93 Zifting van Maandag 39 December 1§?8, t/eopend 's namiddags Ce 2 uren. Voorzitter: de lieer Burgemeester Dr. VV. C. Van den Bramieler. Te behandelen onderwerpen: 1". Benoeming van een leeraar in de Wiskunde aan het Gymnasium. (246) 2". Idem van een onderwijzer 2dt klasse aan de Jongensschool der 2<le klasse (247) 3°. Idem van vier leden van de Plaatselijke Schoolcommissie. (250) 4". Idem van een Commissaris van de Stedelijke Gasfabriek. (253 en 265) 5". Verzoek van de Regentessen van deR.K. Armen en hel Wees- en üiule- liedenhnis om ontslag. (254) 6". Benoeming van drie Regentessen van voorschreven inrichting. (255) 7". Idem van eene hulponderwijzeres aan de Meisjesschool der 2de klasse. (256) 8*. Idem van twee hulponderwijzers aan de school N". 1 voor minvermo genden (257) 9". Idem van eene Stads-Vroed»rouw (259) 10'. Idem van twee leden der Commissie voor de bewaring van voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst. (260) 11°. Idem »an twee leeraren, een in de wis-, natuur- en werktuigkunde en een in de natuurlijke historie, aan de gemeente instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (263) 12". Voordracht aangaande de verhuring van het raamland buiten de voor malige Marepoort. (235 en 240) 13°. Slaat van af- en overschrijving op de gemeente begrooting, dienst 1878. (248 en 268) 14". Verzoek van Dr. Jac. Van Ivaathoven om belast te worden met de werkzaamheden van stads-geneeskundige. (252) 15'. Voordracht van Commissarissen der Gasfabriek betrekkelijk den ver koop van cokes. (253 en 265) 16™. Suppletoire staat van begrootingdienst 1878. (258 en 268) 17". Verzoek van A. L. De Sïurler om eene waterleiding te doen leggen. (261) 18". Voordracht betrekkelijk de geldleening. (267) 19®. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1878. 20®. Verzoek van de firma Crans C". tot overdracht van de concessie tot het aanleggen eu exploiteeren van paardenspoorwegen in deze ge meente. (266) 21". Verzoek van Mej. J P. M. H. Gordon om ontslag uit hare betrekking van hulpondertvjjzeres aan de Meisjesschool 2" klasse. (264) Tegenwoordig de heeren Verster, Van der LithDriessen, Van Wensen, Librecht Lezwijn De Laat de Kanter, HarteveliGoudsmit, De Freraery, Suringar, Van der Zweep, Wilbelmy Datnsté, Uu Rieu, Cock, Juta, Van Iterson eu Van den Brandeler. De heeren Ëigeman, d'Aumerie, Obreen en Scheltema gaven kennis ver hinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van bet verhandelde in de zitting van Donderdag 16 December 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Missive van de Gedep. Staten, van 16 December, B. n". 3420, G. 8. n°. 35ten geleide van het goedgekeurde Raadsbesluit van 21 November jL, betreflende het aangaan eener geldleening ad ƒ125,000. 2®. Idem van de Gedep. Staten, van 17/20 December, B. n®. 3418, G. S. n'. 43, ten geleide van de goedgekeurde gemeentebegrootingvoor den dienst 1879. 3°. Idem van de Gedep. Staten, van 23/27 December, B. n°. 3489, G. S. n°. 39ten geleide van de goedgekeurde Raadsbesluiten tot afstand van grond aan het Bestuur van de Kweekschool voor Zeevaartde Holl. IJzeren Spoorweg-maatschappij en tot verkoop van het zoogenaamde Fooiershuisje. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. *4". Missive van J. C. Zaalberg Zoon en Gebr. Van Wijk 8e C°. van den 20sten dezerhoudende raededeeling dat zij de huur van het Raam land niet kunnen aanvaarden voor de som van ƒ1450. Deze missive is van den volgenden inhoud: 'Leiden, 20 December 1878. De ondergeteekenden J. C. Zaalberg 8c Zoon en Gebr. Van Wijk 8c C°. alhier, hebben de eer U mede te deelen, in antwoord op Uwe missive, dd. 13 Dec. jl.n°. 