64
De heer Goudsmit. Ik heb insgelijks de verordening beschouwd ate een
geheel, niet bij wijze van splitsing.
De heer Van Itebson. Ik verbeeld mij, dat wat ook aangenomen worde
ten aanzien van de ontvangst van bruggeld, altijd naderhand voorstellen
gedaan en behandeld zullen moeten worden omtrent de uitgaven aan deze
regeling verbonden. Die reorganisatie van den dieDst der bruggen kan toch
niet stilzwijgend worden aangenomen. Wij behandelen nu de ontvangst
van bruggeld, maar niet welke uitgaven benoodigd zijn voor een ander
soort van brugbediening. Dat voorstel moet nog komen. Ik zie het nergens.
De heer De Fbemery. De verordening dient toch te worden uitgevoerd.
De heer Van Itebson. Maar aan de uitvoering is toch eene geld-
quaestie verbonden.
De heer Van deb Lith. In art. B is eigenlijk de organisatie gelegen.
De heer Van Itebson. Ja, omtrent de opening der bruggen.
De heer Van der Lith. Maar dat i9 eene verandering in den bestaan*
den toestand.
De heer Van Iterson. Al breken wij nu een bestaanden toestand af,
dan voeren wij nog niet in een toestand waarvan geen omschrijving bestaat.
Er is geen voorstel gedaan tot het doen van uitgaven voor de bediening
der bruggen.
De heer Van der Lith. Het principe ligt in art. 5.
De heer Van Iterson. Natuurlijk kunnen de bruggen niet zonder be
diening blijven en zal niemand voor niets de bediening op zich nemen.
Maar de wijze van aanstelling, het aantal brugwachters, hunne traktemen
ten enz., dat alles moet bepaald worden bij afzonderlijk voorstel. Wij
kunnen nu niet besluiten hoe de bediening der bruggen zal geschieden,
welk tarief men ook aanneme.
De heer Van der Lith. Maar er kan beslist worden in welken geest
de verordening zal worden uitgevoerd.
De heer Van Itebson. Neendat doet er niet toe. Er wordt nu niet
beslist, hoe de brug zal bediend worden.
De heer Van deb Lith. Het beste zou zijn het eerst de tweede veror
dening te behandelendan kan het principe worden beslist dat de regeling
der brugbediening op andere wijze moet geschieden dan tegenwoordig.
De heer Van Itebson. Op welke wijze?
Dé heer Van deb Lith. Bij de begrooting uit te maken. Als eerst
de tweede verordening is vastgesteld, dan is de zaak uitgemaakt.
De heer Van Iterson. Wat beduidt dat uilmaken van het principe?
Gesteld dat nu het middel is gevonden om de meerderheid van den Raad
te winnendan kan er altijd nog veel verschil van meening blijven bestaan
omtrent de nieuw in te voeren organisatie. Het blijft dus eene beslissing
in 's Blaue hinein. De quaestie nu aan de orde is hoeveel betaald moet
worden, dus een quaestie van ontvangst. Is eene beslissing daaromtrent in
dezen of genen zin genomendan moeten wij voorstellen afwachten om
trent de bediening. Niemand kan nu reeds beslissen, hoe hij stemmen zal
over eene organisatie van den dienst.
De heer De Laat de Kanter. Ik wensch er de aandacht op te ves
tigen dat er eene memorie van toelichting bij het voorstel is gevoegd.
Daarin staat duidelijk wat de bedoeling is. Als het voorstel wordt aange
nomen, kan het niet dadelijk in uitvoering worden gebracht, zonder vast
stelling van den post voor de noodige uitgaven op de begrooting. Maar
niemand kan in onzekerheid verkeeren omtrent de wijze waarop die uitgaven
zullen geschieden. In de memorie van toelichting is alles wat het getal
en de bezoldiging van de brugwachters, enz., betreft duidelijk aangegeven.
Hoe zij den dienst zullen doen is eene ZBak die Burg. en Weth. regelen.
Als aan de stemming over art. 1 de beteekenis wordt gehecbt dat zij die
het aannemen de betaling der kosten door de schippers wenschen en zij
die het verwerpen bet oude tarief wenschen te behouden en dus de uitgaven
door de geheele gemeente willen laten bestrijdendan is dit punt geregeld.
Die zich met geen van beide vereenigt, kan de verordening sfstemmen.
Wordt het artikel verworpen en het amendement van den heer Van der
Lith aangenomen, dan moet het tarief onveranderd blijven en daardoor is
uitgemaakt dat de kosten komen voor rekening der gemeente. Zoo moet
dunkt mij de logische gedachtengang zijn.
De heer Van Iterson. Ik zou daar veel tegen in kunnen brengen.
Om echter de onmogelijkheid aan te toonen van betgeen de heer De Kanter
wenscht, wil ik bem vragen: hoe zal iemand moeten stemmen die niets
weten wil van eene andere organisatie der brugbedieningmoet hij voor of
tegen het amendement stemmen?
De heer De Laat de Kanter. Ik zou niemand willen voorschrijven
hoe te handelen, maar mijns inziens zon zoo iemand bij de stemming over
art. 1 en het daarop voorgestelde amendement datgene moeten kiezen waar
tegen hij het minste bezwaar had en later bij de eindstemming de geheele
verordening afstemmen. Als men voor twee kwaden staat kiest men het
min9te.
