Cl het rapport der Commissie van financiën te lezen staat, zou 6G40 noodig zijn om de meerdere kosten te dekken, Reeds is er op gewezen, dat het zeer goed mogelijk is, dat zelfs, al wordt het tarief goedgekeurd, dit hoogere bedrag niet zal worden ontvangen. De heer Hartevelt heeft zeer juist opgemerkten ik zal de eerste zijn om dit te erkennen dat daarom trent geen zekerheid bestaaten in dat geval zouden de lasten der scheep vaart natuurlijk ook zooveel minder worden. De heer Du Rieu wilde weten hoe boog de opbrengst tegenwoordig is. Als dat mogelijk was, dan wist ik dat reeds lang, maar wij kunnen er niet achterkomen. Het middel door den heer Du Rieu aanbevolen is onuitvoerhaur en om het bedrag der op brengst door gaardering te weten te komen, moeten wij beginnen met de aanstelling van vaste brugwachters en dus dit voorstel aannemen. De be looning van de brugwachters die thans in dienst zijn bestaat, uitgezonderd die bij de drie Havenbruggen en de Scbrijversbrug, grootendeels in de ontvangst der bruggelden. De brugwachters komen natuurlijk niet grif uit voor hetgeen zij ontvangen. Hunne opgaven moet men altijd beschouwen als te zijn beneden de werkelijkheid. Inlusschen heb ik getracht zoo nauw keurig mogelijk te weten te komen, niet wat aan bruggeld ontvangen wordt, ik geloot dat ruen daar niet achter zal komen, doch een overzicht van de scheepvaart beweging in deze stad. Ik heb daarvan eene opgave gekregen, waaruit het volgende blijkt: Aan de Schrijversbrug is ontvangen ƒ1000; dus eene doorvaart van 20000 vaartuigendaar ieder schipper daar een stuiver betaaltaan de Alkemadebrug wordt erkend ontvangen te zijn ƒ150, dus eene passage van 6000 betaleude schepen; de beffing is daar 2ct; aan de Blauw- poortsbrug ƒ200, van 4000 vaartuigen tegen 5 ets; aan de Singelbrug buiten de Hoogeivoerdspoort /150, van 3000 schepen, insgelijks tegen 5 ets; totaal 33000 schepen of voor ieder schip eene heen- en terugreis rekenende, 16500 scheepsreizen. Nu is de som die meer opgebracht zal moeten worden 6640alzoo zal gemiddeld iedere scheepsreis bezwaard worden met 40 ets. Grootere schepen zullen iets meer, kleinere schepen iels minder hebben te hetalen, doch bij doorslag kan gerekend worden dat de kosten voor ieder schip met of zonder vracht 40 ets meer zullen bedragen. Nu is mij de opmerking gemaakt dat de druk voor de schip pers zoo groot zonde worden, omdat zij hier zoovele bruggen moeten door varen. Het gevolg daarvan zou dus zijn dat de opbrengst niet ƒ6640 be dragen zou, maar eene belangrijke som meer ontvangen zou worden, bet geen ik ten sterkste betwijfel; maar bleek dit waar te zijn, dan zou men daaruit onmiddellijk leerendat het tarief te hoog was. Bij het doen van het voorstel is reeds erkend dat men voor het grootste gedeelte in dat opzicht in onzekerheid verkeert. Ik kan er de verzekering bijvoegen, dat wanneer mocht blijken, dat bet tarief te hoog is, onmiddellijk een voorstel tot vermindering zal komen. Ik geloof echter dat daarvoor geen vrees be hoeft te bestaan. Ik vrees eerder, dat wij de /"6640 niet zullen krijgen; maar meen echter te mogen stellen dat de redeneering juist is( dat ieder schipper gemiddeld voor elke heeu- en terugreis 40 ets meer dan vroeger zal moeten betalen. Is dit nu inderdaad een ernstig bezwaar? Er is echter meer. Het verwondert mij niet dat er door de schipperij zoo weinig adres sen tegen ons voorstel ingebracht zijn; het verwondert mij integendeel dat er één enkel tegen is ingekomen. De schipperij toch zal zich schadeloos kun nen stellen voor hetgeen meer van haar als bruggeld wordt gehevendoor eene geringe verbooging der vrachten. Nu de verbooging van het tarief. De lieer Schpltema wa9 verwonderd dat dergelijk voorstel van een liberaal bestuur kwam en vindt het zelf voor zich te conservatief. Ik kan dat ge voelen niet deelen. De gemeentewet beveelt het wel nietmaar geeft toch aaD om te heffen wat noodig is, om de uitgaven goed te maken voor soortgelijken dienst als waarvan bier sprake is. Wij blijven nog ver daar beneden; want er wordt niets anders gevorderd dan nat noodig is om ver strekte diensten te betalen; voor het onderhoud der bruggen, en, wat in deze gemeente meermalen is voorgekomen voor de vergrooting der rioor- vaartwijdte wordt aan de scheepvaart niets in rekening gebracht. Maar bij de griefdat hoogere lasten op de scheepvaart worden gelegdverliest men bovendien uit het oog dat het bruggeld hier onevenredig laag is. Ik zou willen vragen ofhetgeen noch in AmsterdamRotterdam of Delft een bezwaar is voor de schippers, hier alleen een nadeeligen