2 6". Adres fan W. Vromanshoudende klachten over de bediening van de bruggen. 6s. Adres van de Directie der Leidsche melkinrichting om eene brug te leggen enz bij de Aloëlaan. Overeenkomstig de voordracht worden deze adressen gesteld in banden van Burg. en Wetb. 7". Adres van J. A. Frank om een kelder te huren onder bet raadhuis. 8°. Adressen van M. B. Tukker en J. Vermeulen ter bekoming van ge meentegrond. Overeenkomstig de voordracht worden deze adressen gesteld in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 9°. Voordracht voor de benoeming van een lid der plaatselijke school commissie. 10e. Proces-verbaal van opneming van de boeken en de kas van den Gemeente-ontvanger. Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. De Voorzitter. Tengevolge van een berichtvan den militie-commissa ris ontvangen meldende dat de loting voor de nationale militie in deze gemeente aan den Commissaris des Konings is voorgesteld op 11 12 en 18 Febr. a. s. achten Burg. en Weth. het wenschelijk de verkiezing voor een gemeente raadslid eene week uit te stellen en die alzoo te bepalen op 18 Febr. a. s. In het hoofdbureau zullen nevens den Burgemeester, als Voorzitter, de heeren Eigeman en Scheltemaen in het hulpbureau de heer De Laat de Kanter, als Voorzitter, en de heeren Verster en Cock zitting hebben. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoplcommissie. (Zie Ing. St. n'. 1.) De heeren Verster, Van der Lith en Van Iterson worden door den Voor zitter uilgenoodigd met bem bet stembureau uit te maken. Benoemd wordt Dr. H. G. Van de Sande Bakhuyzen met 17 van de 20 stemmenzijnde er 1 stem uitgebracht op Mr. J. De Wal en 2 blanco briefjes ingeleverd. II. Idem van eene adjunct-stadsvroedvrouw. (Zie Ing. St. n". 2.) Met 19 van de 20 stemmen wordt benoemd Mej. J. F. PeysterBerk, zijnde 1 biljet in blanco. III. Voordracht aangaande de verhuring van het raamland buiten de voormalige Hoogewoerdspoorl. (Zie Ing. St. n°. 3.) De Voorzitter laat door den Secretaris voorlezing doen van een brief van Gebr. Van Wijk en C°.luidende: 'Leiden, 23 Januaii 1879. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekendenGebr". Van Wijk C®.fabrikanten alhier, dat zij U met bescheiden aandrang verzoeken aan den Gemeenteraad te willen voorstellen: dat het raamland buiten de voormalige Hoogewoerdspoort getaxeerd worde door drie deskundigenwaarvan een benoemd worde door het Gemeentebe stuur, een door de ondergeteekenden en de derde door den Kantonrechter; dat deze drie beëedigde experts te zamen bepalen de waarde van bedoeld raam veld. De ondergeteekenden verbinden zich alsdan van de getaxeerde waarde te betalen 66 pCt. 'sjaars, in voldoening van huur van dit perceel. Aan HH. Burg. en Weth. 't Welk doende, der Gemeente Leiden. Gebr». Van Wijk C°." De Voorzitter. Ik stel voor dezen brief te stellen in banden van Burg. en Weth. en inmiddels voort te gaan met de behandeling der voor dracht, gelijk die nu is gedaan. Daar het voorstel strekt om tot Juni te verhuren, kunnen wij inmiddels het thans ingekomen verzoek overwegen. De heer Du Bieu. Ik zou wel wenscbenmijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van den brief, die beden is ingekomendit punt aan te houden totdat het rapport van Burg. en Wetb. op dezen brief zal zijn ont vangen. De zaak blijft dan meer in haar geheel dan door nu voor een half jaar een contract te maken. l)e bedoeling kan toch niet zijn om de menscben hinderpalen in den weg te stellen. Wat was de bedoeling van het rapport, dat strekte om zooveel meer te vragen van het land? Niets anders dan geldelijk voordeel voor de stad te verkrijgen. De vraag, die in dezen brief gedaan wordt, komt mij nu zoo billijk voor; dat ik gaarne zou wenschen de geheele zaak nit te stellen totdat het antwoord van Burg. en