GO
De Voorzitter. Uw voorstel heeft de verste strekking. Het zal dus
het eerst in aanmerking komen voor de stemming. Ik wil wel toegeven
aan den wensch van den beer Seheltema.
Het voorstel van den heer Seheltema wordt met 14 tegen 7 stemmen
verworpen.
Voor stemden: de heeren Seheltemad'Aumerie, Krantz, Cock, Verster,
Le Poole en Suringar.
De Voorzitter. Nu zal ik in omvraag brengen het voorstel van den
heer Goudsmit, om als laatste alinea aan het voorstel toe te voegen: «De
benoeming geschiedt na overleg met den Commandant der schutterij".
De beer Cock. In overleg heeft de heer Goudsmit gezegd. Na overleg
in tegenstelling van in overlegmaakt een hemelsbreed onderscheid en is
in de beteekenis, die men er nu aan schijnt te willen geven, geen gebrui
kelijk Hollandsch. Bedoelt men eene eenvoudige raadpleging, maar ook
niets meer, dan zegt men: #gehoord die of die" of wel »na ingewonnen
advies van die of die" enz.
De Voorzitter. Ik wensch te vragen wat de heer Goudsmit het beste
aeht.
De heer Goodsmit. Ja, in overleg.
De heer Van der Lith. Ik meen dat het voorstel eenigszins nader
gepreciseerd moet worden, omdat twee meeningen blijken te beerschen.
Het schijnt mij toe dat enkelen door de uitdrukking »in overleg" eene
beslissende stem aan den Commandant der schutterij willen toekennen. Dat
is niet mijne opvatting van het voorstel van den heer Goudsmit. Wel zou
ik wenschendat de Commandant geboord werdten einde op te komen
voor de belangen van de schutterij maar tevens meenen dat de benoeming
geschiedt door het hoofd van <!e brandweer. En dit zou ik meer gepre
ciseerd willen hebben. Anders kan er allerlei strijd ontstaan, wanneer
men niet weet of door één of twee autoriteiten benoemd zal worden.
De heer Goudsmit. Mijne bedoeling isdat de beslissing berust bij
het hoofd van de brandweer, doch niet dan na overleg met het hoofd van
de schutterij.
De heer Cock. Als de Commandant eenvoudig gehoord wordt en geene
overeenstemming is verkregenhoe zal het dan gaan Mag de chef dan
benoemen
De heer De Laat de Kanter. Het hoofd der brandwier benoemt niet.
De benoeming geschiedt door Burg. en Weth., en dus zou ik meenen dat
de beslissing bij dat college thuis hoort.
De heer Cock. Dan. acht ik het verstandiger te zetten: »gehoord het
advies". Anders geeft het woord «-overleg" maar aanleiding tot misverstand
terwijl de maatregel zelf weinig of niets btteckent.
De heer Goudsmit. Ik wensch te stellen: in overleg.
De heer De Laat de Kanter. Ik kan niet zondt-r tegenspraak laten
de uitdrukking van den heer Cock, dat liet overleg niets zou beteekenen.
Ik kan niet aannemen, dat, wanneer een lid van het dagelijksch bestuur
eene opinie uil in strijd met een ander gevoelende beslissing van den
Burgemeester en de twee overige Wethouders "niets zou beteekenen.
l'e lieer Cock. Ik wensch hierop ever. te antwoorden, dat de heer De
Kanter mij bepaald heeft misverstaan. Ik sprak niet van de verhouding
van éénen Wethouder tot de overige leden van het Dagelijksch Bestuur,
maar van het Dagelijksch Bestuur qua talis tegenover de macht van den
Commandant der schutterij. Zoo als men nu het woord //overleg" schijnt te
willen verstaan, komt do zaak daarop neer, dat het hoofd der schutterij
het recht zal hebben gehoord te worden, zonder dat he.t Dagelijksch Be
stuur in de verste verte gehouden zal zijn zich aan zijn advies te storen.
Een dergelijk overleg is m. i. van nul of geene waarde met het oog op de
belangen der schutterij. De Commandant zal hij een dergelijk overleg te
rade gaan met de belangen der schutterij en het Dagelijksch Bestuur met
die van de brandweer belangendie in de meeste gevallen bier bedoeld
lijnrecht met elkaar in strijd zuilen zijn. Beiden zullen ieder zijn eigen
standpunt handhaven, en bij slot van rekening wordt de zaak door de eene
partij, namelijk het Dagelijksch Bestuur, alleen beslist. Dat de Comman
dant zich dan tot den Raad kan wenden, geef ik gaarne toe, maar dal
kan hij ook zonder overleg cn staat hern altoos vrij. Ik herhaalbij mij
was er geen sprake van de verhouding van één Wethouder tot zijne collega's
ik neem volgaarne aan dat die goed is maar ik sprak over de mogelijk
heid van verschil van opinie tusschen het Dagelijksch Bestuur en den Com
mandant der schutterij.
