68 op <ie toen geopperde bezwaren, ons zooveel mogelijk bepaald tot de ver vanging van bestaande omkastingeo van urinoirs. Er was geen besluit door den Raad genomen en ook niet uitgelokt omtrent het besteder, van de som. Wij «aren dus geheel vrij in onze handelingen. Maar juist omdat er toen zooveel bezwaar tegen deze inrichtingen gemaakt is, hebben wij ons bepaald tot vi rvanging van de bestaande. Slechts twee nieuwe, als ik mij niet ver giszijn geplaatst op plaatsen naar er vroeger geen waren. Waar men komt, te Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage, overal ziet men dezelfde inrichtingen gebruiken en wel in toenemende mate. Men vindt er te 's Hage o. a. op het Plein twee en dat is toch wel eene plaats waar nog al veel passage is. Ik kan niet begrijpen dat, wat in andere plaatsen zonder binder kan geschieden te Leiden een bezwaar zoude zijn. Het gebruik, dat men van die inrichtingen maakt, is toch in alle plaatsen hetzelfde. Waarom zou het gevolg liter dan erger zijn dan elders? Het is nu eenmaal een nood zakelijk kwaad. Ik zou er niets tegen hebben als die inrichtingen konden gemist worden, maar ik vrees dat men dan in een veel erger kwaad zou vervallen. Ik zie dus geen kans er iets aan te doen. Wellicht en het plan bestaat dit met een paar te beproeven zal het helpen als er duin water ingebracht wordtwij zullen zien of de toestand daardoor verbetert. Een der grootste bezwaren is wel dat zeker publiek deze inrichtingen ver keerd gebruikt. Ue heer Van Iterson beeft verleden jaar de aandacht daar op reeds gevestigd; het is echter te hopen dat allen langzamerhand zullen leeren begrijpen wat de eigenlijke bedoeling is van deze zaken; dan zal het wel beter worden. De heer Van Itehson. Juist daarom zal ik tegen dezen post stemmen, omdat de toegestane gelden alleen gediend hebben om de oude bakken door nieuwe toestellen te vervangen. Was die verwisseling nu eene verbetering geweest, ik had er vrede mede kunnen hebben. Gunstige resultaten beb ik er echter daar straks heb ik een voorbeeld genoemd niet van kunnen bespeuren en zoodoende zijn, dunkt mij, de ƒ400, ten vorigen jare voor dit doel uitgegevennutteloos besteed. Wij hebben niet eene ver meerdering van het aantal verkregen. Dat zou misschien nog aan eene behoefte hebben voldaan. Maar in plaats van meer eenvoudige zijn er nu kostbaarder toestellen gekomendie echter niet minder onaangenaamheid veroorzaken. Het plan om enkele urinoirs met duinwater door te spoelen juich ik zeer toe, maar ik zou wenschen dat men liever eerst dat experiment afwachtte, alvorens meer geld uit te geven om de eenvoudige bakken van vroeger, die nu voor een gedeelte al rusten op de Stadstimmerwerf, te ver vangen door andere zeer omslachtige, meer in het oogvallende, maar daar om niet meer doelmatige toestellen. De heer De Laat de Kanter. Zij vallen meer in het oog, zegt de vorige spreker. Dat is zoomaar daardoor verbergen ze ook beter dengeen die er nu gebruik van maakt en bekend is met het gebruik. In datzelfde toestel aan het einde der Haarlemmerstraat bij het turfdragershuisje zijn behalve de voeten misschien de personen, die er gebruik van makeu geheel onttrokken aan het oog der voorbijgangers, terwijl zij vroeger a la barbe van dezen stonden. Acht men dit laatste dan inderdaad beter? De heer Van Iterson. Ja, mijnheer de Voorzitter, bet is een teer punt. Ik zou meenen dat juist het tegendeel het geval is van betgeen de heer De Kanter zegt en dat men nu meer ziet dan vroeger, b. v. de groote onreinheid, welke schier niet gedoogt dat men ver genoeg in de spiraalvormige omkasting voortgaat; waarvan weer het gevolg is dat de voorbijgangers ook kunnen opmerken, op welke wijze die onreinheid telkens toeneemt. Ik stel voor de f 400 weg te laten. Dit voorstel wordt met 10 tegen 9 stemmen verworpen. Voor stemden: de heeren Van Iterson, Hartevelt, Juta, Suringar, Le Poole, Wilhelmy Damsté, Cock, Verster en Scheltema. No. 94, gelijk het gewijzigd is wordt goedgekeurd. Nos. 95 98 worden aldus goedgekeurd: Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken ƒ6600 Idem van klokken, horloges, speelwerken en dergelijke 700 Kosten van onderhoud der alge- meene begraafplaats f 50; Onderhoud