De heer Van Iterson. Ik rekende er op dat de stemming vrij behoorde
te wezen en men niet een lid van den Raad moest opleggen de verplichting
om te kiezen tusschen twee voorstellen die bij wellicht geen van beide wil
aannemen.
De heer Van der Litii. Maar ten slotte kan hij toch de g'eheele zaak
verwerpen.
De heer Van Iterson. Ik begrijp niet hoe men aan de stemming over
zeker voorstel eene beteekenis kan opleggen die niet in de woorden van
het voorstel i9 uitgedrukt. Ik ben bereid over het voorstel van den heer
Van der Lith te stemmen. Maar ik verlang niet dat een ander mijne stem
expliceere en zegge dat zijvoor het voorstel uitgebrachtde beteekeuis
heeft dat de bediening van de bruggen op eene andere wijze moet geschieden
voor rekening der gemeente, en dat, als het voorstel van den heer Van der
Lith verworpen wordtdaarmede gezegd is dat de schippers betalen zullen.
Met dergelijke explicatie van mijne stem kan ik geen genoegen nemen.
De heer Van der Lith. Ter geruststelling van den beer Van Iterson
kan ik verklaren dat de bedoeling van mijn amendement alleen is geen
honger bruggeld te heffen dan nu wordt gelieven, zoodat later mogelijk
elke andere quaestie kan behandeld worden. Mijn amendement is nu alleert
om art. 1 te lezen gelijk bet luidt, maar in de plaats van bet voorgestelde
tarief het oude te stellen.
De heer Van Iterson. Naar aanleiding van een vroeger hier gegeven
voorbeeld geloof ik het best te zullen handelen door tegen alles te stemmen.
Op die wijze wordt het gevaar vermeden van wat men noemter in te
loopen. En dat gevaar zie ikindien aan de uit te brengen stem een ex
plicatie wordt gegeven die er niet in gelegd is.
De heer Van der Lith. Ik begrijp niet dat de vorige spreker dei*
moed beeft, na de uitlegging door mij aan mijn amendement gegeven, zoo
danige verklaring af te leggen. Ik heb gezegd en herhaal hetde bedoe
ling van mijn amendement is om geen hooger heffing van bruggeld toe te'
laten dan nu bestaat, zonder dat daarbij de verandering der organisatie'
mede gemoeid is.
Het amendement van den heer Van der Lith op art. 1 wordt hierop
in stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 9 stemmen.
Vóór stemden: de heeren Wilhelmy Darasté, Scheltema, Du Rietf,
d'Aumerie, Van der Lith, DriessenKrantz, Suringar en Hartevelt.
De heer Le Poole had de vergadering verlaten.
Art. 1 van de voordracht wordt daarop in stemming gebracht- en met
14 tegen 6 stemmen verworpen.
Vóór stemdende heeren De Laat de Kanter, Librecht LezwijnObreen,
Van Wensen Cock en de Voorzitter.
De Voorzitter. Burg. en Weth. trekken na de gevallen beslissing hun
voorstel in.
Alvorens voort te gaan met punt IV der onderwerpen aan de orde ge
steld stel ik voor eerst te behandelen punt X.
Daartoe wordt besloten.
X. Voordracht tot aanbieding van een adres aan Z. M. den Koning naar
aanleiding van HD. voorgenomen huwelijk.
(Zie Tng. St. n°. 206.)
De Secretaris doet voorlezing van het adres. Het luidt als volgt:
Sire!
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden nemen de vrijheid zich
namens den Gemeenteraad eerbiedig tot Uwe Majesteit te wendenten einde
U. M. de hulde en de gelukwenschingen van het Gemeentebestuur aan te bieden
bij gelegenheid van Ur. M». voorgenomen huwelijk met Hare Doorluchtige
Hoogheid Mevrouw de Prinses Adelbeid Emma Wilhelmina Theresia van
Waldeck-Pyrmont.
Het Gemeentebestuur van Leiden neemt van harte deel in deze gewich
tige en heuglijke gebeurtenis, waarvan de tijding ook in deze gemeente
met de meeste belangstelling is vernomen."
Wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen en het adres goedgekeurd.
IV. Begrootingen voor 1879 van de niet-gesubsidieerde instellingen van
weldadigheid, als:
a. bet R. K Armbestuur;
b. bet Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis;
c. Vrouwen Kraammoeders.
(Zie Ing. St. n°. 196.)
Achtervolgens worden deze begrootingen goedgekeurd.
V. Idem van de gesubsidieerde instellingen van weldadigheidals
a. het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis
b. het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis;
c. het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur.
(Zie Tng. St. n°. 197.)
Worden achtereenvolgens mede goedgekeurd.
VI. Idem van het II. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. no. 198.)
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Idem van het Stedelijk Werkhuis.
(Zie Ing. St. n°. 199).
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VIII. Idem van de Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n°. 200.)
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IX. Verzoek van de firma Wed. M. J. Schamper en Zoon, om eene
loozing te maken.
(Zie Ing. St. n°. 201.)
Wordt overeenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie vat*
Fabricage toegestaan.
XI. Verzoek van Commissarissen der Bank van Leening, om machtiging
tot uitbetaling van een bedrag uit den post voor onvoorziene uitgaven.
(Zie Tng. St. n°. 202.)
Wordt overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. toegestaan,
XII. Rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie, over 1877.
(Zie Ing. St. n°. 203).
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd, behalve die van de beerei»
Van der Lith, Juta en Goudsmit, die als leden van de Commissie de zaal
hadden verlaten.
Niets meer aan de orde zijndewordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.