Weth. zal zijn ontvangen. De Voorzitter. Als wij het standpunt nagaan, waarop de Gemeente zich bevindt tegenover de heeren Van Wijk en Zaalberg, dan moeten wij niet voorbijzien dat die heeren nu in bet bezit zijn van terreinen die hun niet toekomen. Aan dezen abnormalen toestand wenschen wij te gemoet te komen door het voorstel lban9 door ons gedaanom die heeren nog gedurende 6 maanden in het rustig bezit vao den grond te laten. Maar nu zie ik er hoegenaamd geen bezwaar in om nuhangende de pachtovereenkomst voor dien termijn, het verzoek van Gebrs. Van Wijk in overweging te nemen. Wij prejudiciëren daardoor niets. De heer Du Ried. Mag ik daarop antwoorden dat het voorstel, thans door Burg. en Weth. gedaan strekt om hen iu het bezit van den grond te laten, tegen betaling van zekere som, tot ultimo Juni, maar met bijvoeging van de uitdrukkelijke bepaling dat dan alle opstallen zullen moeten zijn weggeruimd. In die bepaling ligt dus dit karakter: dan moet gij er af. Stond die bepaling er niet bijdan zou ik minder bezwaar tegen het voorstel hebben. Maar nu acht ik het verstandiger eerst te wachten op het antwoord van Burg. en Weth. Door het Dagelijksch Be stuur is een voorstel gedaan om op zekere conditiën voor een half jaar de gronden aan die heeren te blijven verhuren. Nu komen dezen echter, voor dat over dat voorstel gedecideerd is, met een beleefd verzoek. Mij dunkt dat dit dan ook eer3t in overweging dient te worden genomenen wij niet inmiddels moeten gaan beslissen dat zij met 30 Juni van den grond af moeten. De Voorzitter. Ik zou dit eens zijn, als men van de onderstelling uitging dat het nu door Gebrs. Van Wijk gedaan voorstel niet met den noodigen spoed zou worden behandeld. Daarvoor behoeft echter geen vrees te bestaan. De beer De Laat de Kanter. Gedeeltelijk is reeds door u gezegd, mijnheer de Voorzitter, wat ik in bet midden wenschte te brengen. De brief zooeven voorgelezen is van de heeren Gebrs. Van Wijk en ons voor stel heeft betrekking op de beide firma's, Zaalberg en Gebr9. Van Wijk. Mij dunkt dat het niet mogelijk is eene overeenkomst met de Gebrs. Van Wijk te sluiten voordat de quaestie welke thans aan de orde is t beslist is. De heer Juta. Met genoegen heb ik van u gehoordmijnheer de Voorzitter! dat Burg. en Weth. allen spoed zullen maken met het indienen van een voorstel naar aanleiding van het verzoek van de firma Gebr. Van Wijk O. Maar dit is juist, meen ik, een reden om het voorstel, dat thans aan de orde i9 aan te houden daar dit met de heden ingekomen missive een geheel kan vormenen beiden dus later gezamenlijk kunnen behandeld worden. Als het ingekomen verzoek zoo spoedig behandeld wordt door Burg. en Weth., is het uitstel slechts van korten duur en kan er later over beide punten ééne beslissing worden genomen. Dit acht ik in het belang der zaak. De heer De Laat de Kanter. Dat is niet mogelijk. Eerst dienen wij toch te weten op welken voet wij met de tegenwoordige huurders staan voor er quaestie kan zijn van eene overeenkomst met nieuwe huurders. De firma Gebr. Van Wijk is een nieuwe huurder. Nu immers is bet land verhuurd aan de beide firma's Gebrs. Van Wijk en Zaalberg. Als wij eene overeenkomst met slechts een dier firma's aangaan is dat eene geheel nieuwe overeenkomst Daarenboven ons tegenwoordig voorstel is het gevolg van bet verhandelde in de vorige vergadering. Wij hadden toen voorgesteld aan de huurders een termijn van zes weken te stellen. De Raad heeft toen echter gemeend naar aanleiding van een verzoek der huurders een nader voorstel te moeten afwachten. En daaruit i9 ons tegenwoordig voorstel voortgevloeid. Wij dienen eerst met de oude huurders afgedaan te hebben voor wij eene overeenkomst kunnen aangaan met nieuwe. De heer Van Heukelom. Ik zou willen vragen, mijnheer