8
Leiden, 5 Februari 1879.
Ten aanzien van de in onze handen gestelde lijst van personen die in
den loop van het jaar 1878, en vóór den aanvang van het jaar 1877 de
gemeente hebben verlaten of overleden zijn en in de plaatselijke directe
belasting over die jaren waren aangeslagenheeft de Commissie van Finan
ciën de eer u in overweging te geven de door Burgemeester en Wethouders
voorgestelde afschrijving of restitutie te verleenen en wel voor de sommen
als in kolom 11 dier lijst zijn uitgetrokken tot een gezamenlijk bedrag
van f 146.13.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N#. 80. Leiden7 Februari 1879.
Ten aanzien van de voordracht van Burgemeester en Wethouders, strek
kende om aan den pachter van het buffet der Gehoorzaal eene schadever
goeding ad 75 uit de gemeentekas toe te kennen wegens het niet door
gaan van de feestviering der Typografische Vereeniging, hebben wij de
eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er, naar ons oordeel, geen termen
bestaan om ter zake uit de gemeentekas gelden beschikbaar te stellen tot
vergoeding van winstderving of schade, die door den pachter mocht zijn
geleden, zoodat wij de aanneming van de voordracht meenen te moeten
ontraden.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 81. Leiden, 7 Februari 1879.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen de aanneming
van de voordrachten van Burgemeester en Wethouders tot uitbetaling aan
den torenwachter van de op de begrooting voor 1878 uitgetrokken jaar
wedde van den assistent-torenwachter tot het doen rooien van 2 boomen
door A. Van Wijk; tot verhuring van den kelder onder de woning van den
concierge van het Baadhuis aan J. A. Franktot afstand van grond of
water aan J. Vermeulen en M. B. Tukker en aan de Leidscbe Melkinrich
ting en tot afstand van een gedeelte der gedempte Minnebroêrsgracht aan
de firma Gebrs. Van Hoeken. Wat de laatstbedoelde voordracht betreft
was evenwel een lid van oordeel dat geen gedeelte van eene openbare straat
moest worden afgestaan, al mocht dan ook op dit oogenblik de overblijvende
breedte, ad 8 meters, voldoende kunnen worden geacht in bedoelde buurt.
Nu door de demping eene betrekkelijke ruime straat was verkregen, zoude
het zijns inziens zijn te betreuren dat daarvan zonder dringende noodzake
lijkheid een deel werd afgenomen ter bebouwing.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 88. Leiden, 8 Februari 1879.
Wij hebben de eer U mede te deelen dat bij ons geen bezwaar bestaat
tegen het verleenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer aan
de openbare lagere school n°. 3 voor minvermogendenM. A. Biekart.
Wij nemen derhalve de vrijheid U te raden hem dat ontslag te verleenen
met ingang van 1 April. Het advies van den betrokken onderwijzer wordt
hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Edel-Achtbare Heeren!
Bij deze heb ik de eer U. E. A. te verzoeken mijwegens vertrek naar
elders, eervol uit mijne betrekking van hulponderwijzer aan school n°. 3
voor minvermogenden te ontslaanen dit ontslag 1 April e. k. te doen
ingaan.
Onder betuiging der meeste hoogachting heb ik de eer te zijn
van U Edel-Achtbaren,
de dienstwillige dienaar
Leiden, 2 Februari 1879. M. A. Biekart, hulponderwijzer.
Leiden, 8 Februari 1879.
Ter voldoening aan uwe apostille dato 4 Febr. n°. 308heb ik de eer
UEd. te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verzoek van
den heer M. A. Biekart om tegen pr. April eervol ontslag te bekomen uit
zijne betrekking als hulponderwijzer aan de openbare school n°. 3 voor
minvermogenden.
De hoofdonderwijzer a/d. op. school n*. 3 voor minv.
j. Wdystbr.
Den Heer Burgemeester van Leiden.
N°. 83. Leiden, 8 Februari 1879.
Blijkens nevensgaande stukken is de aanschaffing noodig van een nieuwen
stoomketel ten behoeve van de exploitatie van bet Liernurstelsel alhier,
waarvan de kosten bedragen f 1085. Wij stellen Uwe Vergadering daarom
voor ons de vereischte maohtiging ter zake te verleenen, terwijl hiernevens
een staat van af- en overschrijving wordt aangeboden tot verbooging met
genoemd bedrag van den post Volgn. 102 der begrooting voor dit jaar,
Beinigen van riolen, stelsel Liernur, te vinden door afschrijving van den
post voor Onvoorziene Uitgaven.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 8 Februari 1879.
