39
alleen van de tractemcntcn der leeraren en andere vaste uitgaven. Ik ge
loof dus niet dat de Minister van Binnenlandsclie Zaken iets met deze
quaestie te maken Leeft. Wanneer echter de meening van den heer Driessen
juist is, dan zal de Minister zeker wel de opmerking maken, vermits deze
verordening zijne goedkeuring behoeft. Ik geloof echter niet dat de Minister
zich met de toelating of verwijdering van leerlingen zal bemoeien. De inge
zetenen moeten echter de gelegenheid hebben bij het gemeentebestuur recht
te zoeken wanneer zij meenen mochten verongelijkt te zijn.
De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer De Kanter, luidende
'Van het besluit van Curatoren kunnen ouders of voogden der verwijderde
leerlingen bij den Gemeenteraad in beroep komen", ondersteund
Het wordt voldoende ondersteund.
De heer d'Aumbrie. Mag ik vragen, hoe de regeling is bij de hoogerc
burgerschool
De heer Driessen. Bij do hoogere burgerschool is deze macht aan de
Commissie van Toezicht overgelaten.
De heer d'Aumerie. Dan zal ik mij met het amendement niet kunnen
vereenigen.
De heer Van der Zweep. Als er in één geval gefaald is, dan zou bet
tochgeloof ikniet kwaad zijn te zorgen dat er in een tweede geval niet
gefaald wordt.
De heer d'Aumerie. Dat ben ik volkomen met den heer Van der Zweep
eensmaar het bewijsdat er in een geval gefaald ismoet eerst geleverd
worden.
De heer De Laat de Kanter. Ik moet doen opmerken dat de taak
van de Commissie van Toezicht bij de hoogere burgerschool veel beperkter
is dan die van heeren Curatoren van het gymnasium. Meermalenhet is
u bekend, mijnheer de Voorzitter, heeft dit een onderwerp van gedachten-
wisseling bij het College van Dagelijksch Bestuur uitgemaakt en ik geloof
dat dit éénstemmig van gevoelen is dat de verordening voor de hoogere
burgerschool, welke hier vigeerende is, in strijd is met de wet. Het kan
niet tot de attributen dier Commissie behooren den toegang tot de hoo
gere burgerschool aan de leerlingen te verbieden dat zou in strijd met de wet
zijnwelke niets anders kent dan eene Commissie van Toezicht.
De heer Van der Lith. Wat zal het geval zijn, als heeren Curatoren
een jongen wegzenden en de Gemeenteraad vereenigt zich met dat besluit niet?
De heer De Laat db Kanter. Het argument van den heer Van der
Lith is, dunkt mij, een gelegenheids-argument; ik geloof niet dat het
geval zich zal voordoenmaar dat is de quaestie niet. Ik kom op voor
het recht der ouders. De gemeenteraad staat aan het hoofd van alle ge
meenteinstellingen en dus moet niemand het recht hebben het gebruik dier
gemeenteinstellingen te verbieden, zonder dat de uitgesloteno het recht
hebbo bij het gemeentebestuur in beroep te komen. Het geval zal zich
niet voordoen, zegt men, en ik geloot dit ook niet, maar het kan zich
voordoenen aangezien het een vonnis ter zake van waDgcdrag zal gelden
is de Raad volkomen bevoegd de zaak te onderzoeken en er over te
oordeelen.
Het amendement van den heer De Laat de Kanter, in stemming ge
bracht, wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen.
Voor stemden: de heeren Juta, Wilhelmy Damsté, Van der Zweep,
De Laat de Kan ter en de Fremery.
Artikelen 2128 worden goedgekeurd.
Art. 29.
Do heer De Laat de Kanter. Er wordt hier gesproken van scbool-
tucht volgens art. 19, hetwelk handelt over het leerplan; dit is zeker ecne
vergissing.
De heer Van der Lith. Dat is een drukfout. Men leze art. 21.
Art. 2932 worden goedgekeurd.
Art. 33.
De heer Hartevelt. Ik stel voor na de laatste alinea bij te voegen
eene nieuwe van den volgenden inhoud: 'Leerlingen uit de hoogere bur
gerschool le klasse kunnen zonder examen tot de eerste klasse van het
gymnasium worden toegelatenen wel op grond dat de leerlingen van
de hoogere burgerschool een examen hebben afgelegd, niet alleen gelijk
staande met dat der eerste klasse van bet gymnasiummaar zelfs van meer
deren omvang.
