O
De Voorzitter. Wat liet eerste punt lietrcft kan ik u inededec-len dat
er reeds maatregelen met gur.stigen uitslag genomen zijn, waardoor ik ge
loof dat) de tweede vraag ah vervallen kan worden beschouwd.
De heer Van Iterson. Ik wenschte alleen te weten, en daartoe strekte
mijn verzoek, of er onverwijld maatregelen zullen genomen worden, b, v.
of er oproepingen zullen plaats hebben dadelijk of binnen korten tijd, of
dat zulks nog zal worden uitgesteld.
De Voorzitter. Dat zal afhangen van de inlichtingen, die wij van de
Commissie zullen ontvangen.
De heer Van Iterson. Dan komt juist mijn tweede vraag in aanmer
king of wij dan met de zienswijze der Commissie zullen worden in kennis
gesteld.
De Voorzitter. Dat zal geschieden.
De heer Van Iterson. Dan heb ik geen bezwaar tegen de voordracht.
De heer Vebster. Ik heb geen bezwaar tegen bet verleenen der door
Burg. en Weth. verlangde machtiging, en zoude daar gaarne het verzoek
aan toevoegen dat door ben zoo spoedig mogelijk van die machtiging zal
worden gebruik gemaakt, althans wat de vacature betreft, ontstaan door het
aan iM r. Greven eervol verleende ontslag. Want niettegenstaande dat ont
slagin overleg met de Commissie van toezicht op de scholen voor mid
delbaar onderwijs, door den Baad is verleend, in te gaan met den 21en
dezer maandis het een feit dat sedert 1°. Februari gcene lessen door
den beer Greven aan de boogere burgerschool meer zijn gegeven. Ik
begrijp de moeielijkheid die er aan verbonden is om én te Utrecht én te
Leiden twee betrekkingen gelijktijdig waar te nemen maar om daaraan te
gemoet te komen was door de Commissie van toezicht voorgesteld
eene wijziging in den rooster der lessen te brengen. Van zoodanige wijzi
ging is mij evenmin gebleken.
De Voorzitter. De heer Greven beeft voor eenige dagpn verlof ge
vraagd, daar het hem moeilijk viel, met het oog op de werkzaamheden
in Utrecht, de lessen waar te nemen.
De voordracht wordt zonder stemming aangenomen.
X. Verzoek van de Leidsche Melkinrichting, ter bekoming van een ge
deelte der Singelsloot enz.
(Zie Ing. St. nos. 16 en 21.)
Wordt met algemeene stemmen toegestaan.
XI. Verzoek van de firma Gebrs. Van Hoeken, ter bekoming van een
gedeelte der gedempte Minnebroersgracht.
(Zie Ing. St. nos. 16 en 21.)
De Voorzitter laat door den Secretaris voorlezing doen van twee brieven,
beden ingekomen, op deze zaak betrekkelijk. Zij luiden aldus:
»Aau den Edel-Acbtb. Gemeenteraad van Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de firma Gebroeders van
Hoeken alhier, dat zij met belangstelling hebben kennis genomen van het
door de Commissie van Fabricage uitgebracht rapport; zij achten zich
echter verplicht bunne bezwaren hieromtrent in het midden te brengen,
daarin wordt namelijk gezegd dat de gevels en zijwanden van het te bouwen
houtmagazijn van steen moeten worden opgetrokken, hierdoor zou de zaak
geheel zijn doel missenzij wenscben die te maken even als de bij hen
aan de haven bestaande, op een steenen voet van ongeveer een meter boog
wel is waar art. 204 der algemeene politie verordening geeft zulks aan
maar evenzeer dat in bijzondere gevallen daarvan door Burgemeester en
Wethouders kan worden afgeweken; verder dat de koopprijs worde bepaald
op vijf gulden de centiare, deze som komt bun veel te hoog voor in ver
gelijking met, onder meer gevallen van dien aard, den grond onlangs afge
staan aan Van den Broek tegen een gulden de centiare; genoemde Com
missie gaat daarbij van de onderstelling uit datwanneer die grond werd
afgestaan tot bebouwing van woningen die in de plaatselijke belasting kunnen
worden aangeslagen, hij meer voordeel zoude afwerpen voor de gemeente,
maar ieder, die met de ligging bekend is, weet dat zij daarvoor niet geschikt
is als zijnde in een achterbuurt van de gemeente gelegen, daarbij komt,
het een oppervlakte geldt van 408 centiaren, dat huns bedunkens niet gelijk
staat met een kleinere hoeveilheid meters waaraan soms hehoefte bestaat,
redenen waarom zij beleefd verzoeken dat daarop bij de behandeling worde
gelet en een en aDder overeenkomstig de billijkheid door UEAB. zal worden
geregeld.
