50 ting aan de bruikers van een molen opgelegd, niet aan de rooimeesters. Deze kunnen stilzitten. I)e bruiker moet de verklaring van rooimeesters hebben om te kunnen werken. Let ik op de strafbepaling, dan kunnen op de rooimeesters geene straffen worden toegepastwegens het niet inleveren van de verklaring, maar op den bruiker van den molenwanneer deze werkt Zonder de verklaring te hebben overgelegd. De heer Van der Lith. Niet aan de rooimeesters kan straf worden opgelegd. Wat de heer De Kanter echter wil, heeft dit ten gevolge, dat de molenaar verplicht zou zijn de rooimeesters aan hunne verplichting te herinneren en anders strafbaar zou zijn. Daarvoor is geen enkele reden. De molenaar zal toch wel zorgen, dat de inspectie tijdig plaats hebbe; want houden de rooimeesters geene inspectie, dan kunnen zij geen bewijs afgeven, en als de molenaar na 31 Juli werkt zonder dat bewijs, wordt hij gestraft. Dus dit is reeds aansporing genoeg, om rooimeesters attent te maken op hunne verplichting. De bepaling behoeft dus niet verscherpt te worden. De heer De Laat de Kanter. Maar dan is de man strafbaar voor het verzuim van anderen. Wat is de loop der zaak? In bet belang van de veiligheid moet jaarlijks eene inspectie van den molen plaats hebben. Ten bewijze daarvan moet de eigenaar eene verklaring afleggen dat de ge timmerten van zijn molen onderzocht zijn. Nu ligt het voor de hand dat de bruiker moet zorgen die verklaring te krijgen. De heer Van der Lith. Er is geen enkele reden voor, dat men aan iemand de verplichting oplegge, stedelijke ambtenaren attent te maken dat zij moeten verrichten wat tot hun werk behoorten dat nog wel met be dreiging van straf. l)e beer De Laat de Kanter. Hij moet m. i. de verklaring vragen. Nu blijft nog over het punt van de adsistentie. Bij het onderzoek van den molen is de adsistentie van een molenmaker noodig. Wanneer de Commissie bezwaar heeft ora de kosten der adsistentie op den eigenaar te laden, dan is er nog veel meer bezwaar om die aan de rooimeesters op te leggen. De heer Van der Lith. Ik zie dat niet in. Is het eene verplichting iu het belang van de openbare orde en veiligheiddan moet de gemeente tot nakoming van die verplichting de kosten dragen. De heer De Laat de Kanteb. Daarmede kan ik mij vereenigen, maar ik zou cr niet voor zijn dat rooimeesters de kosten uit eigen zak moesten betalen, zooals vroeger gebeurd is. De Voorzitter. Uit de discussie is genoegzaam de bedoeling van het artikel gebleken. De heer De Laat de Kanteb. Wordt daarbij aangenomen dat de gemeente betaalt, dan heb ik er niets tegen. De quacstie van de aan vrage door den molenaar zou ik echter wenschen uit te maken. De lieer Haktevelt. Zijn de rooimeesters verplicht een onderzoek in te stellen? Naar mijne bescheiden meening: ja. Slaat dat in hunne instructie? Zoo niet, dan behoort dit in het artikel te worden verordend. Ik zou de rooimeesters, maar niet den molenaar in verzuim willen stellen. De rooi meesters moeten voor het onderzoek zorgenen de molenaars behoeven geen boodschap aan ben te zendenof zij er toch aan denken willen. De Voorzitter. De heer De Laat de Kanter stelt een amendement voor, waarbij de verplichting wordt opgelegd aan molenaars om de verkla ring aan te vragen. Het amendement wordt niet voldoende ondersteund en komt dus te ver vallen. Artt. 20821L worden goedgekeurd. Art. 212. "De rooimeesters hebben de bevoegdheid, om ten einde toe te zien op de nakoming van de bepalingen van de artt. 1D4197, 203, 207, 208 en 209, met inachtneming van de voorschriften van art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83), de woningen der ingeze tenen ten allen tijde binnen te treden." De heer De Laat de Kanter. Met het oog op do discussie bij art. 202, wensch ik cr de