40
Dit voorstel wordt door de Commissie overgenomenwaarna art. 57,
aldus gewijzigd, wordt goedgekeurd.
Artt. 58 en 59 worden goedgekeurd.
Art. 60. «Voor zooverre daartegen niet is voorzien bij de Wet, ia het
tergenmishandelenkwellen of zonder noodzaak pijnigen van dieren op
straat, of op eene voor het publiek toegankelijke plaats, ot op eene plaats
waar die handelingen van de straat kunnen worden gezien, verboden."
Do heer Oberen. Ik stel de volgende wijziging voor: In plaats van
de woorden: «zonder noodzaak" te lezen: «door verkeerde behandeling,
ondoelmatig vervoer of gebruik, oplegging van te zware lasten" enz.
De lieer Habtevelt. Ik zou willen vragen, wat een te zware last is.
Wij dienen dus te bepalen hoeveel kilo gewicht een beest trekken of dragen
mag j ook zal het eene dier sterker zijn dan het andere. Is het niet uiterst
moeielijk hieromtrent bepalingen te makenen zullen niet juist zulke be
palingen aanleiding geven tot willekeur?
De heer Obreen. Het zal eenvoudig afhangen van de vraag, of het
beest gepijnigd wordt.
De heer Van Itebson. Hoezeer ik ook instem met de beginselen, die
aan dit artikel en aan de gedachten van den heer Obreen ten grondslag
liggenzoo meen ik toch dat het specialiseeren niet zoover moet gaan dat
de toepassing op onoverkomelijke bezwaren gaat stuiten. Eene andere op
merking geldt de woorden «voor zooverre daartegen niet voorzien is bij de
wetwaarmede het artikel aanvangt. Men zou daaruit kunnen lezen dat
de wet in sommige gevallen dat tergenmishandelenkwellen enz. toestaat
en dat alleen het overige verboden is. Ik denk dat het de bedoeling is,
dat de wet reeds een en ander verbiedt en dat wij nog wat bovendien ver
bieden.
De heer d'Aumerie. Dat is de bedoeling.
De heer Van Itebson. Zou het dan niet beter zijn te zeggen: voor
zooverre niet reeds bij de wet daarin is voorzienenz.
De heer d'Aumebie. Tegen het kwellen van honden en katten is voor
zien bij de wet op de hondsdolheid en daarom is bet wenschelijk bier de
veiligheidsformule te bezigen.
De Commissie neemt de door den heer Van Iterson voorgestelde wijzi
ging over.
Het amendement van den heer Obreen wordt niet voldoende ondersteund
en komt dus te vervallen.
De heer Wilhelmy Damsté, Mag ik vragen, of het hebben van vogels
op de kruk beschouwd wordt als kwellen of mishandelen van dieren
De Voorzitter. Tot heden niet.
De heer Wilhelmy Damsté. Ik vind dat een afschuwelijk gezicht.
Ik zie dat in den herfst meermalen in de stad. De diertjes worden langs
de straat gesleept. Ik zou wenscheu dat dit door het hoofd van de politie
als kwellen van dieren werd beschouwd.
De heer VanderLith. Zoodra dit maar eeuigszins gebracht kan worden
onder de qualificatie tergen enz., zullen de feiten, door den heer Damsté
bedoeld onder het artikel vallen. Het zal aan den rechter moeten worden
overgelaten te beoordeelenof het is kwellen of pijnigen. Zoolang de diertjes
niet gekweld worden kan men het hebben van een vogel op de kruk niet
strafbaar stellen.
De Voorzitter. Aan den wensch door den voorlaatsten spreker gedaan
kan door mij bezwaarlijk gevolg gegeven worden. Hei zal er van afhangen
hoe het spel wordt uitgeoefend.
De heer Wilhelmy Damsté. Ik wensch de redactie over te laten aan
de Commissie.
De heer d'Aumebie. In geval van marteling valt het hebben van een
vogel op de krük onder art. 60. Wordt het beest niet gekwelddan
natuurlijk nïet. Wil de heer Damsté het hebben van een vogel op de kruk
volstrekt verbieden dan ben ik daartegen.
De heer Wilhelmy Damsté. Dat is mijne bedoeling.
