13 Zitting van Donderdag 13 Kaart 1S<9, geopend, 'e namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen ondertcerpen: 1°. Bcëediging en installatie als lid van den Gemeenteraad van Dr. M. J. De Goeje. 2". Benoeming van een onderwijzer 2d' klasse aan de jongensschool der 24e klasse. (42) 3'. Idem van eene hulponderwijzeres aan de school n°. 3 voor minver mogenden. (43) 4". Verzoek van W. Vromans GFz., betrekkelijk de bediening van bruggen. (36) 5°. Idem van H. J. Hertog om een brug le leggen. (37) 6'. Idem als voren van W. A. Van Lith. (37) 7". Idem van Regenlen van het Minnehuis tot wegneming van het schuiten huis in de Binnenvestgracht. (38) 8'. Idem van J. C. Zaalberg Zn., betrekkelijk de wegneming van hare ramen en huisjes van het raamland builen de voormalige Hoogewoerds- poori. (39) 9'. Idem van Mevr. Plemp c. s., om restitutie van betaalde zaalhuur. (40) 10". Idem van Mej. C. F.'Koch, om ontslag als leerares aan de meisjesschool der l8te klasse. (41) 11'. Idem als voren van J. S. De Groot, als onderwijzer 2d' klasse aan de Tusschenschool (44) 12'. Idem van W. Bremmer, om een sloep te leggen. (45) 13". Idem als voren van H. J. Hertog. (45) 14". Idem als voren van P. Van Roon. (45) 15'. Idem van Gebr. Van Hoeken tot wijziging van het Raadsbesluit van 13 Februari jl.betrekkelijk den afstand van een gedeelte dergedempte Minnebroersgracht. (47) 16". Idem van P. Van der Meer, tot demping van de sloot bij de Pesthuis laan. (48) 17". Idem van P. Van der Heyden, tot hel verleggen en leggen van bruggen. (48) 18'. Idem van Mevr. A. J. Boogaard, betrekkelijk het doen rooien van een boom aan den Witten Singel. (51) 19". Voordracht betrekkelijk de geldleening. (50) Tegenwoordig de heeren Suringar, LePoole, Verster, Wilhelmy Damsté, Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Hartevelt, De Laat de Kanter, Goudsmit, De Fremery, Van Wensen, Driessen, Van der Lith, Van Heukelom, De Goeje, Cock, Van Iterson, Scbeltema, Juta en Van den Brandeler. De heeren Obreen, d'Aumerie, Eigeman en Librecht Lezwijn gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De Voorzitter. Ik stel in de eerste plaats aan dc orde: I. Beëediging en installatie als lid van den Gemeenteraad van Dr. M. J. De Goeje. De heer De Goeje legt de bij de wet gevorderde eeden af. De Voorzitter. Mijnheer de Goeje! Ik heet u, ook uit naam der vergadering, welkom in ons midden. Al hetgeen door n voor de gemeente Leiden is verricht op het gebied van onderwijs, doet ons de beste ver wachtingen koesteren dat gijals vertegenwoordiger onzer burgerijhare belangen met ijver zult voorstaan en alzoo de plaats van onzen waardigen Krantz met eere zult innemen. De aanteekeningen van bet verhandelde in de zittting van Donderdag 27 Februari 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Ged. Staten, dd. 25/27 Februari, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 13 Februari tot afstand van een gedeelte sloot aan de Leidsche Melkinrichting en van een gedeelte gemeentegrond aan M. B. Tukker en J. Vermeulen. 2°. Dispositie van de Ged. Staten, dd. 24/27 Februari, houdende goed keuring van het 3de suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dieDSt 1878. 3°. Dispositie van 25 Februari/1 Maart, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 13 Februari, tot af- en overschrijving on de begrooting. dienst 1878. 1 B' Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Bezwaarschrift van Mevr. H. H. Eichman—Jansentegen haren aanslag op het voorloopig vastgesteld 4de suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1878. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Wetb. en van de Commissie van Financiën. 2°. Rekening van de Bank van Leening over 1878. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 3°. Verslagen van de Plaatselijke Schoolcommissie, Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijsvan de Com missie voor de Bewaarscholen en van de Bank van Leening, alle over het afgeloopen jaar 1878. Deze zullen ter inzage van de leden in de leeskamer worden nedergelegd en in het Gemeente-verslag worden opgenomen. Aan de orde is verder II. Benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan de jongensschool der 2de klasse. (Zie Ing. St. n°. 42.) De heeren Le PooleVan der Zweep en Cock worden door den Voor zitter uitgeDoodigd met hem het stembureau uit te maken. Met 13 stemmen wordt benoemd C. Van Zwietenonderwijzer te Delft. Op E. A. Lancel is één stem uitgebracht, terwijl 3 blanco-biljetten zijn ingeleverd. De heeren Van Iterson en Scheltema komen ter vergadering. ZmrsovF.asi.AO 1879. III. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de school n°. 3 voor minvermogenden, (Zie Ing. St. n°. 43.) Wordt benoemd Mej. E. A. Lancel, tijdelijk met de werkzaamheden dier betrekking belast, met 15 stemmen; 4 biljetten werden blanco inge leverd. IV. Verzoek van W. Vromans GFz., betrekkelijk de bediening vaa bruggen. (Zie Ing. St. n°. 