29 Zitting van Maandag 26 Mel 1879, geopend 's namiddags te 1 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1*. Verzoek van de Leidsche Melkinrichting, om eene loozing te maken naar de Singelgracht. (98) 2». Idem van C. J. Diebenom een duiker te leggen. (99) 3". Idem van de Leidsche Duinwatermaatschappijom water te leveren aan ingezetenen van Oegstgeest. (97) 4°. Herziening van de Algemeene Politieverordening. Tegenwoordig de heeren De Fremery, Suringar, Van der Zweep, Wil- helmy Damstc, Eigeman, Du Hieu, VersterObreen De Goejed'Aumerie, Van der Litb, Driessen, Van Wensen, De Laat de Kanter, Van Iterson en Van den Brandeler, De heeren Hartevelt, Cock en Scheltema gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 8 Mei worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten, van B/8 Mei, B. n®. 1171 (Se afd.) G. S. n®. 23, ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit tot onderhandsehe verhuring van het raamland buiten de voorm. Hoogewoerds- puort, aan de Gebr. Van Wijk C°. 2®. Dispositie van de Gedeputeerde Staten, van 13/16 Mei, B. n®. 1265 (3e afd.) G. S. n°. 43/1 houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot het aanvaarden in erfpacht van gronden te Katwijk voor de duinwaterleiding. 3°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten, van 13/19 Mei, B. n®. 230 (2e afd.), houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot af-en overschrijving op de begrooting der dienatd. schutterij, dienst 1878, Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over ^rzoek van H. Martijn, om eene stoep te mogen leggen voor het huis in de Kaïserstraat n°. 11. 2®. Verzoek van C. Van Tiel, om ontslag uit zijne betrekking van lecraar in de Engelsche taal aan de hoogere burgerschool. 3°: Verzoek van het Bestuur der Zondagsschool: 'Laat de kinderen tot Mij komen om het gebruik van een schoollokaal tot het geven van gods dienstonderwijs. 4 Verzoek van Mr. M. d'Aumerie, om eervol ontslag uit zijne betrekking van regent van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. 5°: ye.rzo®k v&" E; ,G- De Gelder, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1879. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 6°. Rapport van de Commissie van Financiën op de rekening van het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1878. 7°. Verslag van de Vereeniging tot verbetering der volksgezondheid, over het jaar 1878. Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. io?o Vo°rzitter 1166,4 no8 mede «'at. ingevolge raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster, de Commissie voor de loting bij de schutterij dit jaar zal zijn samengesteld uit de leden Driessen en Eigeman, terwijl de leden Veister en Cock de Commissie van onderzoek bij de schutterij zullen uitmaken. J Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Nog heb ik ontvangen een brief van Mr. Leemans, te Amsterdam, waarin hij mij het overlijden bericht van den heer Mr. W. A. Baron Baud. llij vond daartoe aanleiding naardien de heer Baud, bij gelegen heid van het 300-jarig feest van Leidens Hoogeschool, door zijne tusschenkomst eene belangrijke gift voor de armen had toegezonden, .als blijk van inge nomenheid met eene stad waar hij als student zulke gelukkige jaren sleet. Ik meende deze gelegenheid niet te mogen laten voorbijgaan om hulde te brengen aan zijne nagedachtenis.. Deze mededeeling wordt aangenomen voor kennisgeving. Aan de orde is: I. Verzoek van de Leidsche Melkinrichting, om eene loozing te maken naar de Singelgracbt. (Zie Ing. St. no. 98). De ookzjtter. Burg. en Weth. hebben gemeend de door de Com missie van Fabricage voorgestelde bepaling te moeten overnemen, ten einde het in handen te hebben om wanneer zulks blijken mocht noodig te wezen aan de daaruit voortvloeiende klachten te gemoet te komen. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burg. en Weth. aan genomen. II. Verzoek van C. J. Dieben, om een duiker te leggen. (Zie Ing. St. n". 99.) Met algemeene stemmen wordt tot de inwilliging van het verzoek onder de voorgestelde voorwaarden besloten. lil. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij, om water te leve- ren aan ingezetenen van Oeg9tgecst. (Zie Ing. St. no. 97.) Met algemeene stemmen wordt de gevraagde vergunning verleend. Zitting versla o 1879. IV. Herziening van de algemeene politie-verordening. Ee Voorzitter. Alvorens te vragen of de leden algemeene beschou wingen wenschen te voeren, meen ik het standpunt te moeten aangeven, waarop de Commissie zich bij de herziening der politie verordening gesteld heeft. De Commissie meende, met het oog op de eventueele invoering van een nieuw Wetboek van Strafrecht, dat het niet wenschelijk is de be staande politie-verordening geheel om te werken. Zij gaf er de voorkeur aan daarmede te wachten totdat omtrent dit belangrijk onderwerp eene beslissing zou genomen zijn, en heeft er zich alleen toe bepaald in de bestaande politie-verorde ning die wijzigingen voor te stellendie haar door de ondervinding als ge- biedend noodzakelijk toeschenen. De invoering van.een nieuw Wetboek van Strafrecht zal tot eene geheele omwerking van onze verordening aan leiding geven. Ik open thans de algemeene beschouwingen. Niemand bet woord verlangende, worden die gesloten. Eerste Hoofdstuk. Het