invloed zou uit oefenen. Bovendien is het bestaande tarief hoogst gebrekkig, daar groote en kleine schepen evenveel moeten betalen. In het adres van deschippers Verhoef en Los, die zich overigens zeer tegen het voorstel verklaren doen deze uitkomendat het billijk is grootere schepen n. I. die schepen welke grooter zijn dan de hunne meer te laten betalen. Die bezwaren bestaan bij hen niet tegenover schepen die kleiner zijn dan de hunne. Ik geloof niet aan de mogelijkheid, dat er eene verordening is te maken of regelingen zijn te bedenken, welke niet hare bezwaren hebben, maar zie daarin geene reden om het gebrekkige in stand te houden. Ik erken dat het wel onpleizierig is voor hen die thans niet meer dan één of een halve stuiver hebben te betalen, dat het tarief wordt verhoogd, maar zij pre filee ren ook van de verbetering welke er door wordt verkregen. Over dit ééne punt bestaat echter geen verschil van gevoelendat ril. de tegenwoordige toestand slecht is. Wil men daarin verbetering brengen, dan zal menm.i. onze verordening moeten aannemen. Het zal dan de vraag blijven wat billijker is, dat de schipper in wiens belang die verbeteringen worden aan gebracht de meerdere onkosten zal moeten betalendan wel de geheele burgerij. De hoofdelijke omslag voor 1879 zal niet beduidend verschillen met dien van het loopende jaar; eene verhooging voor rente en aflossing der te sluiten leening staat voor de deur en zal er dus nog bijgevoegd moeten worden. Wanneer de nieuwe dienstregeling wordt ingevoerd zal er 6640 meer worden uitgegeven; en zal men die 9om ook nog eens aH verhooging van den hoofdelijken omslag op de begrooling willen brengen? Ik zou dus wat mij betreft het tarief wenschen in te voeren zooal9 voorge steld is. Wordt dat verworpen en het denkbeeld van de Commissie van Financiën vond ingangom die meerdere uitgaven ten laste der begrooting te brengendan zal ik mij daarbij echter neerleggen. Dringend noodza kelijk acht ik het dat de tegenwoordige toestand verandere. Ik geloof, dat wij er niet goed voor kunnen uitkomen hoe hier de dienst der bruggen geschiedt. De lieer Sclieltcma heeft reeds met een enkel woord daarvan gespreken en niets overdreven. Die toestnnd is in écu woord slecht en in strijd met de wet. ZlTTIKOVKRSLAa 1878. De beer d'Aumerie. In bet voorstel van de Commissie van Financiën vind ik toch iets inconsequents, mijnheer de Voorzitter! De Commissie kan zich niet vereenigen met bet voorstel tot heffing van hooger bruggeld en toch wil zij de voorgestelde verbetering van do bediening der bruggen. Nu kan ik begrijpen dat men in het gebeel geen bruggeld wensebt geheven te ziendus de kosten van de verbetering wensebt te hebben gebracht ten laste van de gemeente. Maar om nu, zooals de Commissio wil, wel gedeel telijk, dus veel te weinig bruggeld te heffen, en het tekort te laten dragen door de gemeente, dat is een redeneeringdie er bij mij niet in wil. Zoo als de heer De Kanter beeft gezegd, de verbetering zal strekken uitsluitend ten gerieve van de schipperij, en nu is het overeenkomstig goede beginselen dat hij die uitsluitend de lusten draagt ook de lasten moet dragen. Maar de Commissie van Financiën schijnt de schippers slechts gedeeltelijk te wil len laten betalen, namelijk volgens het oude tarief, terwijl hetgeen verder vereischt wordt om de voorgestelde verbetering tot stand te brengen, door de gemeente zal moeten worden betaald. Met dit stelsel van de Commissie van ünanciën kan ik mij niet vereenigen. Wel kan ik mij vereenigen met eenig voorstel strekkende om de voorgestelde verbetering aan te nemen, het bruggeld af te schaften en te bepalen dat, zoodra de gcmeente-financiën het zullen permitteerende geheele regeling zal worden ingevoerd. De lieer Schkltema. Een woord slechts, mijnbeer de Voorzitter, over een paar opmerkingen, door de keeren De Kanter en d'Aumerie in het midden gebracht omtrent de betaling door de schippers van alle kosten nu te maken voor eene betere bediening der bruggen. De heer De Kanter beeft gezegd: de schippers moeten betalen wat noodig is, om hun namelijk doorvaart te verschaften. Maar die woorden kan men zeer verschillend opvatten. Wat noodig is moet zich bepalen m. i. tot het strikt noodza kelijke, tot de bediening van eene geheel eenvoudige brug. Maar een draaibrug eischtmeen ikmeer bediening dan een ophaalbrugwaartoe anders dit voorstel? En dat er draaibruggen gekomen zouden zijn in het belang der sehipperijdit moet ik bepaald ontkennen. Zij zijn gemaakt in het belang der passage over de bruggen. De kosten in haar gebeel voor de