De heer Van der Lith. Het zou zeer wenscbelijk zijnmaar het is
in strijd met de wet, die spreekt van het examen voor de gymnasia.
Artikel 9 der wet op het hooger onderwijs zegt uitdrukkelijk: »Om
als leerling aan een gymuasium te worden toegelaten, wordt het afleg
gen van een examen gevorderd. Dit examen, afgenomen door een of
meer leeraren onder toezicht van Curatoren behoeft voor de toelating tot
het eerste studiejaar: het lezen, schrijven, rekenen, de beginselen der
Nederlandsche taal, de aardrijkskunde en de geschiedenis" enz. Dat is
derhalve het examen, dat de wet voorschrijft en de leeraren van het gym
nasium moeten afnemen. Ik wil de wenschelijkheid van hetgeen de heer
Hartevelt wil wel toegeven, maar wij staan voor de wet.
De heer Hartevelt. Ik betreur het alleen dat de wet hierin niet
heeft voorzien; ik buk nu voor een wetsartikel, dat, naar ik hoop, hoe
eer hoe beter zal worden gewijzigd.
De Voorzitter. Uithoofde van de aanhouding van art. 16 kan de
verordening niet in haar geheel in omvraag worden gebracht.
III. Staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting van 1878.
(Zie Ing. St. nos. 96 en 104.)
De Voorzitter. Ik kan mededeelen dat bij de Commissie van Financiën
geene bedenkingen tegen de goedkeuring bestaan.
In rondvraag gebracht, wordt de staat met algemeene stemmen vastgesteld.
IV. Voordracht betrekkelijk het drukken van den catalogus van het
Museum.
(Zie log. St. no. 101.)
De heer Hartevelt. Nu do Commissie van Financiën toch rapport zal
moeten uitbrengen over de concept-verordening betreflende het getal der
leeraren aan het gymnasium en het bedrag hunner wedde, zou ik wenschen
voor te stellen ook dit punt in handen van de Commissie van Financiën
te stellen, die geeDe gelegenheid heeft gehad dit voorstel te onderzoeken.
De Voorzitter. Dit is mij bekend en in den regel is het advies der
Commissie van Financiën zeer gewenscht. Ik moet echter opmerken dat
bij de Commissie voor het Museum nog al drang werd gebezigd om den
catalogus zoo spoedig mogelijk te doen drukkenomdat op het oogenblik
geen enkel exemplaar meer voorhanden ia. Daarbij moet ik nog opmerken
dat de opbrengst^ van den verkoop ten goede van de gemeentekas zal komen
zoodat de Commissie van F'inanciën geen ernstige bezwaren zal hebben.
De heer Hartevelt. Als de Raad daar niet tegen is, dan ben ik
tevreden. Ik wensch zelfs deu schijn vermeden te zien, alsof de Commissie
van F'inanciën niet diligent ware.
De Voorzitter. Het was mijn voornemen bij de discussie mede te
deelen dat de heer l'leytedie zich bij de samenstelling van den catalogus zeer
verdienstelijk heeft gemaakt, met bescheidenheid op een spoedig afdrukken
aandringt.
De voordracht, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 15 stemmen
tegen 1 die van den heer Wilhelmy Damsté.
IV. Voortzetting der beraadslaging over de herziening van de Algemeene
Politie-verordening.
Art. 54 wordt goedgekeurd.
Art. 55. 'Hetis verbodenpaarden, ezels, runderen, kalveren, varkens,
schapen, lammeren, bokken of geiten op openbaren gemeentegrond te laten
losloopen, grazen of weiden.
Hef laten losloopen van kippen op openbaren gemeentegrondis verboden.
Van deze laatste verbodsbepaling kan echter door Burgemeester en Wet
houders om bijzondere redenen onthefling worden verleend."