36.) De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders refereeren zich aan het rapport der Commissie van Fabricage. De heer Van Heukelom. Ik moet tegen het rapport der Commissie van Fabricage opkomenomdat ik wensch een lans te breken voor het schoone geslacht, dat de brug bedient aan de Mare over de Oude Singel gracht (welke naamsverandering ik te dezer gelegenheid tevens recomman deer bij den aanstaanden wederdoop der stad). Ik heb vijf jaren lang met schippers omgegaan en weet dus bij ondervinding hoe exigeant die heeren zijn en hoe zij bij eiken tegenspoed nooit bij zich zeiven schuld zoeken, maar eiken kleinen tegenval op den rug van anderen trachten te wreken. Nooit hebben de schippers een verzuim begaan altijd anderen. Zoo ook hier. De schippers klagen over slechte bediening der brug bij de Mare. Ik ga daar zoo dikwijls over, dat ik meen daarover te kunnen oordeelen. •Wanneer er van klagen sprake moest zijn, dan zouden de voetgangers daar eerder reden voor hebben dan de schippers, want de brug wordt voor de schipperij vlug en lang bediend en het overige publiek moet maar bedaard staan wachten. Dit io weerspraak van de klacht van Vromans, dat die brug bij de Mare en de andere bij de Janvossensteeg niet vlug en tijdig genoeg geopend worden. Het zou mij dan ook spijten, wanneer vrouwen, die man nen-werk doen en goed, op grond van zulke klachten als deze, zoo maar binnenskamers arbitrairlijk werden gecorrigeerd. Ik zou haar liever lof willen toebrengen voor de flinke wijze, waarop zij haar plicht doen. Eene andere vraag is het of daar in der tijd niet mannen behoorden te zijn aan gesteld maar nu men dat niet gedaan heeft zou ik bet onbillijk vinden wanneer op zulke overdreven klachten men klaagt zells over den wind die menschen bij te verwachten herhaling van die klachten uit hun brood werden gezet. De heer Van der Lith. Het is merkwaardig hoe twee personen een verschillenden indruk ontvangen van dezelfde feiten. Mijne ondervinding zegt juist het tegenovergestelde van die van den heer Van Heukelom. Ik woon daar sedert geruimen tijd en erger mij telkens over de langzame wijze van bediening. De schippers moeten wel een kwartier uurs schreeuwen .jjal- vorens gehoord te worden. Ik geloof dusdat in de klachten niets over dreven is. Integendeel houd ik ze voor gegrond. De heer Scheltema. Ik behoor ook tot degenen die in de nabijheid van die brug wonen. Ik heb de verschillende adviezen gehoord, maar, op grond van de ervaring, die ook ik heb verkregen, moet ik mij scharen aan de zijde van den heer Van Heukelom. Eene andere quaestie, is het hoe de brug zal bediend worden. Dat de vrouw haar best en haar plicht doet hiervan heb ik mij dikwijls overtuigd. Eene andere quaes ie is echter, of de wijze, waarop hier in de bediening van draaibruggen voorzien wordt, goed is. Ik wil althans niet geacht worden de tegenwoordige wijze goed te keuren. Ik keur die integendeel sterk af en zou niets liever wenschen dan dat daarin verandering kwam en dat geen vrouwen op leeftijd met de bediening van groote draaibruggen werden belast. De Voorzitter. Na de uiteenloopende opiniën over de waarneming van de bewuste brug zal het moeilijk zijn tot eene oplossing te komen. Wanneer de brugwachters over hunne nalatigheid zullen worden onderhoudenzal gelet worden op de meerdere of mindere klachten, omtrent hen ingekomen. Dit tot geruststelling aan den heer Van Heukelom. De heer Driessen. Ik meendat deze schipper klaagtdat de bruggen 's nachts niet goed bediend worden. Er is evenwel een zeer gemakkelijk middeltje om die klacht te voorkomen. Het is mij bekend, dat andere schippers, die 's nachts de stad doorvaren, ik noem onder anderen schipper Los op Rotterdam, een jongen of knecht vooruit zenden om te waarschuwen, en als bij dan met zijn schuit komt vindt hij de bruggen open. Dat mid del zou ook hier kunnen toegepast worden. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen er nog op be dacht zijn. De heer Juta komt ter vergadering. De heer Goudsmit. Nog eene algemeene opmerking. De verordening indertijd door Burg. en Weth. over die bruggen ontworpen, heeft de goed keuring van den Raad niet mogen verwerven. De Raad had eenige hoofd bedenkingen, die hem verhinderden met Burg. en Weth. meê te gaan. Ik meen mij echter te herinnerendat tegelijkertijd de Raad den wensch heeft te kennen gegeven dat eene andere verordening zou worden ontworpenom do zaak in een beteren toestand "te brengen. Nu wensch ik te vragen of Burg. en Weth. meenendat geene andere verordening te maken isdie meer in den geest van den Raad zou zijn, ten einde de bestaande bezwa ren zooveel mogelijk weg te nemen, dan wel of ik moet besluiten, dat het Dagelijksch Bestuur, nu de Raad zijn zin niet gedaan heeft, alle hoop op verdere verbetering heeft afgesneden. De Voorzitter. Na 's Raads beslissing is door Burgemeester en Wet houders ernstig overwogen wat hun in deze te doen stond. Een voorstel aan Uwe Vergadering om de bediening der bruggen van de groote vaart te regelen vond veel bezwaar; daardoor werd de onwettigheid van den tegenwoor- digen toestand voor een gedeelte bestendigd. Wil men den toestand ver beterenhetgeen Burg. en Weth. hoogst wenschelijk achtentnen doe zulks bij alle bruggen. De Wethouder van Fabricage, meen ik, verklaarde bij de beraadslagingen over de voorstellen van Burg. en Weth. dat men van zijne zijde geene nadere voorstellen behoefde te verwachten. In hoever Burg. en Weth., ook naar aanleiding van de klachten die steeds inkomen, andermaal voorstellen aan Uwe Vergadering zullen doen, kan ik moeilijk zeggen. De zaak zal zeker een punt van overweging uitmaken bij het Dugelijksch Bestuur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 1