't Welk doende
Leiden, 12 Febr. 1879. Gebr. Van Hoeken.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekendenallen
eigenaars van huizen en panden aan de oostzijde van de gedempte Minne
broersgracht alhier;
Dat zij in de ingekomen stukken voor den Gemeenteraad hebben gezien
dat door de Gebroeders Van Hoeken is aangevraagd: een gedeelte grond
aan de westzijde van genoemde gracht, ter grootte van 408 vierkante me
ters, om daarop tè bouwen een houtmagazijn
Dat zij overtuigd zijn dat hunne belangen daardoor zouden worden be
nadeeld
Dat toen de Minnebroersgracht gedempt is, daardoor hunne panden zijn
verbeterd, zoodat zelfs eenigen hunner zijn overgegaan die te verbouwen en
beter in te richten naar de eiscben en behoeften van den tegenwoordigen
tijd. iets waaraan zij vroeger niet hebben gedacht;
Dat zoo rchter het plan van Gebroeders Van Hoeken mocht doorgaan
zij van veel minder conditiën zouden worden dan vóór de demping; toen
was er ten minste nog een ruim uitzicht en ren doorstroomende gracht, maar
door genoemd plan zouden bunne panden worden ingesloten in een nauwe
bedompte steeg;
Dat bet duidelijk en klaar is dat buizen die een ruim uitzicht hebben
nan een frissche ruime straat, meer door de bewoners gewild zijn en meer
huurwaarde hebben dan die, welke zich in nauwe stegen bevinden, waaruit
n.lgt dat, zoo de huurwaarde hunner panden vermindert, do prikkel en lust
oiu hunne panden te verbeteren geheel verloren gaat cn de straat, die door
de demping aanvankelijk door betere woningen wprd vervangen, in denzilfden
toestand zal blijven, hetgeen zeker niet zal medewerken de inkomsten-belas
ting der gemeente te verhoogen;
Dat bet veranderen van ruime frissche straten in dompige nauwe stegen
in geenen deele overeenstemt met de vele kostbareofschoon doelmatige maat
regelen, die worden genomen ter bevordering van volksgezondheid;
Dat uit het boven aangevoerde blijkt dat, zoo het verzoek zan de Ge
broeders Van Hoeken wordt toegestaan, niet alleen hunne belangen als
eigenaars worden benadeeld, maar dat het tevens niet strekt om de maat
regelen te bevorderen welke eene goede volksgezondheid in de gemeente
in de hand kunnen werken
Dat zoo bet innemen of bebouwen van een gedeelte der gedempte Minne
broersgracht moest plaats hebben in het algemeen belangzij er ziclt bij
zouden neerleggen, overtuigd dat bijzondere belangen daarvoor moeten onder
doen maar daar bier alleen het persoonlijk belang van één firma op den
voorgrond staat, terwijl velen nederige huiseigenaars daardoor groote schade
wordt berokkend, en de volksgezondheid in de gemeente meer wordt benadeeld
dan bevorderd, hebben zij met den meesten eerbied de eer hunne belangen aan
den Gemeenteraad aan te bevelenmet eerbiedig verzoek de aanvrage van de
Gebroeders Van Hoeken niet te vergunnen.
't Welk doende,
P. II. Spek.
LeideuII Februari 1879. H. Maas.
A. Crama.
L. v. i>. Nat."
De heer Van Iterson. Ik moet verklaren sympathie te gevoelen voor
bet laatst voorgelezen verzoek. Ik zal tegen bet verzoek van Gebr. Van
Hoeken stemmen, omdat ik er niet voor ben dat eene ruimte, door dem
ping verkregen, weder door gebouwen zal worden ingenomen.
De heer Juta. Mag ik vragen of na den brief van Gebr. Van Hoeken
Burg. en Wetb. blijven bij hun voorstel omtrent de prijsbepaling?
De Voorzitter. Er bestaan geen termen tot wijziging van den eenmaal
voorgestelden prijs. Wanneer Gebr. Van Hoeken bet verlangde terrein-
zullen bebouwd hebben zal dc straat toch nog 8 meters breed zijn dat
is nagenoeg eene breedte ter lengte van deze zaal.
De heer Van Iterson. Ik weet zeer goed dat er nog 8 meters zullen
overblijven. Wanneer ik daarvau dan nog 2 meters afneem,- dan blijven
er nog 6 meters over. Dat weet ik wel, maar ik wenschte hel gehecle
terrein onbebouwd te laten.
