50 als onbezoldigd politiebeambte moeten verkrijgen. De bezoldiging is der halve als brugwachter en niet voor politietoezichteven als bijv. de werk man van bet Plantsoen als onbezoldigd beambte van politie dienst doet. Krachtens art. 254 der gemeentewet nu strekt het bedrag der kosten van het ophalen en sluiten der bruggen tot grondslag voor de berekening der daarvan te heflen geldenzoodat de opbrengst daarmede ongeveer ge lijk staat, Dat nu de tonneninhoud der vaartuigen daarvooi een redelijke maatstaf is, wordt niet ontkend. De schippers Verhoef en Los meenen dan ook «dat groole aken met 2 masten het dubbel bedrag wel raogeri betalen om-- dat het anders niet geëvenredigd is met onze binnenschepen." En terecht, want groote en zwaar geladene schepen vorderen meer tijd en dienst voor het ophalen of doorvaren dan kleinere, zoodat de grootte van het vaartuig in verhouding staat van den tijd dien de brugwachter ver strekt. Behalve de menigte vaartuigen die de bruggen onderdoorvaren kunnen en «het knechtspersoneel van de genoemde schippers dat ook weldoet, maar toch het bruggeld in rekening brengt," zijn er die eerst behoefte hebben aan het ophalen der brug als zij gelost hebbenzoodat niet in den regel een bezwarend dubbel recht wordt geheven dan van vaartuigen met staande masten. De schippers Verhoff en Los erkennen: »dat hun dienstpersoneel wel met de schuit onder de brug doorvaart," en wie zal dan kunnen toestem men dat de betaling van tien cents voor hun vaartuig van 40 tonnen in houd een bezwarende uitgaaf moet genoemd worden, daar zulks te Am sterdam tot een gelijk bedrag geheven wordt, van hun evenals van de Leideche Stoombootmaatschappij de Volharding? De Kamer van Koophandel en Fabrieken acht de voorgestelde verboo ging drukkend voor handel en scheepvaart. Zij trad niet in vergelijking van dat nieuw ontworpen tarief met de tarieven die elders bestaan, want zij zou ontdekt hebben dat te Leiden te weinig wordt geheven in verhou ding tot de geriefelijkheden en voorrechten die deze takken van volkswel vaart te Leiden genieten. Invloed der verhooghag is onbeduidend als men meent «dat de schippers het hoogere bruggeld door boogere vrachtprijzen zullen trachten te dekken." Er zijn weken dat 30000 hectoliters lange turf langs de Haven worden in gevoerd en bij het geringe markt- of liggeld dat hier ter stede wordt gehe ven zal het verhoogde bruggeld de turfprijzen niet doen stijgen. En zoo is het ook met de Duitsche kolenschepen die voor handelaars en fabrikan ten ladingen aanbrengen, zoo groot, dat een bruggeld van hoogstens 15 cents bij het ophalen op gewonen tijd geen bezwaar kan opleveren. Evenwel, hoedanig ook die invloed zou kunnen zijn, dit staat vast dat zoo men de kosten voor het ophalen der bruggen geheel of gedeeltelijk brengt onder de plaatselijke uilgaven die door belastingen moeten worden gedektal de belastingschuldigendie nu reeds de kosten voor het onder hond der bruggen dragen, ook zouden moeten bezwaard worden met den last voor een dienst van wege.de gemeente, waarvan slechts enkele schippers van hier of van elders genot hebben. En acht men het billijk, dat deze laatsten geheel betalenwat daarvoor wordt uitgegeven naarmate van het gebruik of genot dat ieder daarvan maakt of heeft, welnu, evenals hij eene inkomstenbelasting drage ieder schipper bij naar den tonneninhoud van zijn vaartuig; een last in verhouding staande tot de kracht. Mocht nu na verloop van tijd dat de nieuwe regeling werkt, blijken dat de opbrengst de noodzakelijke uitgaven overtreft, dan is er aanleiding en grond tot wijziging van het tarief. En nu wat betreft: b. de classificatie, der schepen. De dienst die verstrekt wordt, verschilt naar de grootte van het schip; want tijd is geld, zoodat een uniformtarief onbillijk is. De ervaring heeft geleerd, dat bet ophalen der bruggen oponthoud geeft voor de passage, langer of korter, naarmate een groot of een klein schip doorgaat, en vooral bij draaibruggen en bij de doorvaart van stoombooten en kolenschepen, een geruimen tijd te voren daartoe dienst vereischt wordt die bij eene betere regeling de daaromtrent bestaande klachten zal doen ophouden. Tot die regeling behoort ook c. de tijd voor het openen der bruggen. Acht men het beter de onderscheiding van zonsondergang en opgang te behonden