De heer Juta. Ik wensch met een enkel woord mijne stem te moti-
veeren. Ik heb tegen de "bijvoeging, door den lieer Seheltema voorgesteld,
gestemdomdat ik het eens ben met het voorstel van den heer Goudsmit
indien daarin de bedoeling lag van voorafgaande overeenstemming. Nu
echter eene andere redactie daaraan gegeven wordt, spijt het mij tegen het
voorstel van den heer Seheltema te hebben gestemdzoodat ik mij nu ook
tegen het voorstel van den heer Goudsmit zal verklaren. Ik zou niet gaarne
zienwat ik vreesdat de schutterij achtergesteld werd.
De heer Cock. Wordt het voorstel van den heer Goudsmit wel ondersteund
Het voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer Goudsmit. Ik onderstel van publieke personen onderlinge wel
willendheid en geen dwarsdrijverij. Ik acht overleg voldoende. In geval
van verschil van gevoelen wensch ik de beslissing op te dragen aan Burg.
en Weth. Zoo zal mijn voorstel moeten worden opgevat. Wanneer een
van beiden, of de machthebber van de schutterij of liet opperhoofd van de
brandweer, onverstandig is, dan is geene verordening uitvoerbaar: quid
ley es sine moriius? Ik veronderstel verstandige en bezadigde menschen.
De heer Scheltema. Ik zal stemmen voor het voorstel van den heer
Goudsmit, alleen uit deferentie, uit beleefdheid voor den Wethouder. Eene
andere beteekenis wensch ik niet dat aan mijne stem gegeven wordt.
De heer Cock. Ik zal er tegen stemmenomdat het ra. i. niets zal
afdoen.
Het voorstel van den heer Goudsmit wordt aangenomen met 14 tegen
7 stemmen.
Tegen stemden: de heeren ObreenDriessenCock, Verster, Juta,
Le Poole en Suringar.
Het gewijzigde voorstel, in omvraag gebracht, wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
II. Voordracht betrekkelijk den dienst der brugwachters en tot wijziging
van de verordeningen op de heffing en invordering van bruggeld.
(Zie Ing. St. nos. 161, 191194, 204 en 205.)
De heer Hartevelt. Als de Commissie van Financiën voorstelt de ver
ordening wel in behandeling te brengen maar het tijdstip van uitvoering
later te bepalen dan heeft zij dit gedaan omdat de datum van inwerking
treding zeer moeielijk te bepalen is. Zij heeft echter vrij duidelijk gezegd
dat de invoering eerst dan zal plaats hebben, als de iiuancifele toestand
dit zal gedoogen. Aangenomendat de Baad tot eene beslissing komt om
de bruggelden te verhoogendan is het toch niet te zeggen of de ont
vangsten de uitgaven zullen equivaleeren. De Wethouder van Fabricage zal
moeten erkennendat daaromtrent geene zekerheid bestaat. Het zou dan
kunnen gebeuren dat niettegenstaande de verbooging der bruggelden nog
in een beduidend tekort zou moeten worden voorzien. Met het oog op
de verbooging van den hoofdelijken omslag (renten voor de leening die
gesloten moet worden enz.) is de Commissie van oordeeldat het tegen
woordig oogenblik ongeschikt is tot het doen van meerdere uitgaven als
strikt noodig zijn.
De heer Scheetema. Ik kan mij met het gedane voorstel zeer goed
vereenigenvoor zooveel de verbetering van de bediening der bruggen be
treft. Ik kan echter niet instemmen met het advies van den heer Harte
velt, om daarmede te wachten tot na de verbetering van den toestand der
financiën, omdat ik vrees dat wij dan heel lang zullen moeten wachten.
En m. i. is het zeer noodig dat aan enkele bruggen de bediening worde
veranderd. Vooral heb ik het oog op de bruggen aan de Oude Vest.