van vaartuigen 600. No. 99. Kosten ter zake van de schietbaan 530. De Commissie van Financien stelt voor de begrooting met de daarvoor uitgetrokken som van f 530 te verminderen. De heer De Laat de Kanter. Ik moet mij tegen het voorstel der Commissie van Financiën verklaren. Ik geloof dat de zuinigheid de wijs heid zal bedriegen wanneer wij dat voorstel aannemen. De toestand van de schietbaan vercischt m. i. dringend voorziening, en men moet decidecren of men eene schietbaan wil hebben ja of neen. Slechten wij de schietbaan, dan verkrijgen wij een perceel gronds, dat verhuurd kan worden en goede inkomsten zal opbrengen. De heer Van Hedkelom. Ik zal stemmen voor het uittrekken der som van ƒ530 tot opruiming van de schietbaan, mits wij ons plechtig verbinden nooit meer éen cent voor een schietbaan te zullen uitgeven. Ik ben toch niet geheel zonder vrees dat men ons later nog weder eens aan boord zal komen om een schietbaan aan te leggen. De Voorzitter. Ik betwijfel het, dat de Raad dergelijke besluiten zal nemen. De heer Van der Lith. Het woog ook zeer hij mij, dat er behoefte aan een schietbaan bestaat en wanneer daarin vroeger of later zou moeten worden voorziendan zouden wij met het terrein zitten. Daarom wenscht de Com missie van hinanciën de som van de begrooting te brengen, alleen met het oog op de mogelijkheid dat later een schietbaan zou moeten gemaakt worden. De Voorzitter. De schietbaan is geheel ingericht volgens de teeke- ningen^ en voorschriften van bet Departement van Oorlog en heeft na de oplevering de volle goedkeuring weggedragen der autoriteitendie vanwege de Regeering belast waren met de opneming. Toen het later bleek dat er kogels buiten de baan geraakt waren hetgeen aan de inrichting der traversen moest worden toegeschrevenbeeft men dezerzijds bij herhaling beproefd het Departement van Oorlog er toe te bewegen ook van Rijks- wegp in dien toestand een verbetering te brengen. Het schijnt echter dat men op het bureau der genie bedenkingen had tegen de richting. De heer Hartevelt. liet is zeker, dat men geen besluit in den zin door den heer Van Heukelorn bedoeld kan nemen. Het zij mij vergund te herinneren dattoen zooveel geld aan het onderhoud van de schietbaan werd besteed, op de vraag of dit noodig was tot antwoord werd gegeven, dat bet garnizoen onze stad zoude verlaten zoo er geen behoorlijke schiet baan was, dat die ook zeer noodig was voor oefeningen van de schutterij. En nu wil men de schietbaan slechten; dit slechten zal ons f 530 kosten, waartegenover staat de opbrengst van p. m. 14000 oude steenen en eene jaarlijksche verhooging op de verpachting van het grasgewas. Wat zullen die 14000 oude steenen opbrengen, en zal die waarde minder zijn, als zij nog een jaar ouder zijn geworden Het kan wezen dat de verpachting van het vrijvallende grasveld meer geld opbrengtik wil dit ook aannemen maar zal die meerdere opbrengst slaan in verhouding tot al de sommen reeds aan die schietbaan besteed, plus de kosten van slechting? Is het niet beterna alles wat ons van die schietbaan bekend isnog één jaar te wachten? De Voorzitter. Het is ook nog de vraag, of daar ter plaatse ooiteen schietbaan zal goedgekeurd worden. Na de ondervinding, te dier zake ver kregengeloof ik dat het zeer duidelijk is gebleken, dat de richting van de schietbaan waartegen toen geen bezwaar bestondsteeds een struikelblok zal blijven. De heer Scheltema. Ik heb er mij destijds tegen verklaard dat de gemeente de schietbaan zou makenomdat ik eene schietbaan beschouw als eene zaak van rijksbelang. Daarom had ik later, toen zij er eenmaal was, gewenscht dat het rijk baar had overgenomeneven als met de kazernen is geschied. Men hangt teveel af van de zienswijze van de hooge militaire autoriteit. Al wat leger of landsverdediging aangaat moest m. i. niet aan de zorg van gemeentebesturen overgelaten worden. De schietbaan is goed geweest. Zij is gemaakt volgens de voorschriften van het departement van oorlog en is later nog verbeterd overeenkomstig het advies van den Direc teur der Normaalschietscboolmede onder goedkeuring van den Minister van Oorlog. Dat zij geruimen tijd niet gebruikt is kunnen wordenis aan verschillende redenen toe te schrijven. Het