89
dement in dien geest voor te stellen. Tot mijn leedwezen is de beer Goud
smit niet tegenwoordig, door ambtsbezigheden belet de vergadering bij te
nonen. Hij verzocht mij bet voorstel te doen. Ik kon den Kind en .Burg.
en Weth. er niet spoedig genoeg mede in kennis stellen. Nu ben ik ech
ter zoo vrij het amendement toch voor te stellen. Dat amendement past
in den logischen gang van hetgeen wij willen. Wij nenscben dat vrijge
steld nordt wat eigenlijk geen inkomen is. Zij die studeeren doen dat op
het inkomen hunner ouders. Nu zou het hard zijn het inkomen van een
persoon buiten de stad woonachtig te belasten. Maar de onrechtvaardigheid
tegenover den student, geen eigen vermogen bezittende, blijkt uit het vol
gende. Stel iemand die op studie is woont aan huis; dan wordt hij niet
getroffen door de belasting. Niemand toch kan er aan denken de jongelui
die bij hunne ouders in huis wonen te belastenals zij geen eigen inkomen
hebben. Maar nu wordt men genoodzaakt, b. v. wegens de bekrompenheid
van zijne woningdie kinderen buitenshuis op kamers te laten wonen.
Zult ge hen nu treffen F Dat gaat niet aan. Maar dat geldt slechts zoo
zij minderjarig zijn. Na hunne meerderjarigheid kunnen zij in staat gere
kend worden op zich zeiven te staan en niet meer door hunne ouders
te moeten worden onderhouden.
De heer Cock. Ik ben niet van plan amendementen voor te stellen.
Ik blijf bij mijn oordeel dat ik de belasting voor geen verbetering vatbaar
acht. Toch moet ik de vergadering attent maken op art. b. Het is een
punt van pure redaktie. Daar lees ik: De kosten van studie enz. worden
niet als inkomen aangemerkt. Dus kosten zijn geen inkomen. Maar dat
spreekt immers vanzelf. De kostendie iemand maaktdus zijne uitgaven
vormen zijn inkomen niet. De voorstellers hebben dan ook geheel iets
anders bedoeld. Als ik op reis ga en eene zekere som verteer, dan vormt
of vermeerdert die zekere som mijn inkomen niet. Verre van daar, ik
betaal ze uit mijn inkomen. Wat het amendement van den heer Van der
Lith betreft, ook daartegen zal ik stemmen. Het is vérre van mij vijandig
gestemd te zijn tegenover pogingenhoe vruchteloos ookom deze belas
ting te verbeteren, mits die verbeteringen werkelijke verbeteringen zijn en
niet strijden met den geest en het beginsel der belasting. Het voorstel
van den heer Van der Lith brengt geen wezenlijke verbetering in dat van
Burg. en Wpth. Beide voorstellen maken bet begrip van inkomen afhan
kelijk en van herkomst en van bestemming van dat inkomen. Ik maak
de vergadering alleen maar attent op de redactie.
De heer De Laat de Kanter. Natuurlijk zijn wij erkentelijk voor
elke aanwijzing van redactie-verbetering. De opmerking van den heer Cock
zal wellicht nog op ander terrein dienstig kunnen zijn. Vergis ik mij
althans niet, dan is de nieuwe redactie van art. 6, litt. e, overgenomen
uit Art. 1143 van bet Burgerlijk Wetboek, handelende over den inbreng.
Voor zoover mij betreft neem ik gaarne de betere redactie over.
De beer Cock. Ik weet dat de redactie uit den titel van het Burg.
Wetb., waarin over inbreng wordt gehandeld, is overgenomen. Ik vermoed
intusscben dat bedoelde woorden aldaar in een ander verband worden gebruikt.
De Voorzitter. Mag ik opmerken dat het woord «verstrekt" den zin
duidelijk maakt?
De heer Cock. Het woordje «verstrekt" helpt mij niet, althans niet
genoeg. Laat men liever lezen: het geld of de toelagen tot dekking van
kosten enz.
De heer Van Hettinga Tromp. Naar aanleiding van hetgeen de heer
Cock zoo even zeidemeen ik te moeten opmerkendat in deze bepaling
gezien wordt eene uitzonderingeene willekeurige vrijstelling van hetgeen
werkelijk inkomen is. Mijns inziens geeft zij eene toelichtingeene ophel
dering van hetgeen uit zijnen aard niet als inkomen kan beschouwd worden.
Het woord «kosten" drukt dit ook juist uit, omdat zij als uitgaven een
last zijn van de ouders, waartoe zij jegens hunne kinderen verplicht zijn.
De kosten van studie en opvoeding zijn inderdaad geen inkomen van de
kinderen want dan zou men van alle kinderen belasting moeten heffen.
