53 Zitting van Zaterdag S October 1878, geopend 's namiddags te 3 uren. Voorzitter: de Leer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen ondertoerpen 1». Voordracht betrekkelijk den termjjn voor het verleenen der concessie tot het aanleggen en exploiteeren van paardenspoorwegen in deze ge meente. (185) 2". Voordracht aangaande eene wijziging der Verordening houdende aanwij zing der plaatsen, dagen en uren van de verschillende markten binnen deze gemeente. (188) 3". Voordracht lot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1878. (181) 4'. Adres van ouders en voogden van leerlingen van het gymnasium en de hoogere burgerschool, betrekkelijk het godsdienstonderwijs. (186) 5". Adres van mej. A. J. W. Homan, om ontslag als hulponderwijzeres aan de openbare meisjesschool Is" klasse. (182) 6°. Voordracht tot overplaatsing van eene hulponderwjjzeres naar de school n°. 3 voor minvermogenden. (187) 7°. Adressen van T. L. Musers en de wed. J. Flippo geb. van der Nat, ter bekoming van gemeentegrond aan de Marendorpsachtergracht. (183). Sv. Adres van J. P. D. Lanceltot onderhandsche continuatie van de leve ring van schrijfboeken enz. voor de openbare scholen. (184). Tegenwoordig de beeren De Laat de Kanter, Ilartevelt, Jota, Suringar, Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Le Poole, Wilhelmy Damsté, Verster, Du BieuCock, Obreen, d'AumerieVan HeukelomVanlterson, KrantzVan Wensen, Driessen, Van der LitliDe Fremery, Goudsmit en Van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19 September 11. worden'1 gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositiën van de Ged. Staten dd. 24/28 September, n°. 45/1 en 45/2, ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten van 26 Augustus jl.tot verhooging der begrooting, dienst 1878, met /25742.46J eu tot voldoening van dat bedrag uit den post Onvoorziene Uitgaven. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van J. Boom c. s., om een lantaarn te plaatsen in de Dui- zenddraadsteeg. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te renvoieeren naar Burg. en Weth. ter beschikking. 2®. Adressen van het bestuur der stoombootmaatschappij de Volharding en van de Kamer van Koophandel en Fabriekenhoudende bezwaren tegen do voorgestelde verordeningen op het bruggeld. 3®. Missive van F. J. Los, over de concept-verordening op de bruggelden. 4®. Adres van de firma de Wed. M. J. Schamper en Zoonhoudende ver zoek om eene loozing te maken in de Oude Vest. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. 5°. Adres van J. C. Zaalberg c. s.om continuatie van de huur van het Raaraland buiten de voormalige lloogewoerdspoort. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 6°. Verzoek van W. Van Geer Pz.om afschrijving van plaatselijke directe belasting. 7®. Begrooting van het Gereformeerd Minne- of Arme Onde Mannen- en Vrouwenhuis, voor 1879. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 8®. Missive van Dr. W. Plcyte, houdende aanneming van de benoeming tot lid der Commissie van het stedelijk museum. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze aan te nemen voor kennisgeving. 9®. Voorstel van den heer J. Scbeltema, aangaande de voorgestelde wij ziging der verordening op het brandwezen. Dit zal ter inzage van de leden in de leeskamer worden nedergelegd. 10®. Adres van G. M. Kosters, leeraar in het teekenen, om verhooging van jaarwedde. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te behandelen bij de begrooting. De Voobzitter. Alvorens over te gaan tot de behandeling van het eerste punt, geef ik het woord aan den heer De Laat de Kanter, die zulks verzocht heeft. De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! Ik verzoek de vergadering eenige oogenblikken te mogen bezig houden met eene zeer onaangename zaak, die in de vorige vergadering heeft plaats gehad. Ik had mij gevleid dat een nader onderzoekna het gesprokene in de vorige zittingden heer Le Poole zou hebben overtuigddat hij in de vergadering van 19 Sept. II. ongegronde beschuldigingen tegen mij heeft uitgebracht. Ik heb den heer Le Poole, nadat het Verslag in druk verschenen en in aller handen gekomen washet volgende briefje geschreven Wel-Ed. Gestr. Heer Mr. S. Le Poole, Lid van den Gemeenteraad. Leiden, 30 September 1878. Wei-Edel Gestrenge Heer! Bij een nader onderzoek naar het voorgevallene in de Raadszittingen van 27 December en 4 April jl.moet UWEG. gebleken zijn, dat de btschul- digingen, welke gij in de vergadering van 19 September jl. tegen mij hebt ingebracht,, allen grond missen. Ik vertrouw dan ook dat gij bereid zult Zitting vehslao 1878 zijn in onze eerstvolgende openbare zitting uwe dwaling te erkennen, cn neem de vrijheid U te verzoeken mij wel te willen mededeelen of ik daarop kan rekenen. Met verschuldigde gevoelens teeken ik mij, L. M. De Laat de Kanter Wethouder. Daarop heb ik den 3den October van den heer Le Poole het volgend antwoord gekregen: Wel-Ed. Gestrenge Heer L. M. De Laat de Kanter, Wethouder. Leiden, 3 October 1878. Wei-Edel Gestrenge Heer! De bij uw schrijven van 30 Sept. vooropgezette onderstelling, dat mij zou zijn gebleken dat de beschuldigingen welke ik in de vergadering van 19 Sept. tegen U heb ingebracht allen grond missenwordt door mij niet gedeeld. Dientengevolge acht ik mij ontheven aan het, in het slot van dit schrijven, gedaan verzoek te voldoeD. Met verschuldigde gevoelens, Samuel Le Poole. Daarop heb ik den heer Le Poole kennis gegeven van mijn voornemen om de zaak heden opnieuw ter sprake te brengen. Ten einde deze beter zoude kunnen worden beoordeeld, heb ik mijne geachte medeleden ver zocht de Verslagen mede te brengen van de raadszittingen van 27 December en 4 April jl. Moet men toch alleen afgaan op hetgene men door een ander hoort voorlezendan is het moeilijk te vergen dat men zich eene juiste voorstelling der zaak maakt. Ik begin met de zaak van Steenhuizen voorgevallen in de vergadering van 27 December jl. De hen- Le Poole heeft te dien opzichte gezegd»Gaat het aan wanneer een adressant in den mond gegeven is zijn verzoek in te trekken om hem eene andere plaats te kunnen aanwijzenen wanneer hij op den dag van de vergadering reeds met eene vergunning in den zak loopteen lid van den Raad pertinent tegen te sprekendat de adressant zijn verzoek heeft ingetrokkenomdat hem de verzekering gegeven was dat hij eene andere plaats zou krijgen? Ook dat was niet oprecht." Nu moet ik vooral mijne geachte medeleden beleefdelijk verzoeken zich te bepalen tol het punt in quaestie. Het punt in quaestie isdat hetgeen ik 27 December gezegd heb bezijden de waar heid zou zijn. De quaestie is niet of Steenhuizen op 27 December ract eene vergunning in den zak rondliep. Zij is eenvoudig deze: is hetgeen door mij in de vergadering van 27 December gezegd is waar of niet waar. In die vergadering heeft de heer Le Poole voorgesteld eene beschikking te nemen op een verzoek dat ingetrokken was. Dat voorstel heb ik be streden. Daarop heeft de heer Le Poole gezegddat het verzoek was ingetrokkenomdat adressant was verzekerd dat hij elders eene plaats zoude krijgen. Dat heb ik tegengesproken. Niets meer en niets minder dan dat. Ik zal over dat punt niet verder uitweiden. Opnieuw doe ik een beroep op mijne geachte medeleden der Commissie van Fabricageen