De heer Obreen. Ik wensch te doen opmerken dat het artikelzooals
het is geredigeerd, in strijd is met het voorgaande artikel. Daarbij is het
geoorloofd runderen door de gemeente te drijven, en in dit artikel wordt
verboden paarden, ezels, runderen enz. te laten losloopen. Ik geloof dat
het wenschelijk is in art. 55 achter het woord 'gemeentegrond" te voegen:
'Zonder toezicht". Verder wensch ik voor te stellen in de volgende alinea in
plaats van 'kippen", te lezen 'pluimgedierte" en aan de Commissie te vra
gen of het noodig is paarden te noemenals vallende deze beesten onder
art. 474 4° Code Pénal, dat uitdrukkelijk zegt: Degenen, die de paarden,
trek-, last- of rijbeesten binnen eene bewoonde plaats hebben laten loopen enz.
De heer d'Aumerie. Wat de eerste opmerking van den heer Obreen
betreft, het komt mij voor dat uit art. 54 vrij duidelijk blijkt dat men een
geheel ander geval op het oog heeft dan dat, waartegen art. 55 voorziet.
Is de Raad dit niet met mij eensdan bestaat er geen bezwaar de wij ziging
van den heer Obreen over te nemen. Ik kan echter de verzekering geven
dat, zoover ik mij herinner, de artt. 54 en 55 nimmer tot verwarring aan
leiding hebben gegeven. Wat aangaat de in de plaat9 stelling van het
woord 'pluimgedierte" voor 'kippen", ik geloof dat in 1867 en ook in 1873
sommige raadsleden ook het losloopen van eenden op straat wcnschten te
verbieden. De meerderheid van den Raad was er sterk tegen. Menigeen
heeft toen zelfs een lans gebroken-voor de kippen. Wil men nu in plaats
van 'kippen" lezen 'pluimgedierte", dan geef ik den heer Obreen wel in
bedenking, dat ook duiven onder pluimgedierte zullen vallen en wij dus zul
len moeten onderscheiden tusschen uitvliegend pluimgedierte en niet uitvlie
gend. Eindelijk het beroep op art. 475 4° Code Pénal. Het is mogelijk,
dat paarden er onder vallen. Het is niet altijd even gemakkelijk uit te
maken dat tegen een feit reeds is voorzien bij het Wetboek van Straf
recht. Daarom gebruikt men de veiligheidsformulevoor zooverre daar
tegen niet voorzien is bij de wet.
De heer De Laat de Kantrr. Ik wenschte, naar aanleiding van het
gezegde van den heer d'Aumerie dat hij geen bezwaar heeft zich met de
eerste wijziging van den heer Obreen te vereenigen, nog wel eene vraag te
doen. Zal dan daaruit niet volgen, dat men recht heeft, de in het artikel
genoemde dieren op gemeentegrond te laten losloopen, grazen of weiden,
mits zij maar onder toezicht zijn? De bedoeling is intusschen het losloo
pen bepaald te verbieden.
De heer d'Aumerie. Het is waar, mijnheer de Voorzitter. Ik moet
erkennen de bedoeling is: betzij onder toezicht of niet, zij mogen niet
losloopen op openbaren gemeentegrond.
De heer Obreen. Zou het dan niet wenschelijk zijn dit artikel aan het
vorige te laten voorafgaan P
De heer d'Aumerie. Ik kan den strijd niet ontdekken.
De Voorzitter. Wenscht de heer Obreen nog een voorstel te doen?
De heer Obreen. Dank u, mijnheer de Voorzitter!
Art. 55 en 56 worden goedgekeurd.
Art. 57. 'Geschut vee, dat niet, binnen acht dagen na oproeping des
eigenaars in de Leidsche Courant, is afgehaald, wordt in bet openbaar
verkocht. De opbrengst wordt, na aftrek van alle kosten, in dei;gemeen-
tekas gestort en aan den eigenaar, wnnneer deze zich aanmeldt, uitbetaald."
De heer Verster. Ik geloof dat het beter is in plaats van 'geschut
vee" te lezen »de ingevolge het voorgaande artikel geschutte dieren." Het
is m.i. twijfelachtig, of paarden onder vee kunnen worden gerekend, even
zeer als bokken en geiten.
De heer d'Aumerie. Voor zoover mij bekend is, vallen paarden onder
de benaming vee.
De heer Verster. De door mij voorgestelde redactie laat geen twijfel
over en is in overeenstemming met het voorafgaande artikel.
De heer d'Aumerie. Gij zult weten dat het artikel sedert 1873 geen
bezwaar heeft opgeleverd.
De heer Verster. Ik stel voor het artikel te doen aanvangen met de
woorden'De ingevolge het voorgaande artikel geschutte dierendie" enz.