Het gaat toch niet opde som der uitgavendoor ouders voor de
opvoeding, huisvesting en verder onderhoud gedaan, als het inkomen van
de kinderen aan te merken. De ouders toch moeten zorgen voor de
opvoeding hunner kinderen en dragen daarvan de kostendie een last voor
hen zijn en geen nieuw inkomen vormen ten aanzien der kinderen.
De heer Cock. Een enkel woordal ware het maar alleen om den heer
Tromp uit eene dwaling te helpen.* Het artikel spreekt van den belasting
schuldige, niet van den persoon, die geeft, zooals b. v. den vader, maar
van den persoon, die iets als inkomen ontvangt, dus b. v. den zoon of
kleinzoon.
De heer Van Hettinga Tromp. Het is eene opheldering van het woord
«inkomen". Het vorige artikel bepaalde dat al wat men in de rechte lijn
ontvingwerd begrepen als verplicht onderhoud en als zoodanig geen
inkomen was. Ik blijf kosten van studie beschouwen als uitgaven van de
ouders. Wat de zoon daarvoor uitgeeft, verteert hij namens zijne ouders.
De beer Scheltema. Ik kan niet meegaan met bet voorstel van den heer
Van der Lith, om minderjarigen uit te zonderen; het beginsel der belasting
wordt dan toch ook verzaakt. En gesteld dat een minderjarig student voor
rekening van anderen dan van zijne ouders, b. v. van een oom of tante of
uit een z. g. beurs studeertzal die wel belasting moeten betalenen een
ander, wiens vader gefortuneerd is, niet? Dergelijke onregelmatigheden kun
nen alleen vermeden worden door zonder uitzondering als inkomen aan te
merken wat volgens het voorschrift der verordening onder inkomen verstaan
moet wordeD.
De heer Goudsmit komt ter vergadering.
De Voorzitter. Er zijn twee voorstellen gedaan, een door den heer
Scheltemaom litt. e geheel te doen vervallen, dat, als zijnde van de
verste strekking, dus de prioriteit heeft, en het andere door den heer Van
der Lithom het woord minderjarigen achter de woorden «bloed- of aanver
wanten" te voegen.
De heer Goudsmit. Ik zal mij vereenigen met het voorstel van den
heer Van der Lith. In beginsel zou iedereen moeten betalen, en ik erken,
hoezeer ik verleden jaar gestemd heb voor deze uitzondering, dat ik door
overtuiging en redenering daarvan ben teruggekomen, en thans geloof dat,
onaibankelijk van de herkomst van het inkomen, ieder betalen moet. Even-
ZrPTIKCVEESLAO 1878.
wel kan dit ten aanzien van de studenten aanleiding geven tot vele moeie-
lijkbedenwrevel zou het zeker verwekkenomdat de student zichwat
men ook zeggen moge, niet als ingezeten beschouwt, maar veeleer als een
gast, die hier tijdelijk logeert. Bovendien zal men groote moeielijkheden
ondervinden met de inning. Hoe dat bezwaar te voorkomen P Alleen door
eene bepaling als de heer Van der Lith heeft voorgesteldom de minder
jarige studenten, die toch de groote meerderheid uitmaken, uit te sluiten.
De minderjarigen toch worden als het ware door de ouders gevoed en opge
voed en verkrijgen het geld alleen om dat voor Oe studie te besteden. Daar
entegen zou ik de meerderjarige studenten willen belasten, omdat zij meer
een zelfstandig bestaan en dikwerf een eigen inkomen hebben. Het voorstel
daarentegen vau Burg. en Weth. houd ik niet voor juist. Wat toch verstaat
men onder studiekosten? Al wat de student verteert? Dan is het eene
onbillijkheid tegenover anderen. Beperkt men de kosten tot de eigenlijke
kosten van studie, tot de 200, die aan bet land betaald moeten worden,
dan is het bedrag zoo klein, dat bet de moeite niet waard is daarvoor
uitzondering te maken. Ik zou dus willen beginnen met het voorstel van
Burg. en Wetb. aan te nemen, om namelijk de rechte linie niet vrij te
laten; daarentegen zou ik de minderjarigen wenschen vrij te stellen. Met
dat voorstel kan ik mij volkomen vereenigenomdat dan geen wrevel bij
de studenten wordt opgewekt, die niet onnatuurlijk zoude zijn. Want ik
herhaal het, zij beschouwen zich als logés, niet als ingezetenen. Ja zelfs
bestaat er thans eene categorie van studenten onder den naam van spoor
studenten, die geen woning in deze gemeente hebben. Ik vereenig mij dus
volkomen met het voorstel van den heer Van der Lithdat mij en hem
geïnspireerd is door een bij uitstek bekwaam man en een der voortreffelijkste
staathuishoudkundigen.