zou kunnen zijn dat in bet volgende jaar er weer een schietbaan moest zijn en daarom zou ik er niet voor zijn de bestaande af te breken en vooral niet daarvoor kosten te maken. Over het al of niet noodzakelijke van eene schietbaan loopen de gevoelens van de hooge militaire autoriteit uiteen. De heer De Laat de Kanter. Ik moet de geschiedenis dezer zaak en het stadium waarin zij verkeert nog eens in berinnering brengen. Men meent, dat de schietbaan wel gebruikt raag worden, ondanks hare richting, mits wij haar maar in orde brengen. Eigenlijk mogen wij haar niet ge bruiken want wij hebben de vergunning daarvoor laten liggenzoodat wij verplicht zouden zijn op nieuw vergunning aan te vragen. In het begin van 1876 kort na mijne benoeming tot raadslid waren er 4 jaren voorbijgegaan, gedurende welke geen gebruik van de schietbaan was gemaakt, en dientengevolge mocht zij niet gebruikt worden zonder dat aan de Gedepu teerde Staten eene nieuwe vergunning was gevraagd. De schietbaan toch behoort tot de inrichtingenwaarvan de oprichting gevaar, schade of hinder kan veroorzaken. Wij hebben vergunning gekregen onder voorwaardendie ons verplichten zouden tot eene uitgaaf van ƒ3500. De Raad heeft toen, op grond dat die som te hoog was besloten de schietbaan niet in orde te laten brengtn. De toestand is dus verergerd, de schietbaan is bezig zich zelf te sloopen en dus komt het mij voor, dat het tijd wordt, dat eene be slissing genomen wordt. Wil de Raad ƒ3500 voor de schietbaan uitgeven, dan brenge men die som op de begrooting. Wil men dit niet, men zie dan ook niet op tegen de sloopingskostenwant dan verkrijgt men gronddie waarde heeft. Nu stelt men voor noch liet een noch het ander te doen daarmede kan ik mij niet vereenigen. Het voorstel van de Commissie van Financiën wordt met 10 tegen 9 stemmen verworpen. Voor stemden: de heeren Hartevelt, Van Hettinga Tromp, Wilhelmy Damsté, Du Rieu, Cock, Verster, Scheltema, d'Aumerie en Van der Litb. No. 99 wordt daarop goedgekeurd. No. 100. Kosten voor het verstrekken van een aanleg voor duin water 2600. De heer Van Iterson. Ik heb mij nRar aanleiding van dezen post in de sectiën eene opmerking veroorloofd die in het verslag is opgenomen maar daarop is geen antwoord van Burg. en Weth. ontvangen. Ik neem daarom de vrijheid nog even op dat punt terug te komen. Ik bedoel namelijk hetgeen plaats heeft ten opzichte van de verkrijgbaarstelling van duinwater door de Maatschappij bij zoogenaamde depothouders tegen betaling. Die gelegenheden ter verkrijging van duinwater zijn m. i. niet duidelijk genoeg aan het publiek aangewezen. Ik zou gaarne zien, dat in de achter buurten waar duinwater verkocht wordtde woning werd aangewezen door een duidelijk zichtbaar bord. Wat ik echter van meer belang acht, is dat het duinwater verkrijgbaar is in kroegen. In de Galgstraat o. a. is in een van de talrijke daar bestaande herbergen een depot van duinwater. Dat acht ik verkeerd. Nu weet ik wel, dat het duinwater verkrijgbaar wordt gesteld door de Maatschappijmaar ik geloof dat het gemeentebestuur en de commissaris vanwege de gemeente daar grooten invloed op kunnen oefenen. Ik zou willen dat daarin verandering kwam. Ik heb er niets tegen dat in kroegjes duinwater gedronken wordt, maar ik vind de verlei ding zoo groot, dat men, gaande met het doel om water te koopen ook een borrel neemt en daardoor wordt de verkoop in kroegen minder gewenscht. De heer De Laat de Kanter. Men behoeft niet binnen te gaan want de kraan is buiten. Of de kroeg naast het huis waar de standpijp is, gelegen is, of dat hei water in de tapperij zelve verkrijgbaar is, maakt, dunkt mij weinig verschil; ik geloof dat de verleiding niet minder zal zijn! Dit neemt niet weg dat ik gaarne bij voorkomende gelegenheden op dit punt letten zal. Ik zie er voor mij zeiven echter geen groot bezwaar in. Waar het betreft het geven van stedelijke ambten ben ik het met den geachten vorigen spreker eens; maar men moet wel in aanmerking nemen, dat in dit geval, waar het eene particuliere maatschappij betreft, deze naar menschen zoekt waar zij die het best kan vinden. Ik zal er echter in li ut vervolg op ietten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 7