70
No. 104. Dag- en weekgelden der werklieden en bedienden in dienst
der gemeente, mitsgaders verdere werken der fabricage 16100»
De Voorzitter. In de sectiën is de wensck uitgesproken dit artikel met
f 600 te verhoogenvoor de vermeerdering van bet aantal straatvegers.
De Voorzitter der Commissie van Fabricage schijnt daar geen bezwaar tegen
te hebben.
De heer Van Reukelom. Ik wensch te herinneren dat deze post jaren
lang is aangevochten en ofschoon hij steeds gered wordtzoo ben ik door
het resultaat van de stemmingen in al die jaren nog Diet bekeerd. Ik zal
dus stemmen tegen den post en ook tegen de verhooging. Ik doe dit bij
wijze van protest om de quaestie steeds levendig te houden. Ik geloof dat
wij geen armee van arbeiders noodig hebben.
De heer De Fremery. Ik heb mede de overtaiging dat het eene nut
tige zaak zou zijn als er nog twee straatvegers werden aangesteld. Maar
tevens geloof ik dat er nog nuttiger uitgaven te doen zijn. Als eene leemte
in onze gemeente-huishouding beschouw ik het feit dat in onze uitgebreide
gemeente, met de buitenwerken die bij ons in onderhoud zijn, het be
staande toezicht niet toereikende is, om alles na te gaan. Als et dus een
voorstel werd gedaan om nog een opzichter aan te stellengeloof ik dat die
uitgave zeker eene productive zijn zou. Andere verbeteringen zullen mij
natuurlijk ook zeer aangenaam zijn, maar ik acht ze niet zoo strikt ge
vorderd als mijns inziens de verscherping van het toezicht.
De heer Db Laat de Kanteb. Ik heb reeds te kennen gegeven er
niets tegen te hebben de verhooging aan de beslissing van den Raad over
t« laten. Ik zou nu wel het conciliant voorstel wenschen te doen dit punt
in nadere overweging te houden tot de volgende begrooting. Ik geloof niet
dat de toestaad in Leiden in dit opzicht slechter is dan elders en meen
dat wij nog wel kunnen blijven vegen met het personeel, tot nu toe daar
voor bestemd. Verscheidene leden en ook de Commissie van tinanciën
hebben bezwaren tegen verhooging van uitgaven. Ik geef dus in overwe
ging, voor 1879 den toestand te laten gelijk die is.
De heer d'Aumekie. Mij dunkt dat het aantal snoeiers wel wat te ge
ring is. Bij mij althans groeien de takken in de ramen. Ik zal voor het
artikel stemmen, maar hoop dat de Commissie van Fabricage ook op den
Vliet de boomen zal laten snoeien.
De heer De Laat de Kanteb. Als de heer d'Aumerie mij het genoe
gen had gedaanals hij eenigeo last ondervondmij daarvan kennis te ge
ven kan ik hem verzekeren dat er in voorzien zou zijn. Het spreekt van
zelf datin eene gemeente zoo groot als Leidenzeer vele zaken de aan
dacht ontsnappen. Wij beijveren ons echter altijd zooveel mogelijkals men
klachten ter onzer kennis brengt, er in te laten voorzien.
De heer d'Aumebie. Ik bedoelde volstrekt niet eene aanmerking te
maken.
De heer De Laat de Kanter. Ik heb haar ook niet als zoodanig be
antwoord, maar wensch mijne repliek meer beschouwd te hebben als een
verzoek. Ik heb gaarne dat de zaken goed marcheeren maar het spreekt
van zelf dat vele zaken aan onze aandacht ontsnappen. Als men mij dus
van eenige zaak kennis geeft, beschouw ik dit veeleer als eene persoonlijke
welwillendheiddan wel als voortspruitende uit den lust om aanmerkingen
te maken.
De heer Cock. De heer Van Heukelora heeft er terecht op gewezen
dat hier meermalen is besproken de zaak van het doen verrichten van
fabricage-werk en in eigen beheer. Breedvoerig werd de vraag behandeld
wat verkieslijker was: eigen beheer of publieke uitbesteding. Toen ik de
eer hadnu een twaalftal jaren geledenlid van den Raad te wordenwas
die vraag aan de orde van den dag. Toenmaals werd veel meer werk dan
thans in eigen beheer uitgevoerd en werd dan ook deze post tot een veel
hoogeT bedrag uitgetrokken. Doch telkens rezen er in deze vergadering
stemmen tegen dat stelsel op, met dat gevolg dat het eigen beheer elk jaar
hoe langer hoe meer werd ingekrompen. Wel is waar werd eens een voor-
Stel om het eigen beheer geheel af te schaffen met eene kleine meerderheid
verworpen, maar dat verhinderde niet, dat diezelfde meerderheid tegen elke
uitbreiding van dat stelsel gestemd was, ja zelfs zich voor de inkrimping
daarvan verklaarde. Thans schijnt men den oudenreeds lang verlaten
weg weer op te willen gaan en het eigen beheer te willen uitbreiden
men ziet ten minste de uitgaven daarvoor weer toenemen» Behalve de ver
hooging voor de straatvegers, die werd aangegeven, maar die men heden
weer heeft laten glippenis er 600 meer voorgedragen voor een vasten
smid. Misschien is die man zeer noodig maar Wel te verstaan als men het
werk verricht in eigen beheer. Daar ik in beginsel tegen eigen beheer
benen dit vooral ben waar het Leiden betreftmet het oog op de daaT
bestaande toestandenzoo zal ik tege# dezen post stemmen, evenals de heer
Van Heukelom. Men versta mij intusschen welt het is mij niet te doea
om de op zich zelve geringe verhooging van f 600maar ik ben sterk
tegen elke verdere uitbreiding van het zoogenaamde eigen beheer. Het is
mij dus om het beginsel te doen en daarom stem ik tegen.
