15 N°. 45. Leiden, 6 Maart 1879. Wij hebben Je eer U mede te deelen dat bij ons, gehoord den Wet houder, Voorzitter der Commissie van Fabricage geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning tot het leggen van stoepen op openbaren gemeentegrond 1". aan VY. Brommer, vóór zijn huis in de Narmstraat n°. 35, mits niet meer dan 7 decimeters uitspringende; 2s. aan H. J. Hertog, vóór zijne buizen in de Heerensteeg n*. 4 en in de Vrouwensteeg n°. 12, onder de voorwaarde dat de tsta niet meer dan 8 en de 2de niet meer dan 9 decimeters buiten den gevel uitspringe en zij gelijk met de straat worden gelegd; en 3°. aan P. Van Koon, vóór zijn huis in de Bakkerssteeg, n". 19, mede onder de voorwaarde dat zij niet meer dan 65 centimeters buiten den gevel uitspringe en gelijk met de straat worde gelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan de Edel Achtb. Heeren Burgemeester, Wethouders en Kaden der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen dat hij voornemens is te plaatsen eene stoepzerk voor zijn pand in de Narcustraat, get. n°. 35, ver zoekende daartoe U Ed. gunstige toestemming te mogen erlangen. Verblijf ik U Ed. Achtb. dienaar, Leiden, 11 Februari 1879. W. Bremmer. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen H. J. Hertog, wonende aan den Stationsweg n". 4a, buiten de voormalige Rhijnsburgsche poort alhier; 1°. dat hij voor zijn verbouwd huis in de Heerensteeg n°. 4 alhier, eene stoep wenscbende te leggendaartoe vergunning van Uwen Raad wordt vereiscbt; 2°. dal door bedoelde herbouwing de naar buiten openslaande staldeuren zijn vervallen waarvoor eene jaarlijksche recognitie werd betaald. Redenen waarom hij verzoekt, de vergunning tot het leggen van eene nieuwe stoep, en ontheffing der recognitie te willen verleenen. 't Welk doende, etc. Leiden, 13 Februari 1879. H. J. Hertog. Aan den Ed. Achtb. Raad der Gemeente Leiden. Geelt met verschuldigde achting te kennen, Pieter Van Roon wonende aan de Haarlemmerstraat, Wijk 6, N°. 223 alhier, dat hij wenschtemet inachtneming van alle daarop betrekking hebbende bepalingen, dat hem vergunning worde verleend om voor een hem toebehoorend huis, gelegen aan de BakkerssteegWijk 6, N°. 19, eene stoep te mogen doen leggeu. Uwe beschikking hierop afwachtende, heeft hij de eer te zijn van UEd. Achtbaren de dienstw. dienaar, Leiden, 17 Februari 1879. P. Van Roon. N". 46. Leiden, 6 Maart 1879. Onder overlegging van het rapport der Commissie van Fabricage op het verzoek van het Bestuur der Kweekschool voor Zeevaart, betrekkelijk de aanplemping van een gedeelte der singelgracht aan het terrein der Kweek school, hebben wij de eer Uwe Vergadering in overweging te geven om tot de voorgestelde aanplemping voor rekening van de gemeente te beslui tenonder bepaling dat door de Kweekschool jaarlijks aan de gemeente zal worden betaald 4j- percent van de kosten van aanplemping en de grond en de beschoeiing door de Kweekschool in behoorlijken staat worden onderhouden. Tevens leggen wij hierbij over een suppietoire staat van begrooting, strekkende tot verhooging van de begrooting dienst 1879, in ontvangst en uitgaaf met ƒ7000, de uitgaven te vinden door eene geldleening. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan jden Gemeenteraad van Leiden. Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennende Commissie van oppertoezicht en beheer der Kweekschool voor Zeevaart te Leidendat zijin verband met de uitbreiding dezer inrichting en het groot aantal jongens, welke dientengevolge in het vervolg de lessen zullen volgen, meer terrein noodig heeft voor de exercitiën dan haar thans in gebruik is afge staan aan den Vestwal bij de voormalige Wittepoortbekend bij bet Ka daster Sectie A, n°. 644, en zij dat terrein wensebt te verkrijgen door aanplemping van het gedeelte volgens de lijn A. B. C. in bijgevoegd schets kaartje. Dat de Commissie echter niet in staat is om de kosten waarop deze werkzaamheden geraamd zijn en die ongeveer 70U0 (zeven duizend) gulden zullen bedragen uit eigen middeleu te bekostigen en zij daarom het eer biedig verzoek tot den Raad richt om het werk, daf behalve het groote nut voor de Kweekschool tevens een sieraad en aanwinst voor de stad Leiden zal zijn, van stadswege te bekostigen. Dat de Commissie verder gaarne bereid isom voor het geval dat het verzoek ingewilligd Wordt, doch de Gemeenteraad bezwaar mocht maken deze uitgave geheel voor rekening der gemeente te nemen voor het gebruik van den dus verkregen grond eene recognitie te betalen, gelijk staande met de rente van het voor deze aanplemping benoodigde kapitaal. Hetwelk doende, De Commissie voornoemd A. Rutgers Van der Loeff, Pres. Leiden, 12 Februari 1879. C. H. De Goeje, Secretaris. Leiden, 5 Maart 1879. De Commissie van Fabricage heeft de eer, op het in hare handen gestelde request vau de Commissie van Oppertoezicht en beheer der Kweekschool voor Zeevaart alhier, te berichten dat wanneer door het Hoogheemraadschap van Rijnland daartoe vergunning wordt verleend, ook bij haar geen bezwaar bestaat, tegen de aanplemping van een gedeelte der singelgracht aan het terrein der Kweekschool, ter grootte van ongeveer 1350 centiaren, uitma kende een gedeelte van het perceel, bij het Kadaster bekend onder Sectie A, n°. 