Onder overlegging van een rapport van den Gemeente-architect van den
7 dezer maand n°. 9, acht de Commissie van Fabricage zich verplicht de
vereischte machtiging te verzoeken tot de aanschaffing van een nieuwen
stoomketel voor het tapgebouw van het Liernursche rioolstelsel, te leveren
door de firma Landré Glinderman te Amsterdam voor de som van 1085,
waarop in het belang der exploitatie van bet in een gedeelte van Wijk II
aangelegde rioolstelsel eene spoedige beslissing noodzakelijk wordt geacht.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
Leiden, 7 Februari 1879.
De Gemeente-architect heelt de eer deze tot schriftelijke mededeeliug te
doen dienen aangaande den U reeds bekenden toestand van den stoom
ketelin het tapgebouw van de Liernurrioleering. Nadat herhaaldelijk
was opgemerkt, dat er moeielijkheid ontstond in het verkrijgen van vol
doende stoomspanninghetwelk door buitengewoon stoken van den vuur
haard ter nauwernood vergoed kon worden en een veel langere duur dan
gewoonlijk van den werktijd niet kon worden tegengegaanis bij onderzoek
gebleken, dat de oorzaak daarvan gelegen was in stoomverliesveroorzaakt
door een scheur in de kap van den ketel, ter plaatse van de aanhechting
der rookpijp van den schoorsteen, waardoor de stoom in dezen ontsnapte.
Onverwijlde herstelling hiervan ten uiterste noodzakelijk zijndeaange
zien gemis van de bijna dagelijks noodige reiniging der buurt, waarop het
stelsel is toegepastbijna onoverkomelijke bezwaren ten gevolge zoude heb
ben, werd dadelijk in overleg getreden met de heeren Landré en Glinder
man, werktuigkundigen te Amsterdam, als leveranciers van den ketel, door
wien zonder verzuim een bekwaam werkman tot nader onderzoek in voor-
loopig herstel is gezonden, hetwelk in zooverre mocht gelukken, dat er tot
dusverre geene vertraging in de opzuiging der rioolstoffen heeft plaats gehad.
Een kort daarna door den heer Glinderman ingesteld persoonlijk onderzoek
heeft dien heer, blijkens hierbij overgelegde missive van 5 Februari jl. er
toe geleidmet den meesten ernst een verder gebruik van den ketel te
ontradenen onmiddellijk in een nieuwen ketel te voorzien. Herstelling
van den aanwezigen ketel zou kunnen geschieden, waartoe veertien dagen
gevorderd zouden worden, indien tijdelijk een hulpketel werd geplaatst,
doch voorziening daarin vindt bezwaar in de noodige stoomspanning van
minstens 7 atmosferenwelk vermogen bij geen beschikbaren ketel wordt
aangetroffen.
Bij vernieuwd onderzoek der zaak door den oud Officier-machinist, den
heer Van Aken alhier, vooral naar gevaar door mogelijke explosie en het
al of niet doenlijke van meer eenvoudige herstelling, is diens oordeel dat
aan gevaar niet gedacht behoeft te worden, dewijl de ontstane scheur,
eene hoewel ongewenschtenatuurlijke veiligheidsklep oplevert, voorts dat
een meer afdoend, tijdelijk herstel dan plaats had, niet mogelijk is, en dit
herstel slechts als zeer tijdelijk is aan te merken, zoodat er geen zekerheid
bestaat voor een doorgaand gebruikhetzij gedurende één dagéén week
één maand of langer.
Onder deze omstandigheid is het overbodig op de dringende haast te
wijzentot voorziening in een nieuwen ketelen zij daarom voorgesteld
ten spoedigste aan de firma der genoemde heeren bestelling daarvan te
doen, volgens hun opgaaf van L Febr. jl. a ƒ1085.en verder aan hen
herstelling van den ouden ketel op te dragenten einde in bet bezit van
een dubbeltal te komenwaardoor bezwaar van dezen aardvoor het ver
volg opgeheven zal worden.
Aan den Heer Wethouder-Voorzitter De Gemeente-architect,
der Commissie van Fabricage. J. W. Schaap.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.