De beer Scheltema. Het is mij nu, na het gehoorde, niet duidelijk,
welke de bedoeling is vau het amendement, door den heer Van der Lith
voorgesteld en door den heer Goudsmit ondersteund. Het is immers de be
doeling dat alleen die minderjarige studenten, die studeeren voor rekening
van ouders of anderen in de rechte linie, zullen worden vrijgesteld, en dat
andere minderjarigen belasting moeten betalen?
De heer Goudsmit. Het is de bedoeling ora vrij te stellen de studie
kosten van bendie deze van de rechte linie trekken. En daaraan wordt
geen grens gesteld.
De beer Scheltema. Dan blijf ik bij mijn gevoelen dat ik dit zeer on
billijk acht; want daardoor zullen jongelieden, die op kosten van anderen
dan van bloed- of aanverwanten in de' rechte lijn studeeren en die in den
regel niet veel missen kunnen wel belasting moeten betalen en anderen
die uit eene ruime beurs studeeren en soms opulent levenniet betalen.
Ik herhaal dat dit m. i. zeer onbillijk is.
De heer Van Hettinga Tromp. Ik zou het daarentegen onrechtvaardig
achtenzoo deze bepaling niet behouden werd. De student geeft tocb uit
het geld, dat zijne ouders voor de studie bestemd hebben. Ik zou dus
wenscbeu dat de redactie werd behouden zooals die is voorgesteld.
De heer Scheltema. Ik doe nu bet voorstel, elke vrijstelling te doen
vervallen.
Dat voorstelvoldoende ondersteund, wordt in omvraag gebracht en ver
worpen met 18 tegen 5 stemmen.
Voor stemden: de heeren Eigeman, Scheltema, Cock, Obreen en Van
Iterson.
De beer Van der Lith. Ik stel alsnu voorin de eerste alinea de
woorden «aan minderjarigen" te voegen.
Ook dit voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Van Iterson. Nu het voorstel van den heer Scheltema is ver
worpen, zou ik «el willen in bedenking geven om de excepties der voorge
stelde wijziging achterwege te laten en dus de oorspronkelijke bepaling te
handhaven.
De beer Van der Lith. Dit is onnoodig. Wanneer de vorige spr. zich
met deze wijziging niet kan vereenigen, dan stemme bij tegen dit artikel
en dan blijft de oude toestand voortduren.
Het voorstel van den heer Van der Lith tot invoeging van de woorden
«aan minderjarigen", in omvraag gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen
9 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, Le Poole, W'ilhelmy
Damsté, Verster, Scheltema, Cock, Obreen, Juta en Van Iterson.
Art. 6 litt. e wordt nu in zijn geheel in omvraag gebracht en aangeno
men met 15 tegen 8 stemmen.
Tegen stemdeude heeren Van Hettinga Tromp, Le Poole, Verster,
Scheltema, Cock, ObreeD, Juta en Van Iterson.
De Voorzitter. Alsnu is aan de orde artikel 7, en wel de wijziging
van de classificatie.
De beer Scheltema. Ik moet mij ook tegen deze wijziging verklaren.
Burg. en Weth. stellen voor, de klassen enger te maken. Mijn bezwaar
vervalt daardoor niet. Classificatie is ro.i. in strijd met bet beginsel van
eene belasting op het zuiver inkomenwant het doel van klassen is dat
men zijn zuiver inkomenden grondslag der belastingjuist datgenewat
men voor den aanslag weten moet, niet kenbaar zal maken. Burg. en
Weth. erkennen de onbillijkheid, die door ruime classificatie ontstaat, maar
door minder ruime classificatie wordt de onbillijkheid wel minder, doch
blijft toch bestaan. Immers volgens de voorgestelde engere classificatie zal
iemand, die een inkomen beeft van ƒ2950, evenveel betalen als die een
inkomen heeft van f 2500 en die 2450 inkomen beeft zal f 10 minder
betalen; alzoo maakt een verschil van inkomen van ƒ450 geen verschil in
den aanslag en een verschil van inkomen van f 50 maakt een verschil in
den aanslag van ƒ10. Door het voorstel van Burg. en Wetb. om de
klassen enger te maken, vervalt grooteruleels, althans voor hen, die een matig
inkomen hebben, bet doel van de klassen. Immers, welk verschil maakt
het voor iemand die zijn inkomenindien het niet ruim isniet bekend
wenscht te maken, of bij het juiste bedrag, een bepaald cijfer moet opge
ven dan wel of bij opgeven moet dat het b. v. tusscheu 1750 en ƒ2000
bedraagt? Dit komt bijna op hetzelfde neer, en wie met geheim is met
zijn inkomen zal met zijn voordeel te rade gaan, of hij zicb classificeeren
zal dan wel een bepaald bedrag opgeven. Men zal mij wellicht tegenwer
pen dat men zicb niet behoeft te classificeeren dat men een bepaald cijfer