zij zullen ik twijfel er niet aan, bevestigen, dat wat ik op 27 December gezegd hch, volkomen overeenkomstig de waarheid is. Ik wilalleen omdat de heer Le Poole nog heeft gezegd, dat bij vergelijking van de verschillende datums duidelijk blijken zou dat hij toen, evenals nu, de waarheid gesproken heeft nog even de datums opnoemen, in verband met het verzoek van Steenhui zen: 21 Augustus kwam het eerste verzoek in; 5 September volgde het afwijzend advies van de Commissie van Fabricage; 8 September hebben Burg. en Weth. zich met dat advies vereenigd27 September is aan do vergadering medegedeelddat Steenbuizen zijn verzoek had ingetrok ken en eerst I® November is het verzoek van Steenhuizen ingekomen om dezelfde inrichtingdie hij achter de sociëteit Amicitia wilde plaatsen buiten de Morschpoort te mogen opzetten. Ik behoef nu alleen de aan dacht op de twee laatste datums te vestigen. Den 27sten September is het verzoek ingetrokken en 1 November derhalve meer dan ééne maand daarna werd het nieuwe verzoek ingediend. Als nu het ge tuigenis van de leden der Commissie van Fabricage niet reeds op afdoende wijze bevestigde hetgeen ik hier gezegd heb, dan is in die twee datums het bewijs gelegendat Steenhuizen de toezeggingwaarvan de heer Le Poole sprakniet had toen hij zijn verzoek introkwant dan had hij zich zeker lang vóór den lsten November tot den Raad gewend met een officieel verzoek. Den 7den November bracht de Commissie van Fabricage een gunstig advies daaromtrent uit; den 26sten November hebben Burg. en Weth. zich daarmede vereenigd, terwijl zij op 8 November de vergun ning gaven voor zoover deze buiten de bemoeiing van den Raad bleef. Tusschen 26 November en 20 December zijn verschillende bezwaren inge bracht; den 27sten December hebben de stemmen gestaakt en 10 Januari is eindelijk het voorstel verworpen. Ik geloof dat ik aan mijne geachte medeleden duidelijk heb gemaakt, dat de bewering van den heer Le Poole op dit punt allen grond mist. De heer Van Wensen. Volgaarne ben ik bereid te verklaren dat, wat onze geachte Wethouder van Fabricage in de vergadering van 27 December gezegd heeft, volkomen waar is en mij niets bekend is van eenige inwilliging den heer Steenhuizen verleenddan alleen van eene voorloopige medewer king om eene geschikte plaats te vinden. Zijne mededeelingeu waren dus volkomen overeenkomstig de waarheid. De heer Van der Zweep. Ik kan niets anders voegen bij hetgeen de heer Van Wensen gezegd heeft, dan dat, toen Steenhuizen bij de Com missie van Fabricage is gekomen om over zijn verzoek te spreken, hij ge lezen had ons advies tegen zijn verzoek. Wij hebben toen gezegddat het niet anders kon, en de beste raad dien wij hem geven konden was deze, dat hij zijn verzoek zou intrekken en een ander indienen. Nooit is hem iets verder beloofd. De heer De Laat de Kanter. Ik begin met mijnen dank te betuigen aan de beide heeren leden der Commissie van Fabricage, voor de bevesti ging van hetgeen ik heb gezegd. Nu bet tweede puntbetrekkelijk den slech ten toestand onder de brug op het terrein bij de Sterrenwacht. Te dien aanzien heeft de heer Le Poole gezegd ook weer als een bewijs mijner onoprechtheid dal toen hij onlangs eene interpellatie hield over den toestand van de Doelen-achtergracht bij de Sterrenwacht, hij die aan het hoofd van fabricage staat hem alles heeft doen uitleggen alsof hem dat alles onbekend ware. Intusschen is het den heer Le Poolena afloop dier vergadering, reeds terstond ten duidelijkste gebleken, dat bij bet Dagelijksch Bestuur zeer goed bekend was in welken slechten toestand zich alles daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 1