8 IV. Voordracht tot het voile enen van sclinth vergoeding nan den pachter van het buffet in de Gehoorzaal. (Zie Ing. St. nos. \l tn 20.) De Voorzitter. Dit de stukken blijkt, dat de Commissie van Finan ciën zich met die voordracht niet kan vereenigen. Met een enkel noord wensch ik de vergadering rog omtrent dit voorstel in te lichten. Des mid dags tegen 4 uren ontving ik van den Commissaris des Konings een tele gram van den volgenden inhoud«Ten gevolge overlijden van Z. K. H. Prins Hendrik wordt op verlangen der Begeering verzocht sluiting van too- neelvoorstcllingen." Ik behoef niet te zeggen dat zoodanig verzoek, een paar uren voor den aanvnng van twee tooneelvoorstellingen ontvangen eigenaardige bezwaren geeft, ik vond echter de Commissie van den schouw burg] onmiddellijk bereid aan het verzoek, namens de Hooge Regeering tot haar gericht, te voldoen. Ook van de zijde van het Bestuur der Typogra- phische Vereeniging ondervond ik de meeste welwillendheid, niettegenstaande de groote moeilijkheden waarin zij zich zou bevinden met betrekking tot de leden van die vereeniging. Tegenover den pachter van de stads gehoor zaal bracht de billijkheid mede dat hij werd schadeloos gesteld voor de kosten, die hij gemaakt had. Met bescheidenheid richtte hij zich tot ons collegemet eene opgave der door hem gedane inslagen voor deze feest viering, en bet zal u gebleken zijn, dat zij niet overdreven is. Ik neem dus de vrijheid dit voorstel zeer te ondersteunen. De heer Goudsmit. Ik vereenig mij volkomen met het voorstel van Burg. en Weth. én naar de beginselen van het recht én op gronden van billijkheid. Hier zijn Burg. en Wclh. verhuurders van de zaal. Het zijn Burg. en Weth., die den pachter zeer terecht hebben belet dien avond zijn beroep uit te oefenen. Naar de strengste rechtsbeginselen zou ik meenen, dat, wanneer de verhuurder belet, dat de huurder zijne rechten uitoefentgene schadevergoeding verschuldigd is. Bovendien wordt het verleenen van schadevergoeding ook geëischt door de billijkheid.' Het is geen voorwendsel, dat de pachter alles gereed had gemaakt. Hij heeft zich moeten voorbereiden. Hier is dus geen winstderving, maar verlies; want later konden de ingrediënten niet meer gebruikt worden. En naar recht en naar billijkheid komt den pachter schadevergoeding toe. De lieer Hartevelt. Ik moet met den beer Goudsmit in gevoelen ver schillen en de aanneming van de voordracht ontraden op grond van het principe en dc antecedenten, die daaruit kunnen geboren worden. Gold het bier eene publieke vertooningdan is er geen quaestie of de directie moet zich laten welgevallen het verbod, dat de vertooning niet doorgaat. Hier gold het echter een he sloten gezelschap, wat ik b. v. gelijk stel met eene bruiloftspartijwaar alken genoodigden worden toegelaten. De feestviering der Typographische vereeniging is niet doorgegaanop daartoe gekomen verzoek of bevel. Zijn wij op dien grond gerechtigd vergoeding van winstderving of schade uit stads-kas toe te staan? Naar mijn oordeel, en dat van de Commissie van Financiënneen. De heer Goudsmit. Ik geloof dat de zaak hierop nederkomt, dat men aan Burg. en Weth. een verwijt doet, dat zij den voortgang der voorstel ling hebben belet. Ik voor mij meen dat Burg. en Wetb. dat verwijt niet verdienen. Wanneer zij eenmaal krijgen eene uitnoodiging tot schor sing van de vermakelijkhedenhebben zij niet meer gedaan dan hetgeen de plicht van hen eischte. Toegegeven echter dat de Burgemeester niet goed gehandeld heeftdan nog had de pachter recht op schadevergoeding want dan is er eene onrechtmatige daad gepleegd door den Burgemeester, welke den pachter niet beiiBdeelen mag. De Voorzitter. Ik heb geheel volgens overtuiging gehandeld en draBg gaarne daarvan de verantwoording. Nog moet ik doen opmerken dat de pachter behalve de gelede.i schade ook winstderving heeft