De heer Van der Zweep. Ik vind dat wij te ver gaan door op die
manier de vrijheid van de burgerij aan banden te leggen.
Het voorstel van den heer Wilhelmy Damsté wordt niet voldoende onder
steund en komt derhalve te vervallen.
Art. 60 wordt goedgekeurd.
Art. 6 L. «Voor zooverre daartegen niet is voorzien bij de Wet, worden
de overtredingen van de voorschriften dezer afdeeling gestraftdie van
artt. 54, 55 en 59 met eene boete van drie tot tien gulden, die van art.
58 met eene boete van één tot drie gulden en die van art. 60 met eene
boete van drie tot vijf gulden."
De heer Van deb Lith. Zou in dit artikel nu ook niet gelezen moeten
worden «voor zoover daarin" enz.
De heer Van Itebson. Het behoeft niet, maar het kan geen kwaad.
Art. 61 wordt, alzoo gewijzigd, goedgekeurd.
Artt. 62 en 63 worden goedgekeurd.
Art. 64. «Het is verbodenuit gebouwenop of over de straat of op
erven, zonder verlof van Burg. en Weth., eenig vuurwerk hoegenaamd af
te steken.
Voor zooverre daartegen bij de Wet niet is voorzienwordt overtreding
van deze bepaling gestraft met eene boete van één tot drie gulden."
De heer Obreen. Gaarne zou ik eene inlichting omtrent dit artikel
verlangen. Is in dat artikel ook Bengaalsch licht onder vuurwerk begrepen
dan acht ik het wei wenschelijk dat te noemen.
De Voorzitter. Dit is nooit de bedoeling geweest. Als hoofd der
politie heb ik het ook nooit verboden. Bijna elke festiviteit wordt met het
afsteken van Bengaalsch vuur opgeluisterd en ik zie daarin geen bezwaar.
Aan het verbod tot het afsteken van vuurwerken houden de studenten zich
stipt, ook zelfs op den dies inauguratie.
De heer Obbeen. Ik wenscb pertinent te verklaren dat de rechtspraak
bet ontsteken van Bengaalsch licht als het afsteken van vuurwerk beschouwt.
De heer d'Aumerié. Wanneer het de constante jurisprudentie is dat
ook Bengaalsch licht onder vuurwerk is begrepen, dan zou ik wel in het
artikel willen voegen: «Bengaalsch vuur uitgezonderd."
De heer Van der Litii. Ik acht de opmerking volmaakt juist. Al
zeggen wij ook dat Bengaalsch vuur niet onder vuurwerk is begrepen, als
het niet in de verordening staat houdt het Openbaar Min. er zich misschien
tooh niet aan. Ik herinner slechts aan de vervolging in zake het sneeuw
ballen werpen.
De Voobzittf.b. Op voorstel van den heer d'Aumerie moet dus in
art. 64 achter het woord «vuurwerk" worden gelezen: «Bengaalsch vuur
uitgezonderd."
Het artikel wordt, alzoo gewijzigd, goedgekeurd.
De heer Van der Lith. Ik stel na deze wijziging voor in het hoofd
van de vijfde afdeeÜDg eene wijziging te brengen en het alsnu te lezen
«Gebruik van wapenenschietgeweer en afsteken van vuurwerken."
Daartoe wordt besloten.
Vijfde Hoofdstuk. Politie op de gemeentcicateren.
Art. 65. «Het is verboden kalk, steenenafbraak, hooi, stroo, asch,
beenderen, afval van groenten of van ooft, mest, roet, bloed, ingewand,
grom van vischkrengen of eenige uilnis hoegenaamdin gemeentewater
te werpen."
De heer Van Itebson. Ik wenschte wel dat er achter art. 65 een art.
65 lis kon worden gevoegd, om daarin nog eens te herhalen wat in art. 65
wordt gezegd ten einde toch aan de opvolging er van de hand worde ge
houden.
De Voorzitter. Er hebben toch nog al zeer vele bekeuringen wegens
overtreding van het verbod plaats.
De heer d'Aumebie. Ik geloof toch dat het Aantal bekeuringen in ver
houding tot het getal overtredingen gering is. Meerder toezicht daarop zou
zeer wenschelijk zijn.