bediening daarvan behoort men dus niet uitsluitend te brengen op de schippers, maar zij zouden ook voor een goed deel ten laste moeten komen van rijtuigen en voetgangers, die van de verbeterde passage over de brug pro- fiteeren. Nog heb ik booren aanvoeren dat men de schippers moest laten betalen ten einde den hoofdelijken omslag niet op te voeren. Maar dat acht ik geen geldig argument. Omdat er reeds zooveel belasting wordt gehe ven de schipperij te laten betalen wat onder gewone omstandigheden niet ten haren laste zou gebracht worden, dit gaat dunkt mij in het geheel niet op. De heer Van deb Litii. Ik geloof dat de inconsequentie van de Com missie van Financiën, waarvan een der vorige sprekers gewag maakte, meer schijnbaar is dan wezenlijk. De Commissie van Financiën heeft zich gesteld op historisch terrein. Zij heeft gezegdzoo is de toestander wordt brug geld geheven. Door de betaling van bruggeld wordt de schipperij niet be langrijk gedrukt. Tegen bet opleggen van grooter druk zag de Commissie echter op. Bovendien is hetgeen in den mond van den Wethouder van openbare werken wordt gelegddat deze verandering gebeel zou strekken ten voordeele der schipperij, mijns inziens volstrekt niet juist. Het eenig voordeel dat de schipperij zal genieten is dat de bruggen iets sneller zullen worden bediend en de schippers zich niet meer zoo zullen behoeven te ver moeien met dat vreeselijk geschreeuw, dat de bewoners in den omtrek voort durend in de ooren klinkt. Maar overigens worden de schippers door deze verandering niet gediend. Wie er ook mede gediend worden, zijn wij, die zullen zien dat de bruggen spoediger worden geslotendie zullen zien dat ze bovendien ordelijker worden bediend en eindelijk het voorrecht zullen hebben dat zij die de bruggen bedienen personen zijn met politiemacht be kleed. Daarvoor mogen wij ons ook wel kosten getroosten. De vraag is echter of bet oogenblik daartoe nu geschikt is, nu onze hoofdelijke omslag, zoo niet het uiterste heeft bereikt, wat mogelijk is, dan toch nauw aan die gren9 toe is. En dan heb ik bezwaar op dit oogenblik den hoofdelijken omslag te verhoogen. Toch zou ik niet gaarne willen dat de voorgestelde verbetering in bet geheel niet zou geschieden. Daarom beeft de Commissie van Financien naar een middenweg gezocht en voorgesteld om in principe de zaak aan te nemen. Zoodra en daarop bestaat toch vooruitzicht onze financiën in een beteren toestand verkeerenkan dan onmiddellijk de zaak worden ingevoerd. Van daar dat de Commissie niet de geheele zaak wenscht uitgesteld te zienmaar die nu wenscht te behandelen om baar in uitvoering te brengen als wij in een beteren toestand geraken. De beer Scheltema. Ik veroorloof mij eene vraag te doen aan den Wethouder van Fabricage. Zou het niet mogelijk zijn met deze verbetering te beginnen bij enkele bruggen? Is bet bepaald noodig in eens al de bruggen in de geheele stad aan deze regeling te onderwerpen? Zou het niet beter zijn te beginnen met de bruggen, voor welke het 't meest noodig wordt geacht? De heer De Laat de Kanter. Dat zou inderdaad niet uitvoerbaar zijn. Dan zou men komen tot een tweeslacbtigen toestand, die ons niets zou leeren van hetgeen wij wenschen te weten en de onwettigheid zou hlijven bestaan. Neenik meen dat deze regeling geheel moet worden ingevoerd hetzij men de kosten op de schippers legt of op de gemeente. In beginsel heeft de Raad zich trouwens verleden jaar reeds daarvoor verklaard. De heer De Fremery. Zooals u bekend is. mijnheer de Voorzitter 1 heb ik mij niet geheel kunnen vereenigen met het voorstel dat thans aan hangig is. Voor mij is de last op de scheepvaart te leggen te bezwarend vooral ook daar de schippers bet bedrag wel betalen, maar zij de kosten noodwendig toch op rekening zullen brengen van den bandelaar, van de winkeliers en consumenten. In de memorie van toelichting wordt vooral gewezen op twee bezwaren aan den tegen woordigen toestand verbonden. In de eerste plaats dat thans niet wordt geconstateerd, gelijk art. 254 der gemeentewet onderstelt, hoeveel de ontvangst is. Ik erken dat dit wellicht eene overtreding is der wet; maar moet toch opmerken dat dit bezwaar dan toch reeds bestaat sedert 29 Juni 1851, toen de gemeentewet in wer king is getreden, zonder dat immer daarop aanmerking is gemaakt, ook niet door hooger bestuur. Ik acht dit bezwaar dus niet overwegend. En wat nu de bemerking betreft dat de tegenwoordige regeling ook niet voldoet aan de voorschriften van art. 113 en 114 der gemeentewet welke bepalen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 5