ondervonden. De later plaats gehad hebbende feestviering wierp uit den aard der zaak miudcr voordeden af. De heer Van der Zweep. Loopen wij niet gevaar meer dergelijke aanvragen te krijgenb. v. van het Rotterdamsclic tooneelgezelscbap. De Voorzitter. Daarvan kan geen quaestie zijn. De beer Van der Lith. Dat was het hoofdargument, waarom ik met liet rapport vun de Commissie van F'inanciën ben medegegaan. Dc vraag, of het een besloten of publieke voorstelling was doet minder ter zake. Ik wil aannemen dat liet hier eene openbare voorstelling goldmaar dan zeg ik ookdat wij dan gelijk staan met hetgeen in andere steden gebeurde. Wij hebben toch niet, als verbuurder, naar het burgerlijk recht bet gebruik der zaal verboden, maar de burgemeester, als lertegenwoordiger van een hoogere autoriteit. In andere steden hebben de ondernemers van publieke vermakelijkheden groot nadeel geleden door liet plotseling bevel tot sluiting hunner inrichtingen. Toch ontvangen zij geene vergoeding. Ik zie niet in waarbm Leiden eene uitzondering zou moeten maken. De heer Goudsmit. Men vergeet, dat hier staat de verbuurder tegenover den huurder. l>e stad heeft belet dat de man het genot van zijne zaak had. Nu vraagt bij schadevergoeding. Wat de bruiloftspartij betreft, dit geval is precies hetzelfde; want de stad bad den huurder belet gebruik te maken van bet verhuurde. Dat verzoek strookt met bet recht en de bil lijkheid. De Voorzitter. Tot geruststelling van den heer Hartevelt kan ik verzekeren dat zoodanige maatregel door mij nimmer zal worden toegepast cp bruiloftsfeesten. Het vooistelom den pachter van het buffet der Gehoorzaal uit de ge meentekas eene som van f lh toe te kennen, te voldoen uit den post van Onvoorziene Uitgaven, wordt in stemming gebracht en met 13 tegen 7 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Wilbelmy Damsté, Van der ZweepSuringar, Van Iterson Van der LitbLe Poole en Hartevelt. V. Verzoek van A. Van Wijk betrekkelijk het doen rooien van boomen. (Zie Ing. St. nos. 14 en 21.) Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig bet verzoek besloten-. VI. Verzoek van J. A. Frank, om een kelder te huren. (Zie Trig. St. nos. 15 en 21.) De lieer d'Aumerie. Mijnheer de Voorzitter! Burg. en Weth. stellen vcor overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage de vergunning te verleenen en in dat advie9 komt dc voorwaarde voor dat de reque9trant moet zorgen dat op de straat geenerlei bewerking of plaatsing van wijn- fustm of wagens plaats beeft. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat de Baad deze voorwaarde niet kan stellenomdat de Baad blijkens de politie verordening heeft bepaald, dat bet met vergunning van Burgemeester en Wethouders geoorloofd is van de straat gebruik te maken tot bet bergen of bewerken van goederen. Ik stel daarom voor de voorwaarde te laten vervallen. Verlangt de man vergunning, dan kunnen Burg. en Weth. haar, na onderzoekweigeren of geveD. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat door de voorwaarde de rechten van Burg. en Weth. verkort worden. Zij willen dat aan dien afstand positief zoodanig verbod worde verbonden. Ik geloof, dat de Baad dit gerust kan bepalen zonder in de rechten van Burg. en Wetb. te treden. De beer d'Aumerie. Men belet de vergunuing te geven. Blijkens de politie-verordening is aan Burg. en Wetb. de bevoegdheid verleend de ver gunning te geven. Ik handhaaf mijn voorstel om de voorwaarde te doen vervallente meer daar Burg. en Weth. de macht hebben de vergunning te weigeren. De heer Van deb Lith. Naar mijne meening is de Baad bevoegd de voorwaarde op te leggen, evenals elk particulier. In de politie verordening is bepaald, in welke gevallen, iu bet belang der openbare orde, kan wor den verboden en toegestaan het plaatsen op straal van wagens enz. Maar ieder, die een kelder of zoo iets verhuurt, kan