notnmeren van woningen en erven Art. 1 wordt goedgekeurd. Tweede Hoofdstuk. Vestiging en verandering van woonplaats. De Voorzitter. De opmerking is gemaakt, en ik acht deze juist, dat, tengevolge van den inhoud van dit hoofdstuk het opschriftin plaats van .vestiging enz.eenvoudig zou kunnen gelezen worden: .verandering van woonplaats Ik stel voor daartoe te besluiten. Het opschrift wordt, aldus gewijzigd, alsmede de artt. 2 en 3 goedgekeurd. Derde Hoofdstuk. Gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen. Art. 4. »Het is verboden gebruik te maken van eenig openbaar ge meentewerk of bezittingalvorens daartoe vergunning is verleend door den Gemeenteraad of, in de gevallen waarin bet verleenen van die vergunning door den Gemeenteraad bij de verordening van 8/22 October 1857 is opgedragen aan Burg. en Weth., door dat College." De heer Obreen. Ik wensch er de aandacht op te vestigendat in art. 4 zooals het nu geredigeerd is, vergeten is de bepaling omtrent het laten hangen van voorwerpen die lager reiken dan 21 meter van den ge meten grond. Die bepaling van art. 6 (oud) zou ik wenschen te behouden. Het komt mij voor dat eene nieuwe alinea aan het artikel zal moeten worden toegevoegd van dezen inhoud: 'Zonder schriftelijke toestemming van Burg. en Weth. is het verboden voorwerpen te laten hangen lager dan 21 meter ait den beganen grond." De heer Van der Lith. De reden waarom het artikel gewijzigd werd en de bepaling der politie-verordening van 1873 niet is behouden, is deze, dat de Commissie meende dat de bepalingen der politie-verordening in har monie moesten zijn met de besluiten ten opzichte van de heffing van plaat selijke belastingen. De verordening die hier bedoeld wordt is in het artikel aangehaald. De Commissie meendedat daaronder begrepen is wat de heer Obreen bedoelt, nl. het verbod om zonder verlof van Burg. en Weth. voor werpen te laten hangen enz. Onzes inziens is onder het woord 'gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen" begrepen wat de heer Obreen wil. VNanneer nu de heer Obreen evenwel meent dat het in de praktijk moeielijk- heden zal opleveren, en dat alle gevallen bij genoemde verordening voorzien met vaUen onder de redactie van het artikel, dan zou ik geen bezwaar hebben om bet voorstel van den heer Obreen over te nemen. De heer Verster. Ik heb een ander bezwaar. De Commissie zegt in de memorie van toelichting, dat art. 4 strekt ter vervanging van de artt. 5—7 (oud). Wanneer ik de bepalingen van de thans vigeerende verordening inzie, dan wordt daarin bepaald genoemd wat niet geoorloofd is. En nu lees ik m art. 4 dat het verboden is gebruik te maken van eenig openbaar gemeentewerk of bezitting. Dat artikel zegt dus te veel of te weinig. De uitdrukking .gebruik maken" is m. i. te algemeen en daaraan kan een zeer uitgebreide uitlegging worden gegeven. Het zoude kunnen worden opgevat in tien zindat wanneer men de straat bewandelt of berijdt men gebruik maakt van gemeentegrond, waartoe dan verlof noodig zoude zijn. Ik geloof wel niet dat dit in de bedoeling ligt, maar het staat er toeh. De heer Va# der Lith. De heer Verster reageert tegen de besluiten van den Baad van 1857. Wanneer de bepaling in de verordening van 1857 geen bezwaar heeft ontmoet, dan kan er ook geen bezwaar bestaan om de politie-verordening daarmede in harmonie te brengen. De heer Ver ster zal moeten toegevendat wanneer door onze redactie het bewandelen van de straat strafbaar was gesteld, diezelfde handeling, volgens de verorde ning van 1857, eene overtreding eener belasting-verordening zou zijn. Men moet de zaken brengen in harmonie met het bestaande. Het zal geen verstandig mensch invallen het gebruik van de straat, in den zin door den heer Verster bedoeldstrafbaar te stellenmaar alleen die handelingenin de verordening ra 1857 genoemd. Ik geloof dus, dat het bezwaar van den heer Verster niet sterk weegt. De heer Verster. Ik geloof dat het bezwaar wegvalt, wanneer men zegt: een ander gebruik maakt dan waartoe het bestemd is. De heer Van der Lith. Daaraan heb ik ook gedacht, maar stuitte op het bezwaar, dat het artikel dan niet in harmonie zou zijn met de veror- dening van 1857 en ook andere bezwaren zou opleveren. Wanneer ik b. v. met een stoel ga zitten tegenover mijn huis aan de Oude Vest, dan zou ik volgens de voorgestelde redactie, strafbaar zijn. Wij moeten de toepassing meer aan bet arbitrium van den rechter overlaten. Dat zijn verstandige menschen. Bovendien verwacht ik dat de agenten van politie behoorlijk instructie zullen krijgen. Het groote bezwaar tegen den nu bestaanden toe stand is, dat wij niet in harmonie met de verordening zijn. De heer d Aumerie. Ik geloof dat juist het aangewezen verband tus- schen de voorgestelde wijziging en het aangehaalde raadsbesluit verkeerde opvattingen van het woord .gebruik" weert. Ik zou wel in overweging willen geven exemplaren van de raadsbesluiten van 9 Maart en 8/22 Oet. 1857 in de politie-verordening te laten innaaien. Dan kan ieder belang- hebbende nagaan welk gebruik het artikel op het oog heeft. Ik zie het bezwaar, door den heer Verster geopperd, niet in. Met het voorstel van den heer Obreen kan ik mij vereenigen. Ik heb er geen bezwaar tegen om die bepaling op te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 1