financiën en gevraagd wat de Gedeputeerde Staten hieronder verstaanals tegenstelling van bijzondere geldleeningen. Wanneer men de begrooting nazietvindt men in artt. 2 en 3 renten en aflossing van de gevestigde schuld. Derhalve gevestigde schuld is hier niet wat niet afgelost kan worden. De heer Goudsmit. Maar wel afgelost kan worden. No. 158 wordt hierop goedgekeurd. No. 159. Benten van de bijzondere geldleeningen 1875, wordt, verhoogd met ƒ5500, goedgekeurd. No. 160 wordt aldus goedgekeurd: Aflossing van de bijzondere geldlee ningen ƒ75000. No. 161. Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden f 12350. Deze post wordt verminderd met ƒ200, ten gevolge van het overlijden van den stads-werkman Jan Plu, en vervolgens goedgekeurd. Hoofdstuk IX wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is nu Hoofdstuk X, docb wegens het vergevorderde uur wordt de vergadering gesloten en de voortzetting van de behandeling der begrooting bepaald op Dinsdag 29 October, 's avonds te acht uren. Zitting van Dinsdag 39 October 1879, geopend des avonds te 8 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Verster, ScheltemaDu Rieu, Cock, Obreen, d'Aumerie, Van Heukelom, Van der Lith, DriessenVan ItersonVan Wensen, De Fremery, De Laat de Kanter, HarteveltGoudsmit, Juta, Suringar, Van Hettinga Tromp, Wilhelmy Damsté en Van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag 28 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over 1®. Verzoek van den heer Viruly, om eene stoep te leggen voor zijn pand aan de Papengracht n°. 5. Overeenkomstig de voordracht wordt dit gesteld in handen van Burg. en Weth. 2®. Rapporten van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën op het verzoek van J. H. Zitmanom continuatie van de levering van boeken enz. ten behoeve van de openbare lagere scholen. Deze zullen ter inzage van de leden in de leeskamer worden nedergelegd. De Voorzitter. Alvorens de behandeling der gemeentebegrooting voort te zetten, wensch ik aan de heeren mede te deelen dat na de aflossing van ƒ50000 nog 6000 is afgelost van de tijdelijke geldleening ad ƒ85000, zoodat nog overblijft een bedrag van 29000. Aan de orde is de voortzetting der behandeling van het ontwerp der ge meentebegrooting voor 1879. De Voorzitter. Ik zal nu allereerst in stemming brengen het voorstel van den Wethouder van Financiën op No. 68, waaromtrent gisteren de stemmen hebben geslaakt. Van dat voorstel wordt opnieuw voorlezing gedaan. In stemming gebracht, wordt het voorstel verworpen met 11 tegen 9 stemmen. Voor stemden: de heeren Obreen j Driessen, De Fremery, Wilhelmy Damsté, Verster, Scheltema, Du Rieu, Cock en de Voorzitter. De Voorzitter. No. 68 wordt alsnu verminderd met 6640 en alzoo teruggebracht op 1910. De heer Verster. Als ik het goed begrijp, mijnbeer de Voorzitter, dan blijft de zaak nu geheel in denzelfden toestand als bet voorgaande jaar en zoude derhalve de post voor memorie moeten worden uitgetrokken. De Voorzitter. De thans voorgestelde uitgaven ad ƒ1910 zijn verle den jaar gebracht op Hoofdstuk IV onder No. 110. Dit jaar echter komen zij daar niet voor, maar behooren zij onder dit No. te staan. De beer Cock. De zaak is mij nog niet geheel duidelijk. Ik meende dat dit artikel nju even als verleden jaar pro memorie moest worden uitge trokken. De heer De Laat de Kanter. Ik geloof den heer Cock de noodige inlichtingen te kunnen geven. Verleden jaar is een memoriepost op de be grooting gebrachtmet de toelichting dat een voorstel zou worden gedaan om den dienst der brugwachters anders te regelen omdat wij wenschten den Raad eerst het beginsel te laten beslissen. De Raad heeft zich toen veree- nigd met het beginsel, maar later de toepassing van dat beginsel afgestemd. Na de organisatie der brugbediening is verworpen, moet dit artikel op het oude cijfer, 1910, worden teruggebracht. De heer Cock. Ik dank den Wethouder voor de gegeven inlichtingen. Ik heb er dan ookwat het volgende jaar betre,ftniets meer tegendoch hoe moet het nu met de uitgaven op rekening, van het