de Voorzitter, of het wel verstandig is om, terwijl de firma Van Wijk verlangt te huren tot zekeren prijs, in afwachting van het advies daaromtrent nu te beslissen dat de grond zal worden verhuurd voor f 425op conditie dat bij het einde van den huurtijd de gebruikers allen opstal moi ten hebben opgeruimd. Dan zullen wij dns table rase hebben. En dan zullen zij hebben moeten nfhreken bet bestaande, terwijl dan niet meer voldaan zal kunnen worden aan het nu gedaan verzoek. De Voorzitter. Gelijk ik straks reeds de eer had op te merken, kan men verzekerd zijn dat Burg. en Wetb. onmiddellijk het verzoek ter hand zullen nemen. De tegenwoordige bezitters behoeven nog niet dadelijk de ramen af te breken. De heer Van Heukelom. Maar als wij heden het voorstel van Burg. en Weth. aannemen dan moeten zij dit toch doen voor ultimo Juni. De Voorzitter. Mij dunkt, die tijd is nog al ruim. De heer Van Heukelom. Ik vat het niet. Mij dunkt dat de geheele zaak uitgesteld diende te worden totdat zij kan behandeld worden tegelijk met het verzoek van Gchrs. Van Wijk. De heer Van der Zweep. Indien wij het voorstel, om de behandeling dezer zaak uil te stellen aannemen wat zullen dan de fabrikanten daarbij winnen? Arbiters benoemen, den grond laten taxeerendat eischt alles geruimen tijd; een ieder weet dit, die dergelijke zaken wel eens heeft bij gewoond. Wat zullen de fabrikanten intusschen doen? Zij hebben geen recht gebruik te maken var. het land. Als zij bet toch doendoen zij bet eigenlijk wederrechtelijk. Door het voorstel van Burg. en VVeth. aan te nemen ontgaan wij al <lie bezwaren. En wat bet wegbreken van die ramen betreft, dat kan in vier, vijf dagen geschieden. De heer Van Heukelom. Het wegbreken, o ja; maar niet het weder oprichten. De heer Re Laat de Kanter. Als wij het voorstel van de Gebrs. Van Wijk aannemen, dan, dit hen ik met den heer Van Heukelom eens, zullen wij eene nieuwe overeenkomst met hen sluiten, maar niemand zal toch zoo onredelijk zijn te eischen dat zij eerst de ramen en huisjes moeten wegbreken welke later weer moeten worden opgesteld. Neen dan zal alleen de firma Zaalberg moeten zorgen dat voot Juli alles is weggenomen wat haar toebehoort en de Gebrs. Van Wijk laten het hunne staan. De beer Du Rieu. Mij dunkt dat niemand zal wenschen dat die heeren, die nu nog het gebruik van de landen hebben, er zoo maar van afgezet zullen worden. Dat zij wederrechtelijk den grond zouden bezitten is onjuist. Het is met toestemming van alle leden van den Raad. Na de beslissing, in eene vorige vergadering genomen, en de r.ii uwe voorstellen van Burg. en Weth. gaat het niet aan te beweren dat zij wederrechtelijk bezitten. Het heeft er inderdaad veel van alsof men hen zoo maar van het land wil afzetten. De heer Van Iterson. Ik moet opkomen tegen hetgeen de heer Du Rieu daar in de laatste plaats zegt. Wanneer, hetgeen ik niet weet, door de firma's in quaestie nog gebruik wordt gemaakt van den gronddan is dit, mijns inziens, wel degelijk wederrechtelijk. De huur is met 1 Januari of eigenlijk reeds met Kerstmis II. geëxpireerd. Eene nieuwe overeenkomst is niet gesloten. Welk recht hebben zij dus op dat land? Als daar nog horren en huizen op staan dan is dit alleen een goedheid van het Dage lijksch Bestuur, die het door de vingers ziet. Maar het wordt dan hoog tijd dat aan dien toestand een einde kome. Of de firma's moeten den grond in vrijen staat opleveren of er moet een nieuw contract gesloten worden. Thans echter bestaat er geen huurcontract, en de stad mag tocb haar land niet ongebruikt laten liggen. De heer Juta. Bij mij bestaat wel twijfel aan hetgeen de vorige spre ker beweert. De buur houdt ta. i. niet op. Zoolang de fabrikanten den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1879 | | pagina 2