585 waardoor de exercitieplaats voorde kweekelingen wordt ver groot, noodzakelijk ten gevolge van de uitbreiding die deze belangrijke in stelling voor 'sRiiks Marine beeft verkregen. Die aanplemping strekt alzoo ter vergrocting van de gemeentebezitting die bij Raadsbesluit van den 12den December 1878, aan de Kweekschool in erfpacht voor den tijd van 25 jaren is afgestaan en kan derhalve niet anders dan voor rekening der gemeente, eigenares van grond en water, geschiedeDmits tegen billijke vergoeding en op dezelfde voorwaarden als bij het aangehaald Raadsbesluit zijn bepaald, zoodat bij het eindigen van de erfpacht, het geheele terrein, nu groot 3160 centiaren, vermeerderd met de 1350 centiaren, en dus ongeveer 45 aren, ter beschikking der gemeente komt. De kosten van die aanplemping, met de daarbij behoorende houten be schoeiing, zullen de som van ƒ7000 Diet te bovengaan, wanneer dat werk openbaar aanbesteed en onder toezicht van den Gemeente-architect, volgens daarvan op te maken bestekwordt uitgevoerd. Bij de berekening der ver goeding komt in aanmerking, dat de aangeplempte grond bij bet gebruik verbetert en het geheele terrein, 'eenmaal ter beschikking komende van de gemeente, wegens de uitstekende ligging en geschiktheid tot bouwgrond eene niet onbelangrijke waarde zal bezitten. Ds Commissie is van oordeel, dat eene rente van 4^ percent 'sjaars van het geheel bedrag der kosten van aanplemping, mits de grond en de beschoeiing door de Kweekschool in behoorlijken staat wordt onderhouden, geen bezwaar kan opleveren en eene billijke, vergoeding mag genoemd wor den voor de medewerking die de Gemeenteraad tot bevordering van den bloei dezer nationaal-philantropische instelling zal verleenen. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricageenz. en Wethouders. N°. 47. Leiden, 6 Maart 1879. Tegen de wijziging van het Raadsbesluit vari 13 Februari jl.tot afstand van een gedeelte der gedempte Minnebroersgrachtovereenkomstig het rap port der Commissie van Fabricage bestaan bij ons geen bedenkingen zoo- dat wij U in overweging geven dienovereenkomstig te besluiten. Am den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Edel-Achtb. Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de firma Gebroeders Van Hoeken alhier, dat zij den grond bij Raadsbesluit van 13 Febr. jl. aan hen afgestaan, onder de gestelde voorwaarden gedeeltelijk wenschen te aanvaar den namelijk over de geheele lengte centiare in de breedte uitmakende 170 centiaren, aangezien de overblijvende straat daardoor meerder breedte verkrijgt en de richting over het geheel dezelfde blijlt, vertrouwen zij eene gunstige beschikking van UEA. te mogen tegemoet zien. 't Welk doende. Leiden. 19 Februari 1879. Gebr. Van Hoeken. Leiden, 5 Maart 1879. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het nader request van de firma Gebr. Van Hoeken te berichtendat zij geen bezwaar heeft tegen de verlangde wijziging van het Raadsbesluit van den 13den Februari II., zoodat in plaats van zes meters slechts 2£ meter van de straat der ge dempte Minnebroersgrachtin eigendom wordt afgestaan en de uitgestrekt heid gronds niet meer dan 170 centiaren zal bedragen; mits de overige voorwaarden bij dat Raadsbesluit bepaaldworden in acht genomenook voor zooveel die betreffen de kolken en loozingenbinnen het in te ncinen terrein liggende. Aan HH. Burgemeester' De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 48. Leiden, 6 Maart 1879. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te gevenop de ver zoeken van P. Van der Meer, om vergunning tot het overwulveri van de sloot bij de Pesthuislaanen van P. Van der Heyilentot het verleggen en leggen van bruggen aan den Hoogen Rijndijk, overeenkomstig de conclusiën van de biernevens gevoegde rapporten der Commissie van Fabri cage te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Pieter Van der Meer, wo nende te Leiden. Dat hij zijne huizen aan den singel onder de gemeente Oegstgeestnabij de laan van de militaire gevangenis, wenscht te verfraaiien, waartoe hij de aldaar gelegen sloot wilde derapenwaarvoor hij van UEd. toestemming verlangt, daar hij van Hoogheemraden van Rijnland de benoodigde toe stemming verkregen heeftblijkens overgelegd extract. 't Welk doende enz. Leiden, 25 Februari 1879. P. Van der Meer. Leiden, 5 Maart 1879. De Commissie van Fahricagc heeft de eer op het request van P. Van der Meer te berichten, dat, aangezien Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland, bij beschikking van 21 September 1878, vernieuwd den 23en Februari 11., vergunning verleend hebben tot het overwulven der sloot, langs den Singel tusschen den Stationsweg en de Morschpoort, nabij de Pesthuislaan, voor zooveel het terrein der woningen strekt, aldaar gelegen, ter lengte van 27 meters, van de zijde van het gemeentebestuur ook geen bezwaar bestaat om daartoe vergunning te verleenen, op gelijke wijze als bij Raadsbesluit van 13 Juli 1878 aan W. A. Van Litb is geschied, on der dezelfde voorwaarden en mits tot veiligheid van de passage langs den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 3