De heer Obreen. Het uitspoelen van darmen in de gcraeentewateren
hetgeen herhaaldelijk gebeurt, is geen bepaald werpen van vuilnis, en
daarom zou ik wenschen dat zulks bepaald in het artikel genoemd werd.
Het is een afschuwelijk gezicht niet alleenmaar het is eene verontreiniging
van de ergste soort.
De heer d'Aumerie. Herhaaldelijk zijn vervolgingen ingesteld en ver
oordeelingen uitgesproken j maar verlangt de heer Obreen de bepaling in
het artikel op te nemenik zal er mij niet tegen verzetten.
De Voorzitter. De heer Obreen stelt voor aan art. 65 toe te voegen
de woorden«of daarin darmen uit te spoelen."
Dat voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Van Iterson. Ik vrees dat, wanneer er dit in staat, de inge
zetenen denken zullen dat andere dingen wel in gemeentewRteren mogen
uitgespoeld worden en ik geloof toch dat het uitspoelen van andere voor
werpen ook wel strafbaar kan zijn.
De Voorzitter. Voor zoover zij geen onreinheid bevorderen is het
uitspoelen van voorwerpen toegestaan. Wanneer de ingezetenen in de grach
ten hun linnen schoon houdenzal het water toch niet meer verontreinigd
worden dan door het vuile water, dat er van de riolen in uitloopt. Ik ge
loof dat het niet wenschelijk is voor dergelijke speciale gevallen strafbepa
lingen te maken.
De heer Obreen. Ik moet nog zeggen dat men aan den Ouden Singel
en ook op andere plaatsen wel drie malen in de week het uitspoelen van
darmen in het water kan waarnemen en daarom acht ik bet wenschelijk
dit als een strafbaar feit te beschouwenmaar niet het uitspoelen van an
dere zaken.
De heer Van Iterson. In plaats van «darmen" zou dan ook wel «inge
wanden" kunnen gelezen worden.
De Voorzitter. Wanneer wij door deze bepaling andere zaken uitslui
ten dan zouden wij wel eens van erger conditie kunnen worden.
Het voorstel van den heer Obreen in stemming gebracht, wordt verwor
pen met 9 tegen 7 stemmen.
Voor stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, Van Iterson, Van der
Lith, d'Aumerie, De Goeje, Obreen en Verster.
Art. 65 wordt goedgekeurd.
Art. 66. «De bestuurders van vaartuigen zijn verplicht, de in het belang
der openbare veiligheid door Burg. en Weth. gegeven bevelen op te volgen."
De heer Obreen. Ik zou wel wenschen te vragen, waarom in dit artikel
gesproken wordt van bevelen gegeven door Burg. en Weth. en niet, evenals
in art. 50, van bevelen gegeven door de politie. Wel is de Commissie van
redactie in deze consequent aan hare toelichting op art. 24, maar zij voelde
de moeilijkheid bij art. 50 en ziet dat hierbij weder over het hoofd. Het
is wenschelijk dat de politie de macht in handen zal kunnen hebben en
maatregelen nemen, wanneer b. v.»3 of 4 schepen voor elkander niet willen
uitwijken. Het zal toch wel niet de bedoeling zijn dien toestand te doen
voortduren totdat Burg. en Weth. eene vergadering daarover hebben gehouden.
De Voorzitter. De bestuurders van vaartuigen hebben niet alleen te
doen met de politie, maar zullen ook de bevelen van den marktmeester cn
zijn adjunct hebben op te volgen.
De heer Obreen. Mag ik u doen opmerken dat bestuurders van vaar
tuigen dan kunnen antwoorden, dat Burg. en Weth. bevelen moeten geven?
Ik geloof dat in art. 50 de commissie het zelf heeft ingezien en bij de
rijtuigen de bevelen aan de politie heeft overgelaten, in allen gevalle is
het beter, zooals in artikel 72, ook hier te lezen, in plaats van bevelen
«door" Burg. en Weth., «van wege" Burg. en Weth.
De Voorzitter. Het geldt hier het innemen van plaatsen. De bevelen
van Burg. en Weth. zijn van specialen aard voor verschillende deelen der
stad en daarom kan zulks niet aan de politie alleen worden opgedragen.
De heer Obreen. Dan wensch ik voor te stellen, in plaats van het
woord «door", te lezen «van wege."