Ds Voorzitter. Ik geloot niet dat wij thans met zoodanige becijfering
iets te maken hebben. Mijne bedoeling was om de plaatselijke gesteldheid
duidelijk te maken.
De heer Hartevelt. Ik zou wel willen vragen of het niet beter zou
zijn deze zaak uit te stellen. Gebr. Van Hoeken hebben wel bezwaar
tegen den prijs van f 5 maar zijn misschien toch wel geneigd die te be
talen wanneer zij zien dat die niet zal verlaagd worden. Meer bezwaar
hebben zij tegen het bouwen van een houtmagazijn met steenen gevel en
zijwanden. Ook ik geloof dat zij daardoor op groote kosten zullen worden
gebracht. Het bezwaardoor sommige bewoners van de gedempte Minne
broersgracht ingebracht, dat door de bebouwing slechts eene bedompte en
nauwe steeg zoude overblijven, is schromelijk overdreven. Waar eene
straat van 8 meters breedte overblijft, heeft men zich m. i. niet te be
klagen, en is er ook weinig tegen te zeggen uit het oogpunt van gezond
heid. Ik kan mij wel voorstellen dat er leden tegen eene bebouwing zijn
en tij gaarne daar een plein zouden wenscben te behouden, maar ik acht
het in liet belang der gemeente het verlangde terrein a 5 af te staan.
Ecbter komt het mij wenschelijk voor, deze zaak naar Burg. en Weth. te
renvoyeren tot liet instellen vau een nader onderzoek wat de inrichting van
bet gebouw betreft.
De heer De Laat de Kanter. Wanneer dit punt aangehouden werd
om nog een nader onderzoek in te stellen naar de gegrondheid der inge
brachte bezwaren, dan rou ik dit kunnen begrijpen, ofschoon ik tegen uit
stel ben. Is de prijs voor de adressanten te hoog, dan moeten zij er vati
afzien. Ik zou echter het voorstel van Burg, en Weth. wenschen aan te
vullen met de bepaling, dat een termijn van 14 dagen zal gesteld worden,
binnen welken adressanten zullen moeten verklaron of zij den grond wilien
aanvaarden op de gestelde voorwaarden, en verder dat zij aan hunne plan
nen uitvoering zullen moeten geven binnen een door het Dagelijkseh Bestuur
te stellen termijn. Ik zou bet een gevaarlijk precedent achten, op grond
dat een requestrant een voorgestelden prijs te hoog vindt, eene zaak
uit te stellen. Üit zou in het vervolg waarschijnlijk navolging vinden
en op deze wijze zou elke zaak kunnen worden opgehouden, met ter elfder
ure ingebrachte bedenkingen; aangezien daarmede niets te verliezen is, zou
men dat zeer licht er op wagen. Een kooper zal in den regel den prijs
allicht te hoog vinden. Kon er al van eene aanhouding sprake wezendan
zou dit naar aanleiding der andere bezwaren het geval moeten zijn. Maar
ook die bezwaren leggen bij mij geen gewicht in de schaal. Dat eene
straat van 8 meter breed eene steeg kan genoemd worden geloof ik niet.
Ik voel den wensch in mij opkomen dat de steeg waar ik woon de Hoo-
gewoerd eene der hoofdstraten van Leidenoveral eene breedte van 8 me
ters bad. Ik herhaal, mocht ten gevolge van het ingekomen bezwaarschrift
eene aanhouding noodig zijn, ik zal er mij bij nederleggenmaar de be
denking dat de requestranten den prijs te hoog achten mag daartoe m. i.
geen aanleiding geven.
De heer Hartevelt, Mijne bedenkingen golden niet den prijs, waaraan
ik niets wensch te veranderen, maar wel de overige aangevoerde bezwaren,
en voornamelijk de bepaling van den steenen gevel.
De beer De Laat de Kanter. De quaestie van den gevel behoort bij
Burg. en Weth. te huis en kan dus geen aanleiding geven tot aanhouding
van het verzoek. Burg. en Weth. kunnen nagaan of te dien opzichte aan
de bezwaren van adressanten kan worden tegemoet gekomen maar daarover
heeft de Raad niet te beslissen.
De heer Goddsmit. Ik geloof dat de heer De Kanter gelijk heeft. Burg.
en Wetb. moeten geac' t worden den prijs te hebben bepaald in evenredig-
beid van de waarde van den grond en dan gaat bet niet aan dat iemand
dit in twijfel trekt en tot uitstel der behandeling van eeD verzoek adviseert.
Dit. acht ik beneden de waardigheid van den Raad. Dat een adressant