De heer De Laat de Kanteb» Ik vlei mij dat ik den heer Cock nog
*an gevoelen zal kunnen doen veranderen. Er is eene bezoldiging op de
begrooting gebracht voor de aanstelling van een smid. Daardoor is in den
feitelijken toestand echter niets anders gewijzigd, dan dat die man Wordt
vast werkman der gemeente. Hij is reeds een paar jaar werkzaam, maar nu
wenschen wij hem voor vast aan te stellen. De Commissie van Fabricage
heeft dit nu eerst aan het Dagelijksch Bestuur voorgesteld, omdat wij vooraf
zekerheid wilden hebben dat deze maatregel zou strekken in het fiaanoiëel
belang der gemeente. En nu, speciaal vóór het onderzoek der rekening
van 1877, hebben wij de Commissie van Fiuanciën verzocht hare bijzondere
aandacht te vestigen op deze aangelegenheid en eene vergelijking der cijfers
te willen maken om te doen zien dat de uitgaven in de latere jaren aan
zienlijk minder geweest zijn dan vroeger. De Commissie van Financiën
heeft dit met de meeste welwillendheid gedaan en heeft zich daarna geheel
met ons gevoelen vereenigd. Het betreft hier uitgavendieals het werk
niet in eigen beheer geschiedtonmogelijk zijn te controleeren. Voor
namelijk behooren hiertoe werken aan kachels en bruggen. Zooals de leden
vau den Raad weten, zijn twee andere artikelen elk met 300 verminderd
zoodat de uitgave van 600 voor den smid geenc vermeerdering, maar
slechts eene verplaatsing der uitgaven is. Den eersten keer dat ik de rekening
van deze werkzaamheden nagingvoor het wegbrengenplaatsen en repa-
reeren van kachels enz., ben ik geschrikt van de uitgaven die ze vor
derden. En het was onmogelijk al die kleinigheden te controleeren. Daarom
hebben wij die nu in eigen beheer genomen, en, gelijk ik zeide, ook de
Commissie van Financiën is van de doelmatigheid van die verandering over
tuigd. Ik geloof dat door dezen maatregel honderden aan de gemeente
worden bespaard.
De heer Hartevelt. Ik kan beamen wat de vorige spreker zeide. Bij
het nazien der rekening over 1877 hebben wij de overtuiging verkregen
dat deze maatregel werkelijk eene bezuiniging is te achten. Het is onmo
gelijk van tal van kleinigheden eene uitbesteding te houden. Zij zijn
niet te omschrijven, men weet niet vooraf wat er te doen zal zijn. Zoo
ergens, dan is hier de gelegenheid om groote bezuiniging te verkrijgen.
De heer Gock. Ik wensch volstrekt niet in de mérites van de zaak te
treden, die nu ook door den heer Hartevelt is verdedigd. Intusschen blijkt
thans uit de discussie, dat de man, al heette hij geen vast arbeider te zijn,
toch feitelijk reeds het geheele jaar in dienst der gemeente is werkzaam ge
weest. Welnu, verleden jaar werd deze post op 14500 uitgetrokken en
heeft men den man desniettegenstaande in dienst gehad; waarom er dan nu
ƒ600 meer voor gevraagd? Indien de diensten van dien werkman werke
lijk zoo noodig zijn, acht ik het beter den feitelijk bestaanden toestand te
bestendigen, den man te behouden, even als van het jaar geschiedt, en
den post te laten zooals hij was, namelijk zonder verhooging. Dat komt
mij goedkooper voor. De zaak is overigens op zich zelve niet van belang
genoeg om er lang over te spreken. Het is mij minder om de cijfers te
doen dan om de langzame toeneming van het eigen beheer, dat mij uit die
cijfers blijkt. Daar ben ik tegen. Als ik lees in de Memorie van Toe
lichting dat in 1877 de uitgaven op dit artikel 12268 beliepen, dat zij
in 1878 werden geraamd op 14500, dus reeds ƒ2000 meer, en dat zij
dit jaar op ƒ15100, dus ƒ600 meer, worden voorgedragen, dan zie ik ia
dit een en ander de strekking om het stelsel van eigen b.lieer langzamer
hand uit te breiden. Ik ben daartegen. Wat er overigens van deze ƒ600
aan is, laat ik in het midden. Maar ter wille van de strekking van deze
verhooging en om het beginsel zal ik tegen den post stemmen»
De heer Dë Laat de Kanter. Ik moet nog even toelichten het ver
schil van het cijfer van ƒ14500 in het afgeloopen jaar en ƒ15100 nu.