1021, houdende kennisgeving van het verslag van de Gemeenteraadsvergadering v/d 12 dezer, dat zij de huur van het raamland gelegen onder de Gemeente Soeterwonde, tegen üe daarbij opgegeven som van ƒ1450 per jaar, niet kunnen aanvaarden. Met verschuldigde hoogachting enz., J. C. Zaalberg Se Zoon. Gebb. Van Wijk 8e Cie. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden." De Voobzitteb. Daar wij volgens de wet thans in bezit zijn van het Raamlandmeenen Burg. en Weth. een voorstel te moeten doen om een bekwamen tijd te stellen, ten einde gelegenheid te geven de ramen te amo- veeren. Wij hadden gemeend een termijn van zes weken daarvoor te mogen stellen. Heden ochtend echter hebben wij eene missive ontvangen van de heeren Zaalberg c. s., waarvan ik voorlezing zal laten doen. Die missive luidt aldus: 'Leiden, 30 December 1878. In antwoord op Uwe missive v/d 23 dezer, n®. 1055, hebben de onder teekenden J. C. Zaalberg 8e Zoon en Gebr. Van Wijk 8e C®. alhier de eer UEd. Aehtb. beleefd t'e verzoekenhen alsnog tot de onmiddelijke op ruiming der buisjes en ramen, staande op bet Raamland onder de gemeente Soeterwoude, niet te verplichten, maar nemen zij de vrijheid U bij deze in overweging te geven om bij eene eventueele publieke verhuring onder de daarbij door U te stellen voorwaarden te willen opnemen 'dat het den vorigen huurders, eigenaars van de huisjes en droogramen op het bedoelde Raamland staande, vergund worde, die gedurende de eerste ZirriNOVBRSLAO 1878. zes maanden van 1879 daarop te mogen behouden en gebruiken, tegen eene vergoeding van 30 per maand aan den toekomstigen huurder te vol doen om dan daarna door hen te Worden geamoveerd en weggeruimd." Mochten UEd.-Achtb. onverhoopt in dat verzoek niet kunnen tredendan nemen zij de vrijheid in de plaats daarvan U voor te stellen om hen tot de ontruiming van meergenoemde huisjes en ramen een termijn van zes maan den te verleenenaangezien het tegenwoordige jaargetijde daartoe niet gun stig isen zij in de gelegenheid mogen worden gesteld om die amovering en wegruiming voor hen zoo min mogelijk schadelijk te doen zijn. Vertrouwende op de verklaring van UEd.-Achtb. bestuur en Raad der gemeente om de industrie, in deszelfs midden gevestigd, in geenen deele te bemoeilijken, maar integendeel te willen steunen en bevorderen, vleien i zij zich hierop eene gunstige beschikking van U te mogen ontvangen. Met verschuldigde hoogachting enz., J. C. Zaalberg Se Zoon. Gebb. Van Wijk 8e Cie." De Voobzitteb, Burg. en Weth. ziin nu voornemens zoo spoedig mo gelijk een voorstel aan den Raad te doen omtrent de nieuwe verpachting van het land en inmiddels wenscben zij aan de heeren Zaalberg c. s. een tijd van zes weken te gunnen, naar hun oordeel voldoende, om de ramen te amoveeren. Zij hebben voor een en ander de goedkeuring van den Raad noodig, daar de gemeente feitelijk in bet bezit is gekomen van het Raamland na 25 December. De heer Du Rieu. Het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter, dat zes weken, vooral in wintertijd, wel wat kort is om de ramen en de huisjes te amoveeren. ik zou meenen dat daaromtrent wel nader overleg mocht plaats hebben. De Voobzitteb. De zaak is lang eu breed bij Burg. en Wetb. bespro ken. Het voorstel ging uit van de Commissie van Fabricage. Wij meenen dat de tijd voldoende is. De heer Du Rieu. Buitendien komt bet mij voor dat de fabrikanten niét terstond gereed zullen zijn zich elders in te richten. Ik zou het dus zeer onbillijk vinden hen, en dat in wintertijd, zulk een korten termijn van 6 weken te stellen, als zij waarschijnlijk elders nog geen plaats zullen hebben gevonden om hun industrie voort te zetten. De Voobzitteb. Maar aan den anderen kant moet niet worden voorbij gezien dat het voor de gemeente zeer bezwarend is een langeren termijn te stellen. Volgens den weg, dien men nu gemeend heeft te moeten opgaan, zal bet land in