Door de Tweede Kamer is eene wet op den kinderarbeid vastgesteld maar
voor Leiden mocht er ook wel eene wet gemaakt worden op den arbeid
van oude vrouwen. Hier toch kan men het aanschouwen dat een gtoote draai
brug door eene bejaarde vrouw wordt bediendiets wat mij dikwerf gehin
derd heeft. Vooral de bediening van enkele bruggen eischt dringend
verbetering. Ik kan mij evenwel niet vereenigen met het tweede gedeelte
van het voorstelom booger bruggeld te heffen van de schippers. Het is
m. i. vooreerst niet overeenkomstig de billijkheidom als wij mooie draai
bruggen maken, die aangenaam zijn voor de voetgangers, de meerdere
kosten van bediening te laten betalen door de schippers. l)e schippers zijn
met ophaalbruggen tevreden en als de bediening kostbaarder wordt gemaakt
moet die vermeerdering niet komen ten laste van de schippers. Ik heb
evenwel nog een overwegend bezwanr, en dat is eene zaak van beginsel. Er
wordt hier voorgesteldin den tegenwoordigen tijd de bruggelden te ver
hoogen, als 't ware hooger tol te beffen, en dus het vertier, het vrije ver
keer, de scheepvaart hooger te belasten en w< 1 met het driedubbele van het
bedrag der vroegere heffing. In beginsel hen ik daartegenhet is m. i.
een stap op etn zeer verkeerden weg. Ik heet te zijn conservatief, maar
dergelijk voorstel is mij te conservatief, en het verwondert mij zeer, dat
dergelijk voorstel "komt van eene zijde, die de meerderheid in den tegen
woordigen Lrid-chen gemeenteraad vormtnl. van liberale zijde. In be
ginsel kan ik mij daarmede niet vereenigen. Ik zou er eer toe kunnen
komen alle bruggelden af te schaffendan tot eene verhooging tot het
driedubbele.
De heer Du Kieu. Mijnheer de Voorzitter! Eene betere regeling van
de bediening der bruggen zal, zooals blijkt, schrikkelijk veel geld kosten.
Dat vind ik een groot bezwaar. De verhooging der bruggelden tot bestrij
ding der kosten wordt gelegd op handelaren en nijveren. Ik geloof dat
men die verhooging op handel en nijverheid niet mag brengen. Men heeft
eene verhooging voorgesteld, zonder toe te lichten of die verhooging vol
doende zal zijn. Ik verbeeld mij dat men eerst moet trachten te weten
te komen het Ledrag der tegenwoordige opbrengst van de verschillende
bruguen en Zuu sftel in overweging willen geven of het niet aanbevelens
waardig ware gedurende eenigen tijd bij de bruggen, waai nu het bruggeld
niet bij gaardering wordt geïnd, even als bij de voorname bruggen, het
geld bij gaardering te ontvangen. Dan zou een betere maatstaf van de
opbrengst kunnen worden verkregen om later te kunnen beoordeelen of de
verbetering meer geld waard isalvorens /leze regeling nu in overweging
te nemen. De Commissie van Financiën wenscht de verordening wel vast
te stellen maar niet in werking te brengen. Mij dunkt dat dit niet goed
zou zijn. Eerst wensch ik te doen onderzoeken of door gaardering kan
worden aangetoond wat aan bruggelden wordt ontvangen en dar. eerst over
de aanstelling van brugwachters finaal te oordeelen.
De heer De Laat de Kanter. Ik begin met in herinnering te brengen
dat bij de vaststelling der begrooting voor het dienstjaar 1878 een memorie-
post op het budget is gebracht met de toelichtingdat later een voorstel
zou volgen voor eene nieuwe regeling van den dienst bij de bruggenop
grond dat deze slecht en in strijd met de wet was. De Raad heeft zich
daarmede vereenigd en den memoriepost aangenomen. Nu spreekt het van
zelf, dat ik daarmede niet wil beweren dat de Raad verplicht is deze ver
ordening aan te nemen, want het zoude kunnen zijn dat men wel het be
ginsel aannemelijk, maar de toepassing verkeerd achtte. Maar ik geloof niet
dat er inderdaad afdoende bezwaren tegen deze regeling zijn gemaakt. Wat
het argument betreft, dat het niet aangaat kostbare zaken in het leven te
roepen en deze door de opbrengst der bruggelden te dekkenvestig ik er
de aandacht op dat de bediening niets kostbaarder is geworden, dat er niet
meer personen voor den dienst zijn voorgesteld dan voor de bediening der
brnggen noodig is. De bedoeling is dan ook niet om iets meer in rekening
te brengen dan de kosten van bet openen en sluiten van de bruggen. Al
wat de brugwachters meer zouden verrichten, is te beschouwen als eene toe
vallige bate. Wat de verandering van ophaalbruggen in draaibruggen daar
mede heeft te maken is mij nie.t recht duidelijk. Het tarief maakt geen
verschil voor ophaal- of draaibruggen. Nu is er groot bezwaar gemaakt
van de lasten die op de scheepvaart zullen gelegd worden. Ik geloof, dat
men zich daarvan zeer overdreven voorstellingen heeft gemaakt. Zooals in