boven eene regeling naar de verschillende maandende Commissie van Fabricage beschouwt dit als een punt van ondergeschikten aard. Beide regelingen hebben hare voor- en nadeelenzoodat zij meent de beslissing daarvan gerust aao den Baad te kunnen overlaten. d. de Zondagsdienst eindelijk schijnt ons toe wel eene beperking te eischengelijk reeds bij de posterijen enz. geschiedt. In het adres der schippers viodt die regeling weinig bezwaar en wij meenen dat de scheep vaart daardoor weinig belemmerd wordt. Overigens erkennende dat de dienst op zichzelven beschouwd des Zondags niet zwaarder is dan op een anderen dag der week, gelooft de Commissie van Fabricage dat de verliooging van het bruggeld op den Zondag, aan leiding kan geren dat de diensten der brugwachters op den buitengewonen tijd van dien dag minder gevraagd zullen worden dan anders het geval zoude zijn. Wat de controle van de tonneninhoud aangaat, zij heeft ook elders onver hinderd plaats en voor vaste schippers behoeft de grootte van het vaartuig slechts eenmaal uit bet patent of den meetbrief te blijken. De brugwachters zullen binDen korten tijd bekend zijn met den tonneninhoud der schepen welke geregeld deze gemeente bezoeken en zich dus alleen behoeven te overtuigen van de grootte van schepen welke slechts eene enkele maal in Leiden komen. Aan HH. Burgemeester en De Commissie van Fabricageenz. Wethouders. N°. 305. Leiden, 18 October 1878. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van bet voorstel van Burgemeester en Wetboudeis, tot reorganisatie van den dienst der brug wachters, in verband met eene wijziging van de verordening op de heffing en invordering van het bruggeld. Zonder twijfel zoude ook naar het ons voorkomt, bij aanneming van den voorgestelden maatregel, eene belangrijke verbetering worden vei kregen van den bestaanden toestand, die zooals in het rapport van Burgemeester en Wethouders duidelijk wordt uiteengezet in velerlei opzicht te wenschen overlaaten eene wijziging daarvan schijnt ons dan ook raadzaam. Minder ingenomen zijn wij evenwel met de voorgestelde belangrijke ver- hooging van het bruggeldwaarvan wij met de Kamer van Koophandel en Fabriekenblijkens bet door baar ingediend adresvoor handel en scheep vaart minder gewenschte gevolgen verwachten. Naar onze overtuiging is bet in bet belang van de gemeente de lasten aan de scheepvaart opgelegd zooveel mogelijk te verlichten en door deze, zooals wordt voorgesteld, aan merkelijk te verzwarenmoeten handel en vertier iu het algemeen worden benadeeld. Wij zouden mitsdien genegen zijn het bestaande bruggeld te bandhaven en tevens de voorgestelde reorganisatie van den dienst der brugwachters in te voerenzoodra de toestand van de gemeentekas zulks zal gedoogen, daar de uitgaven aan die reorganisatie verbonden belangrijk zijn te noemen. In de eeTste plaats toch wordt voor de oprichting van de benoodigde wacht huizen eene uitgave van f 6000 vereischt, voor onderhoud daarvan met vuur en licht f 900, terwijl de bolooning der brugwachters, thans bedra gende f 1910, gebracht zal moeten worden tot op 8550 en alzoo met 0610 verhoogd. Wij gelooven niet dat het tegenwoordig oogenblik geschikt is om de plaatselijke directe belasting in zoodanige mate te verhoogen en wenschen U daarom in overweging te geven het voorstel thans wel in behandeling te nemen, doch te bepalen dat de verordening eerst in werking zal treden op een later door den Gemeenteraad vast te stellen tijdstip en alzoo met wijziging van het laatste artikel van het concept-besluit tot heffing. Uit het vorenstaande blijkt overigens dat naar onze meening art. I van bedoeld besluit in dien zin zoude moeten worden gewijzigd dat daarin het bedrag van het bruggeld volgens de bestaande verordening zoude moeten worden gehandhaafd. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N°. 206. Leiden, 19 October 1878. Wij hebben de eer Uwe Vergadering voor te stellen ons College te mach tigen om namens het Gemeentebestuur een adres van hulde aan te bieden aan Z. M, den Koning, naar aanleiding van H. D. voorgenomen huwelijk met Hare Doorluchtige Hoogheid Mevrouw de Prinses Adelheid Emma Wil- helmina Theresia Van Waldeck Pyrmont. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBEL I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 2