraagde vergunning om eene loozing te leggen onder de voorgestelde
voorwaarden te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
De ondergeteekende M. Van Steenstalhouder wonende alhier aan de
Haven n°. 2, eene uitloozing begeerende om water af te voeren, waarmede
de stal gereinigd wordt.
Is mitsdien UEd. Achtbaren beleefd verzoekende dien te mogen maken
van zijne stalling naar de Oude Heerengraoht.
't Welk doende,
Leiden, 26 Mei 1879- M. Van Steen.
Leiden, 28 Mei 1879.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. Van
Steen te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen
der gevraagde vergunning om eene loozing tot afvoer van water uit zijne
paardenstallingop de Oude Heerengracht, Wijk 8, n°. 95rood(Straatn". 25),
te leggen door de straat naar die gracht; mits zulks geschiedt onder toe
zicht van den Gemeente-architect en tegen betaling der rechten, bepaald
bij art. 3, n°. 11, 16 en 17 van het tarief vastgesteld den 5den Maart 1857.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz.
en Wethouders.
Iko. stokken 1879.
N°. 109. Leiden, 30 Mei 1879.
Na overleg met den Wethouder Voorzitter der Commissie van Fabricage,
hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat wij geen bezwaar
hebben tegen het verzoek van H. Marlijn, om eene hardsteenen stoep te
leggen vóór zijn huis in de Kaiserstraat n°. 11 en daarbij 4 hardsteenen
palen te plaatsenonder voorwaarde evenwel dat de stoep niet meer dan
één meter buiten den gevel uitspringe.
Wij geven derhalve Uwe Vergadering in overweging dat verzoek in te
willigen onder de voorgestelde voorwaarde.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 20 Mei 1879.
Geeft met den meest verscbuldigden eerbied te kennenH. Martijn, huis
schilder en kamerbehanger wonende alhier, dat het hem vergund worde om
voor zijn perceel aan de Kaiserstraat, geteekend Wijk 1, n°. 11, te mogen
leggen een hardsteenen stoep met vier stuks hardsteenen palenter breedte
van 1 meter uit den gevel gemeten.
't Welk doende enz.
H. Martijn.
Aan de Edel-Achtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders der Gemeente Leiden.
N°. HO. Leiden, 27 Mei 1879.
Onder referte aan nevensgaand rapport van de Commissie van Fabricage
geven wij Uwe Vergadering in overweging om het Bestuur van Rijnland
de gevraagde vergunning te verleenen om baggerspecie uit de Leede te
bergen in een gedeelte van de Spriet.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 5/12 April 1879.
Het voornemen bestaat binnen kort te doen overgaan tot eene verdieping
van de Leede tusschen den watermolen van den Zwanburgerpolder en de
Groote Sloot, en om, behoudens Uwe goedkeuring tot losplaats van de uit
gebaggerde specie aan te wijzen het gedeelte van de Spriet aan de zuide
lijkste punt van den Klein Hemmeerpolderaangewezen op bijgaande calque.
Wij hebben de eer U te verzoeken ons daartoe vergunning te verleenen
en ons tevens te melden of het Uwe goedkeuring zou kunnen wegdragen
dat de grond door de lossing der baggerspecie verkregenongeveer ter
grootte van een half hectare en ter hoogte van 0.20 M. boven A. P.
later ter gemeenschappelijke bate van Leiden en Rijnland worde verkocht.
Met den huurder van het vischwatcr zullen wij in overleg treden omtrent
de aan hem uit te keeren schadeloosstelling voor gemis van genot.
Aangenaam zal het ons zijn Uw antwoord eenigzins spoedig te mogen
ontvangendaar wij gaarne eerlang tot de uitbesteding van het werk zouden
overgaan.
Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland,
De CliERca, Dijkgraaf.
W. G. De Bruyn Kops, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 21 Mei 1879.
De Commissie van Fabricage heeft dé eer op de missive van HH. Dijk
graaf en Hoogheemraden van Rijnland van den 5/12 April dezes jaars,
n°. 24/446 te berichten, dat de daarbij gevoegde teekening, volgens daarvan
ontvangen kennisgeving, den lSden dezer maand is vervangen door eene
tweede, die hierbij is gevoegd en waaruit blijkt, dat vergunning wordt ge
vraagd om de baggerspecie uit de Leede te bergen in een gedeelte van de
Spriet, onder Warmond, waardoor aan de zuidelijke punt van de kleine
Hemmeerpolder een eilandje zou ontstaan, dat ongeveer een half hectare
groot, twee decimeters boven AP hoogte verkrijgt.
De Commissie heeft geen bezwaar tegen het verleenen der gevraagde
vergunning, maar acht het niet zonder bedenking om dien grond, waardoor
een gedeelte van het perceel in de Sectie En°. 203als water of vis-
seherij bij het kadaster bekendeene andere bestemming zou verkrijgen
tot gemeenschappelijke bate van Leiden en Rijnland te verkoopen, aange
zien daardoor een nieuwe eigenaar zou optreden van een perceel grond van
rondom begrensd door de wateren der stadsvroonvisscherijdat aan den
openbaren dienst zou moeten worden onttrokken en wellicht van betrekke
lijk te geringe waarde is, om daarvan voordeel te trekken. Zij is boven
dien van oordeel, dat die bergplaats reeds op zich zelf voor den aannemer
van het baggerwerk van zooveel belang is, dat zulks niet zonder invloed
op de aannemingsom zal zijn.
De Commissie meent zich derhalve te moeten bepalen bij een gunstig
advies tot het vergunnen der verlangde bergplaats zonder meer.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.