loopende jaar uit dezen hoofde gedaan F Zullen deze niet moeielijk op de rekening te ver antwoorden zijnP De heer De Laat de Kanteb. Men zal de uitgaven uit dezen hoofde dan dienen te vergelijken met de postenop Hoofdstuk IV van de begroo ting van het loopende jaar voorkomende. De heer Cock. Alle sommen op dezen post uitgegeven in het loopende jaar, zijn dan eigenlijk uitgegeven zonder machtiginguit een post uitge trokken pro memorie. De heer De Laat de Kanter. Op dezen post is niets uitgegeven. Wat uitgegeven is staat onder Hoofdstuk IV op No. 110. De heer Cock. Dank u dan begrijp ik het. No. 68, thans ten bedrage van f 1910, wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk Imet de daarin gebrachte wijzigingenwordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Nu wordt overgegaan tot de behandeling van: Hoofdstuk X. Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofdstuk ken begrepen. Nos. 162169 worden aldus goedgekeurd: Kosten der Kamer van koop handel en fabrieken 475; Idem, vallende op het houden der lotingen voor de nationale militie en schutterij 300; Bij voorschot te verstrekken kosten wegens reiskosten aan militieplichtigen 50; Kosten van justeerloon in zake den ijk en herijk der maten en gewichten 10 Idem voor open bare vermakelijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen 400 Idem van brandverzekering der gebouwen 1200 Idem vallende op het voeren van gedingen Memorie; Idem van rechtskundig onderzoek betrekkelijk het instellen van gedingen 600. No. 170. Kosten van gemeenschappelijke zaken, belangen en inrich tingen of werken, bedoeld bij art. 122 der wet van 29 Juni 1851 f 2000. De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! Ik stel voor dit artikel te verboogen met 2825 en aldus te brengen op 4825. Dit voorstel, na door de heeren Cock en Suringar ondersteund te zijn r wordt met algemeene stemmen aangenomen. No. 171 wordt aldus goedgekeurd: Uitkeering aan het rijk van het aan deel in de kwade posten wegens de directe belastingen 6100. No. 172. Toelage aan de eigenaars van den schouwburg 1500, wordt met 17 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren Verster, Scheltema en Cock. No. 173. Aankoop van inschrijvingen op het Grootboek der Nat. Werk, Schuld 2j- pCt. De beer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb eenig bezwaar tegen dit artikel. Hierbij wordt voorgesteld inschrijvingen op bet Groot boek aan te koopenmaar ik vrees dat een gedeelte van dit besluit straks wederom door den Raad zal te Diet gedaan worden. Nu geloof ik dat, al» men dit toch voorzien kan, het beter is thans geen besluit tot aankoop te nemen en liever te besluiten voor goed terug te komen op het vroeger ge nomen besluit om geld op het Grootboek te beleggen, ten einde vroeger uitgeschoten kapitaal voor groote werken terug te krijgen. Indien het voor uitzicht bestond dat bedoeld besluit slechts voor één jaar werd geschorst, dan zou ik mij daarbij, kunnen neerleggen;' maar ik vrees, vooral met bet oog op de financiëele toekomst der gemeente dat het er vooreerst toch niet toe zrI komen geld op het Grootboek terug te brengen. Het komt mij dus eigenlijk voor als eene fictie, bier te besluiten geld op het Grootboek te plaatsen en aanstonds te besluiten dat dit niet zal geschieden Ik zou daarom dit artikel willen splitsen. Er zijn enkele posten onder, die ik wensch te behouden. Waar het geldt behoud vhd kapitaal, ben ik er voor dit op het Grootboek te brengen, maar niet waar het gelet terugkrijgen van verbruikt kapitaal. Er kan ook van geen terugwinning iets komen, als men wel formeel het besluit neemt geld te beleggen, maar feitelijk dat be sluit op zijde zet. Dan acht ik het beter voor goed met het vroeger ge nomen besluit te breken. Daar komt nog iets bij. Ik geloof niet dat bet nu meer zal voorkomen. De inschrijvingen op het Grootboek bestaan niet meer. Wij kunnen dus geen inschrijvingen meer verkoopen en later ze terugkoopen vervalt daardoor van zelf. In het vervolg zal er, als er kapitaal noodig isgeleend moeten worden. Dan