De man werd tot dusver betaald uit de posten die betrekking hadden op
het werk dat hij verrichtte. Wordt bij nu uit dezen post betaald, dan
kunnen natuurlijk de posten voor onderhoud van bruggen cn schoollokalen
met gelijk bedrag verminderd worden.
Ne. 104 wordt daarop onveranderdRiet 15 tégen 5 stemmenaan
genomen»
Tegen stemden: de heeren Cock, Van Heukelom, Goudsmit, Verster
en Scheltema.
Nos. 105109 worden aldus goedgekeurd: Grondlasten en personeele
lasten wegens huizen en landerijen alsmede patentrechten van schuiten
1450; dijk en polderlasten ƒ150; kosten ter zake van het innen van
renten wegens inschrijvingen op de Grootboeken der Nationale Schuld 10
kosten van toezicht op de vroonwateren ƒ200; aanvulling van het vernieu-
tvings- en uitbreicÜngsfonds der Stedelijke Gasfabriek Memorie.
Hoofdstuk III wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Hooïdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belas
tingen OP MIDDELEN.
No. 110» Kosten van toezicht en tan invordering der plaatselijke belas
tingen ƒ10075.
De Voorzitter. Burg. en Wetb. stellen voorden post voor kosten
voor het opmaken van de kohieren met f 325 te verminderen.
De heer Hartevelt. Door de Commissie van Financiën is ook voor
gesteld de f 100 verhooging voor den marktmeester niet toe te staan.
De Voorzitter. Juist, door de Commissie van Financiën is voorgesteld
liet artikel te verminderen met ƒ100, uitgetrokken voor de verhooging der
jaarwedde van den marktmeester. Ik zal dit voorstel het eerst in beraad
slaging brengen.
De heer De Fremery. Zoo ik mij niet vergis zeker weet ik het
n;et is reeds verleden jaar een voorstel gedaan om dit salaris met ƒ100
te verhoogen en reeds toen werd verklaard dat deze verhoogiBg gewenscht,
nuttig en noodzakelijk was. De Commissie van Financiën erkent ook nu
dat de verhooging wenschelijk kan worden geacht, doch raadt die af., om
de begrooting niet te bezwaren. Bij bet gereed maken der begrooting
heeft het bij onze besprekingen ook op den voorgrond gestaan om zoo
zuinig mogelijk met de financiën te zijn. Maar eenmaal geconstateerd dat
liet hooger loon verdiend is. mogen wij, dunkt mij, niet anders voorstellen
dan de verhooging toe te staan. Elk arbeider toch is ziju loon waardig,
en dit geldt vooral ten aanzien van den marktmeester, die benoemd is op een
tractement van 1000, dus ƒ100 minder dan zijn voorganger, op grond
dat het raadzaam was het maximum niet dadelijk uit te keeren. Nu
heeft hij drie jareu dienst gedaan en waarlijk blijken gegeven van bekwaam
te zijn en tact te hebben voor zijne betrekking. Eene verhooging tot het
bedrag van de jaarwedde van den vroegeren marktmeester schijnt mij dus
alleszins billijk. In 1876 hebben Burg. en Weth. aan den Raad twee
verordeningen voorgedragen, die na lange discussie werden aangenomenna
melijk eene op de marktgelden en eene op de liggelden van de schepen in
deze gemeente verblijvende. De praktijk heeft aangetoond dat deze veror
deningen zeer goed werken. Wij hebben er geen moeielijkheden mede ge
had zij hebben aan de verwachting beantwoord ook wat de opbrengst be
treft. Dat deze verordeningen goed werken en aan de verwachting geheel
beantwoordenhebben wij voor een goed deel te danken aan de juiste
voorlichtingen van den marktmeester, die ons daaromtrent zijn gegeven.
Daarom alleen verdient deze ambtenaar de voorgestelde verhooging en het
zou mij werkelijk groot leed doen als die niet verleend werd. Wij hebben
het voorstel tot verhooging eerst na rijpe overweging ingediend, en als nu
Burg. en Weth. verklaren dat de verhooging billijk en verdiend is, dan
eischt, dunkt mij, het algemeen belang de goedkeuring. Men moet toch