32 Aloëlaan en den Maredijk, noodzakelijk maakt het leggen van eene water- loozing door de singelsloot en den singel naar de singelgracht, in het ver trouwen dat de uitloozing naar de singelgracht dat water niet zal veront reinigen, maar door den stroom de hinderlijke overblijfselen worden weg gevoerd. Op dien grond stelt de Commissie voor, aan den requestrant tot weder- opzeggens te vergunnen, behoudens goedkeuring van het Hoogheem raadschap van Rijnland, het leggen van eene waterloozing omstreeks 70 a 80 centimeters beneden den laagsten waterstand in den grond door de singelsloot en den singelweg, om uit te monden in de singelgrachtonder toezicht van den gemeente-architect, op kosten der inrichting en onder be paling dat de doorgraving en aanvulling behoorlijk geschiedentegen beta ling van het recht bepaald bij art. 3, n°. 11 van het tarief, vastgesteld den 9 Maart 1857, en dat alles in den vorigen staat wordt hersteld, wan neer ten gevolge van hinderlijke of schadelijke verontreiniging van het sin- gelwater het Gemeentebestuur tot intrekking dezer vergunning mocht besluiten. De Commissie meent dat door het verleenen van deze vergunning zal worden tegemoetgekomen aan de klachten die bij de hiernevens 'in hare handen tegemoetgekomen gestelde stukken van den Burgemeester van Oegstgeest en van de die verontreiniging betredende, zijn ingebracht. De Commissie van Fabricage, enz. geburen C. G. Klamer c. Aan 1111. Burgemeester en Wethouders. N°. 99. Leiden, 15 Mei 1879. Evenmin als bij de Commissie van Fabricage bestaan bij ons bedenkingen tegen de inwilliging van het verzoek van C. J. Dieben om een duiker te leggenzoodat wij U in overweging geven daartoe onder de voorgestelde voorwaarden te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Edel Achtbaren Heeren Leden van den Gemeenteraad van Leiden. Geeft beleefdelijk te kennen dat C. J. Dieben, kleêrbleekerwonende buiten de voormalige Rijnsburgerpoort aan den straatweg n°. 6, nabij het station der stad Leiden. Dat tengevolge van den slechten toestandwaarin zich het water achter zijne blcekerij bevindt, en waarvan de redenen algemeen bekend zijn, dit geheel onbruikbaar en totaal bedorven is. Dat hij beleefd en dringend verzoekt om onder bovengenoemden straatweg te mogen leggen een duiker, ten einde het water benoodigd voor zijne blec- kerij en ter uitoefening zijner Bftaire, door gemelde duiker van de overzijde van den straatweg te kannen aanvoeren. 't Welk doende enz. C. J. Dieben. Leiden, 14 Mei 1879. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van C. J. Dieben te berichten dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om een duiker te leggen door den Stationsweg, van zijne kleederbleekerij aldaar naar de sloot bij de Haverzaklaan; mits zulks geschiede na verkregen goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Rijnland, onder toezicht van den gemeente-architect, zonder hinder voorde passage en tegen betaling van de rechten, bepaald bij art. 3, nos. 10, 16 en 17 van het tarief vastgesteld den 9den Maart 1857. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N#. 100. Leiden, 19 Mei 1879. Blijkens nevensgaand schrijven van het bestuur der Afdeeling Leiden en Omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouwbestaat het voornemen om in September 1880 de algemeene vergadering der Maat schappij en de tentoonstelling te Leiden te houden. Met belangstelling en ingenomenheid hebben wij van dit plan kennis genomenovertuigd dat het van niet gering belang is voor deze gemeente zooals onzcs inziens terecht in de missive van het bestuur wordt opgemerkt. Wij geven Uwe Vergadering uit dien hoofde gaarne in overweging thans reeds te besluiten dat op de begrooting voor'1880 ten behoeve van de voorschreven algemeene vergadering en tentoonstelling eene som van f 2000 zal worden uitgetrokken en dat te dien einde gratis gebruik zal kunnen worden gemaakt van de Ruïne of eenig ander terrein, zoo dit beschikbaar mocht wezen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 16 Mei 1879. Het bestuur der Afdeeling Leiden en Omstreken van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft de eer zich tot U te wenden met beleefd verzoek het daarheen te leiden, dat in September 1880 de mogelijkheid bestaat om te Leiden de algemeene vergadering en de tentoonstelling der maatschappij te doen plaats hebben. Sedert de oprichting der maatschappij heeft Leiden tweemaal, eerst in 1849, later in 1864, dat voorrecht mogen smaken. Het bestuur behoeft niet te herinneren, dat het bij die gelegenheden niet aan genoegen en vertier heeft ontbroken en dat dus nu ook weder daarvan voor de nering doenden onzer gemeente voordeelen zijn te wachten, oneindig grooter dan het offer dat daartoe zoo van de gemeentekas als van onze afdeeling zou wotden gevorderd. Volgens ingewonnen informatiën is het noodig dat er van gemeentewege verstrekt wordt t Vrij terrein en subsidie van minstens 2000; bovendien zoude vanwege de afdeeling een offer van minstens gelijk geldelijk bedrag noodig zijn. Mocht het bestuur van U de noodige toezegging ontvangen, dan zou het zich onmiddellijk in correspondentie stellen met het hoofdbe stuur. In de maand September van dit jaar moet op de algemeene verga dering, die te Haarlem gehouden zal worden, de plaats der vergadering voor het volgende jaar (in 1880 in Zuid-Holland) bepaald worden. Om deze reden zou het wen6chelijk zijndat vooraf beslist was of de mogelijkheid bestaat dat aan onzen wensch kan voldaan worden. Het bestuurvolgaarne bereidomzoo noodignadere inlichtingen te geven, neemt ten slotte de vrijheid U te wijzen op den onmiskenbaren invloed van den bloei van landbouw en veeteelt op de welvaart van vele onzer medeburgers. Het Bestuur van de Afdeeling Leiden en Omstreken der Holl. Maatschappij van Landbouw, L. D. Suringar, Voorzitter. A. C. Smit Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van 7. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2