gebeurt toch in anderen vorm hetzelfde, wat men nu echter alleen in naam wenscht te doen. Dan zal, behalve de renten van de leening en waarschijnlijk iets meer dan van het Grootboek genoten werd, ook aflossing betaald moeten worden. Dan zal de Raad niet behoeven te schorsen het besluit om de aflossing te betalen maar zal hij zich daaraan moeten houden. Mij dunkt dat het in alle geval beter is, als de Raad zich toch niet kan houden aan het vroeger genomen besluit, dit in te trekken. Niet dat ik tegen de strekking van dat besluit ben. Met het vroeger genomen besluit stem ik volkomen in. Ik zou het zeer wenschelijk achten, indien het gehandhaafd kon worden. Maar dit ge schiedt niet; de financiën der gemeente laten bet niet toe. Eu waar niets is zegt het spreekwoord verliest de keizer zijn recht. Waar de ge meente door hare gewone inkomsten niet meer in hare gewone uitgaven kan voorzien geloof ik niet dat er aan te denken valt uit de gewone in komsten nog kapitaal bij te koopen. Deze post staat in nauw verband met art. 54 der inkomsten. Ik zou liever zien dat van beide posten een ge deelte werd afgetrokken, namelijk de 5600, die wel op dit artikel is uit getrokken tot aankoop van inschrijving, maar die als inkomst gebruikt zal worden. De heer De Fremery. Ik ben het volkomen eens met bet geachte lid dat, als wij besluiten tot eene leening, wij tegelijk besluiten van die leening af te doen en daardoor dushoewel eenigszins in anderen vormhetzelfde doel wordt bereikt als wat ten grondslag lag aan de vroegere bepaling, dat er geld zou worden besteed tot aankoop van inschrijvingen. Evenwel dat besluit bestaat nog, en ik geloof dat, zoolang het niet formeel is ingetrokken het beter is nog uitvoering te geven aan het bestaande besluit tot aankoop van inschrijvingen. Zoodanig besluit tot opheffing dient toch wel te wor den overwogen en in handen der Commissie van Financiën gesteld. Daarom alleen kan ik mij op dit oogenblik nog niet vereenigen met hetgeen de heer Scheltema wenscht. Ik beaam het wei in allen deele, maar op dit oogen blik zou ik bezwaar moeten maken er mijne stem aan te geven. De Voorzitter. Het komt ook mij voor dat wij gebonden zijn door het eenmaal genomen raadsbesluit. Men is thans niet gesaisisseerd van een voorstel om daarop terug te komen. De heeren kennen de opinie van het Dagelijksch Bestuur omtrent dit besluitdat niet zonder tegenspraak bleef bij Burg. en Weth. Met de wijze, zooals die post thans op de begrooting gebracht is, wordt het besluit geëerbiedigd. De wenschelijkheid der ophef fing beamende, meen ik echter dat het bestaande besluit voor het oogenblik moet worden gehandhaafd en zou ik dus ook bezwaar maken bet voorstel van den heer Scheltema te ondersteunen. De beer Scheltema. Een enkel woord nog, mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet een voorstel gedaanmaar het denkbeeld eenvoudig in over- we8'Dg gegeven. Aanleiding daartoe is juist dat ik eerbied heb voor een maal genomen besluiten en dus liever een besluit intrek dan bet telken jare ter loops op zij te zetten. Dat komt mij voor weinig in overeenstemming te zijn met de waardigheid van den Raad. Een raadsbesluit moet m. i. worden gehandhaafd of ingetrokkenmaar niet telkens op zijde gezet. En ik vrees, juist met het oog op den fioanciëclen toestand, die mijns inziens alles be halve gunstig is en in de eerste jaren niet verbeteren zal, dat steeds tot schorsing van het besluit overgegaan zal moeten worden. De Voorzitter. Het schijnt mij bedenkelijk zoodanig een voorstel thans te behandelen. Maakt de heer Scheltema er een voorstel van en wordt het ondersteund? De heer Scheltema. Neen, mijnheer de Voorzitter! ik heb het denk beeld alleen in overweging gegeven. Ik zal er mij toe bepalen tegen dit artikel te stemmen. De heer Van Hettinga Tromp. Ik vind dat er aanleiding bestaat op het punt terug te komen, met het oog daarop dat wij in het vervolg niet meer kunnen beleggenmaar er sprake zal moeten zijn van aflossing. Wat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 13