aan den huurder de ver plichting opleggenvoor dien kelder de werkzaamhedenhier bedoeld niet te verrichten, b. v. omdat hij het liever niet voor zijn huis ziet. Dit doet hij in een gewoon burgerrechtelijk contract, en dal kunnen wij ook doen. Wij zijn burgerlijke partij en als zoodanig kunnen wij aan onzen huurder deze verplichting opleggen. De heer d'Aumerie. Mij dunkt dat de Raadbij het stellen van voor waarden de door hem vastgestelde verordeningen in het oog behoort te houden. De heer Van der Lith. Maar hij kan eene exceptie makenwanueer het in zijn belang is te handelen als burgerlijk persoon. De beer d'Aumerie. Ik stel bepaald voor de voorwaarde te doen ver vallen, omdat Burg. en Weill, de bevoegdheid hebben de vergunning, in dien zij mocht worden gevraagdte weigeren. Het voorstel wordt voldoende ondersteund. De beer Goudsmit. De hoer d'Aumerie verwart Burg. en Weth. in hun publiekrechtelijk karakter en in hunne boedanigheid van verhuurders. In den eersten toestand hebben zij' geene machtiging noodig. Nu treden zij op als verhuurders en nu zeggen zijwij willen den kelder alleen verhuren, als gij u aan de voorwaarden onderwerpt. Ik zie daarin niets strijdigs. De heer d'Aumerie. Ik volhard bij mijn voorsteldat ondersteund is. Het voorstel, in stemming gebracht, wordt verworpen met 13 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren d'Aumerie, Wilhelmy Damsté, Verster, Surin gar, Le Poole, Juta en Obreen. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt daarop mot algemeene stemmen aangenomen. VII. Verzoek van M. B. Tukker en J. Vermeulen, ter bekoming van grond. (Zie Ing. St. nos. 16 en 21.) Het verzoek wordt met algemeene stemmen toegestaan. VIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1878. (Zie Ing. St. n°. 17.) De Voorzitter. Nadat de staat was opgenomen en aan u voorgelegd heb ik gisteren eene missive ontvangen van de Gedeput. Staten waarvan ik den heer Secretaris verzoek voorlezing te doen. Die missive luidt als volgt «Wegens onderhoud van liet huis van bewaring te Leiden, is over 1878 nog aan den aannemer verschnldigd eene som van f 416.74]-, welk bedrag door de gezamentlijke gemeenten der rechterlijke kantons Leiden en Alphen behoort te worden b- laald. De kosten zijn door ons omgeslagen en uw aandeel daarin bepaald op f 184.01. Wij verzoeken u dat bedrag vóór ot uiterlijk op den 31 Maart n. s. toe te zenden aan de Commissie van administratie over de gevangenissen te Leiden. Het bericht dat hieraan is voldaan wordt vervolgens bij ons ingewacht. In de bedoel.le kosten zaleven als in die der overige uitgaven van de hier bedoelde strafinrichting, door bet Kijk eene nader te bepalen bijdrage worden verleend. Het aandeel, uwer gemeente daarin toekomende, zal vervolgens aan u worden uitbrtaald." De Voorzitter. Ik wensch de vergadering voor te stellen ook die 184 op den staat te brengen daar er anders later wederom eene af- en overschrijving zou moeten geschieden. De Commissie van Finauciën ver klaart daartegen geen bezwaar te hebben. Met algemeene stemmen wordt de staat goedgekeurd. IX. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vacatures aan de inrichtingen voor booger en middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 18.) De heer Van Iterson. Naar aanleiding van betgeen vroeger heeft plaats gehad, wensch ik. alvorens ik mijne stem over deze voordracht bepaal, twee vragen tot Burg. en Weth. te richtenen wel 1°. of het voornemen bestaat bij Burg. en Weth. om onverwijld de noodige maatregelen te nemen ten einde lot eene definitieve vervulling der vacatures te geraken en 2°. of wanneer om de eene of andere reden bedoelde maatregelen tijdelijk worden gestaakt en de vacatures alzoo opzettelijk worden verlengddaarvan zonder nadere aanvrage aan den Raad zal worden kennis gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2