behoorlijke orde gebracht moeten worden. Dat zal veel tijd vereischen. Willen wij dus voor de verpachting gereed zijn, dan zullen wij niet een te langen termijn kunnen stellen. Zoolang de ramen niet geatno- veerd zijn kunnen wij toch niet beginnen. De heer Du Rieu. Mij dunkt toch, mijnbeer de Voorzitter, dat men zoo abrupt niet aan den Raad moest voorstellen het land in anderen toe stand te brengen. Wij mogen daarover eerst nog wel eens van gedachten wisselen en overleg houden. Het is wat kras om zoo terstond te besluiten dat het land in anderen toestand zal worden gebracht. Misschien kunnen wij bet toch wel in den tegenwoordigen toestand verhuren. Ecu en ander doet mij adviseeren eerst de zaak zonder overijling te bespreken. De Voobzitteb. Het schijnt dat gij itiij niet goed hebt begrepen. Ik heb juist gezegd dat er nader door Burg. en Weth. een voorstel zal worden gedaan. Maar mocht dit er toe leiden dat men, zooals door enkelen noo dig wordt geoordeeld, besluit het land in behoorlijke orde te brengen, dan zal dit tijd vereischen. Wij komen dus volstrekt niet abrupt met een voorstel. Wij weuschen juist den Raad gelegenheid te geven de zaak ta overleggen. De heer Dbiessen. Zijn Burg. en Weth. voornemens het land in be hoorlijken staat te brengen vóór de verhuring? De Voobzitteb. Dat zal waarschijnlijk ons voorstel worden, en wordt dit aangenomen dan hebben wij tijd noodig om bet besluit behoorlijk uit te voeren. De heer Cock. Ik deel volkomen de meening van den heer Dn Rieu. Een termijn van zes weken is, terwijl Januari voor de deur staat, veel te kort. Al was het geen wiutertijd, zou de termijn zoo kort gesteld aller- noodlottigst voor de aanvragers zijn. Iedereen weet dat als er vorst is, als de bal in den grond iszooals de boeren zeggencr geen quaestie is van werken in liet land, evenmin dus van het wegruimen der toestellen, die op het Raamland staan als van het in orde brengen van den grond tot andere doeleinden. Als men dus billijk wil handelen en die heeren indus- trieelen niet wil tegenwerken, dan moet men een langeren termijn stellen, liet is waar, men moet de belangen der stad ook niet over het hoofd zien. Maar wat is het geval? Die Raamlanden zullen als grasland verhuurd wor den grootendeels in hun tegenwoordigen toestand en gedeeltelijk na eerst in anderen toestand te zijn gebracht. Grasland nu behoeft niet vroeger verhuurd te worden dan in April of Mei. Als men verhuurt in den tegen woordigen toestanddan kan men gerust een langeren termijn dan zes we ken stellen dit zal de gemeente niet schaden. Bij bet Hoogheemraadschap van Rijnland verharen wij heel veel grasland voor ééu jaarmaar zelden doen wij dit vóór April. Trouwens j ieder weet dat de hooioogst niet be ginnen kan vóór einde Mei, ja zelfs hoogst zeldzaam vóór half Juni. En als er sprake is het land in anderen toestand te brengendan behoeft men daarmede ook niet over zes weken al te beginnen. Ten minste zou voor dat geval het weer bijzonder moeten meevallen. Het land moet dan in orde gemaakt worden, de hoogten en laagten geslecht en al het overtollig puin weggenomen worden. Dan eerst kan men graszaad zaaien. Maar dan behoeft men zich geen illusie te maken dit jaar een oogst van eenige be- teekenis te krijgen. In elk geval dus behoeft men zich niet zoo te haasten. De heer Van deb Zweep. Ik wensch een kleine opmerking te maken ia verband met hetgeen de beer Du Rieu zeide, namelijk dat de fabri kanten tijd moeten hebben om andere maatregelen te nemen. Daar behoeft geen sprake van te zijnwant de buur houdt op. Alleen geldt de quaestie, welke tijd moet gelaten worden om de ramen enz. te amoveeren. De fa brikanten kunnen echter van het land niet meer gebruik maken ten behoeve

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 1