aandacht op te vestigen dat in art. 212 moet bijgevoegd worden de gemeentearchitect, wanneer nam. aan dien ambtenaar wordt opgedragen de molens te onderzoeken. Ook meen ik dat de artt. 198 tot 202 niet uitgezonderd mogen worden. Zij handelen over ankeringen paarden- of koestallen riolen kelders enz. De Voorzitter. Ik geef in overweging de Commissie uit te noodigen ook over het door den vorigen spreker aanbevolene haar gevoelen te wil len raededeelen. Ik geloof dat de met het toezicht belaste persontm ook het recht moeten hebben om de huizen binnen te treden. De heer Van der Lith. Hoewel in de vorige verordeningen niet die bevoegdheid aan rooimeestirs is gegevenwil ik de opmerkingen niettemin in overweging nemen. Artt. 212 en 213 worden goedgekeurd. Algemeene bepalingen. Art. 2 .4. "Onder de uitdrukking straat of openbare straat worden in deze verordening verstaan alle wegenpleinenbruggenbinnen het be bouwd gedeelte der gemeente, de plantsoenen en de singels der gemeente, bestemd voor openbaar gebruik, alsmede de ijsvloer van de gemeentewateren. Onder de benaming water worden begrepen alle havensgrachtenvaar ten slooten en dergelijkebestemd voor openbaar gebruik." De beer Van deb Lith. Volgens 's Baads besluit zal hier het woord "Stoepen" worden ingevoegd. De heer De Laat de Kanter. Ik wensch de aandacht te vestigen op nog eene andere soort van openbare plaatsen. Ik bedoel de poorten. O. a. heb ik dezer dagen eene klacht ontvangen over het misbruik dat gemaakt wordt van de poort die naar de Bank van Leening leidt. In der gelijke poorten worden kisten vaten en andere voorwerpen neêrgelegd die wel r.ict zoo algemeen hinderlijk zijn voor de publieke passage als wanneer dit op de straat geschiedt, maar toch veel last voor de belanghebbenden opleveren. De heer Van der Lith. Is het openbare grond, dan vallen de poorten in zoodanig geval onder het artikel. ïk geloof dat liet beter is dit aan het ar/Atrium judicis over te laten. De rechter moet hier beslissen. De heer De Laat de Kanter. De vraag of die poorten openbare ge meentegrond zijn weet ik niet stellig te beantwoorden, maar ik geloof dat zij wel vallen onder de termen van wegen voor den openbaren dienst be stemd. Dat is de toegang tot de Bank van Leening in elk geval zeker, ofschoon zij geen openbare straat of stoep is. De heer Van deb Lith. Ik zou in overweging geven dit quaestieuse getal niet uit te maken en den rechter te laten beslissen. De rechter heeft tot nu toe niet geweigerd dergelijke wegen onder het begrip: open bare straat, op te nemen, men neme daarvan de proef door proces-verbaal op te maken van eene overtreding, die in eene dergelijke poort plaats heeft. Het is meermalen gebeurd dat proces-verbaal werd opgemaakt om eene quaestieuse zaak door den rechter te doen uitmaken. Weigert hel open baar ministerie de vervolgingof spreekt de rechter vrijdan is het nog tijds genoeg de gewenschte bepaling in de verordening op te nemen. Ik geloof dus dat bet niet noodig is het woord op te nemen. De heer De Laat de Kanteb. Zou ik nog eens aan de Commissie in overweging mogen geven dit punt te onderzoeken? Ik ben geen rechtsge leerde en weet niet of de rechter wel dergelijk onderzoek instelt, en niet veeleer nagaat of zoo iets bij eenige verordening is uitgemaakt. Art. 214 wordt, na inlassching van het woord "Stoepen", goedgekeurd. Artt. 215 en 216 worden goedgekeurd. De heer Van deb Lith. Ik heb geen bezwaar tegen de terugzending van de verordening, die nu afgedaan is, aan de Commissie, omdat er ge wacht wordt met de vaststelling in baar geheel, totdat de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen met haar berzieningswerk gereed is. Het zij mij vergund op eenigen spoed bij dat werk aan te dringen, aangezien de vaststelling der politie-verordening daarop wacht. De Voobzitteb. De Commissie voor de huishoudelijke verordeningen houdt zich thans met de herziening bezig. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Zifting van Donderdag 19 Juni 1979» geopend 's namiddags te 3 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: I». Voordracht tot indiening van een adres van rouwbeklag aan HH. MM. den Koning en de Koningin. 2\ Voordracht betrekkelijk de tentoonstelling van landbouw. (100 en 112) 3». Idem tot onderhandscben afstand van de tienden onder Leiderdorp. (115) 4». Verzoek van M'. M. d'Aumerie, om ontslag als Regent van het Gerefor meerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (117) 5«. idem als voren van C. Van Tiel, als leeraar aan de gemeente-instellingen voor hooger- en middelbaar onderwijs. (118) 6». Idem als voren van A. Van der Steen, als onderwijzer 2klasse aan de school N*. 2 voor onvermogenden. (119) 7'. Voordracht tot aankoop van Inschrijving op het Grootboek, voor de Ad ministratie der Gast- en Leprooshuizen. (122) 8*. Idem tot wijziging van de regeling van het onderwijzend personeel aan de gemeente-inrichting van 0. I. ambtenaren. (116) 9«. Verzoek van den directeur der Leidsche Melkinrichting, tot plaatsing van een kiosk op het Plantsoen voor den verkoop van melk. 10*. Rekening van het Sledelyk Werkhuis over 1878. (105) Tegenwoordig de heeren EigemanWilhelmy Damstd, Le Poole, Van Hettinga Tromp, Suringar, llartevelt, De Laat de Kanter, Van Wensen, DriessenDe Goeje, ObreenDu Rieu, Scheltema, Juta, Cock, Van der Lith Van Iterson en Van den Brandeler. I. De Voorzitter opent de vergadering cn zegt: Mijne Heeren 1 Nog onder den indruk der rampen die het Vaderland en het Doorluchtig Stamhuis van Oranje getroffen hebben komt ons uit den vreemde de ver pletterende tijding dat het den Almachtige behaagd heeft den levensdraad af te snijden van 's Konings oudsten Zoon. Op Hemdie bestemd scheen om eenmaal de teugels van het bewind te voerenwaren onze schoonste verwachtingen gebouwd. En terecht; immers de uitmuntende geestesgaven en de edele inborst van dien vorstelijken telg rechtvaardigden zulks ten volle. Met deelneming scharen wij ons om de treurende dynastie en vereenigen wij ons met haar in de bede dat nieuwe beproevingen mogen worden afge wend van een volk dat steeds zijn lief en leed met Oranje deelde. Moge bovenal Gods zegen rusten op den jeugdigen Vorstop wien thans de boop voor de toekomst van ons dierbaar Vorstenhuis en Vaderland ge vestigd is. Ik stel Uwe Vergadering voor aan HH. MM. den Koning en de Koningin een adres van rouwbeklag te richten waarvan ik den Secretaris verzoeken zal het door Burg. en Weth. gestelde concept voor te lezen. Dit ontwerp-adres luidt: «Aan Zijne Majesteit den Koning en Hare Majesteit de Koningin. Het treffend verlies, door Uwe Majesteiten, Uw Koninklijk Huis en het geheele Vaderland geleden door het afsterven van Uwen beminden Zoon den Prins van Oranjeheeft algemeene verslagenheid ook in deze gemeente te weeg gebracht. De Gemeenteraad van Leiden gevoelt zich daardoor ten zeerste gedrongen, van de hartelijke deelneming der ingezetenen de oprechte verzekering aan te bieden. De hoogst begaafde en beminde Vorst, op wien zoo groote verwachtingen voor de toekomst van het Vaderland werden gebouwd, heeft ook in de gemeente Leiden de meest aangename herinneringen achtergelaten en onge twijfeld zal Zijne nagedachtenis bij voortduring in eere worden gehouden en blijven voortleven. Moge Uwe Majesteiten en Uw Koninklijk Huis de noodige kracht worden geschonken tot berusting in de smart, die het geliefde Stamhuis thans op nieuw heelt moeten treffen." Zonder hoofdelijke stemming wordt het adres goedgekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 22