27 N°. iOO. Leiden, 12 Jupi 1878. Onder overlegging van de betrekkelijke stukken, geven wij Uwe Ver gadering in overweging aan het Bestuur van de Kweekschool voor Zeevaart alhier den daarbij omschreven grond in gebruik met het recht van opstal af te staan onder de voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Baad der gemeente Leiden. Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen de Commissie van Oppertoezicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart te Leiden dat liet in haar voornemen ligt om de gebouwen der inrichting uit te breiden en zij daarvoor onder anderen een nieuw gebouw wenscht te plaatsen aan den gedamden Vestwal langs de Weddesteeg, op het terrein, dat nu reeds door de gemeente Leiden aan de genoemde inrichting is afgestaan dat voor deze werkzaamheden de muur langs de Weddesteeg en omgaande hoek tot tegen de gymnastiekzaal zal moeten worden afgebroken tot 15 centimeter beneden den buitengrond of straatom daar ter plaatse de buitenmuur van bet nieuwe gebouw op te richtendat zij derhalve het Bestuur der gemeente Leiden verzoekt hare toestemming tot genoemde werkzaamheden te geven en aan de Commissie voornoemd het recht van opstal over eene lengte van 18 en eene breedte van 8 meter op dat terrein toe te staan. Hetwelk doende, Namens de Commissie voornoemd Leiden, 8 Juni 1878. A. Retgers van dek Loeff, President. C. H. De Goeje, Secretaris. Leiden, 12 Juni 1878. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request der Commissie van Oppertoezicht en Beheer der Kweekschool voor Zeevaart alhier, te berichten, dat er bij haar geen bezwaar bestaat, tegen het verleenen in gebruik met het recht van opstal van ongeveer 150 centiaren gror.d van het perceel bij het kadaster der gemeente bekend onder Sectie A, nu. 643 (met inbegrip van den muur langs die steeg)ten eindetot uitbreiding van die inrichting langs de Weddesteeg, daarop te stellen een nieuw ge bouw waardoor de gemeente van het onderhoud van dien muur wordt ontlastenzulks op dezelfde voorwaarden als bij raadsbesluit van den 28sten Maart 1859 het overig gedeelte van dit perceel is in gebruik afge staan, namelijk: 1° dat bij eventueele opheffing der Kweekschool dit gebouw door de gerüeentetegen taxatie van deskundigen kan worden overgenomen 2" dat bijaldien de gemeente zulks niet mocht verlangen, dit gebouw evenals de andere door de Commissie moet worden weggeruimd. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 101. Leiden, 12 Juni 1878. Bij ons college bestaan geene bezwaren tegen nevensgaand verzoek van S. Hoogtijling betrekkelijk bet leggen van een dam in de sloot vóór zijne woning, weshalve wij U voorstellen daarop overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders,- enz. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Simon Hoogtijling, land bouwer, wonende in de gemeente Zoeterwoude, aan den Leidschen trek vliet dat het UEdele-Achtbaren moge behagengoedgunstig te beschikken op het verzoek van adressant om de bruggelegen tusschen het jaagpad en zijne woningdoor een aarden dam te vervangenen dien te voorzien van voldoende waterafleiding, zooals door UEdele-Achtbaren in het algemeen worden aangewend. Hetwelk doende Zoeterwoude, 22 Mei 1878. S. Hoogtijling. Leiden, 5 Juni 1878. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van S. Hoog tijling te berichtendat er geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om eene brug vóór zijne woning liggendeover de sloot langs het Delftsche trekpad, nabij de Wouterenbrugonder de ge meente Zoeterwoudete doen vervangen door een aarden damaangezien die sloot reeds op verschillende plaatsen is gedempt en niet ter doorvaart geschikt, mits evenwel in dien dam worde gelegd een duiker van veertig centimeters vierkant, ten einde don waterstand niet te stremmen, onder toezicht van den gemeente-architect en na verkregen vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 103. Leiden, 11 Juni 1878. Op de begrooting voor het loopend jaar werd in ontvangst en uitgaaf uitgetrokken eene som van ƒ40000 voor het opnemen van gelden ter voor ziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld en eerlang zal tot zoodanige tijdelijke geldleening moeten worden overgegaan, in verband met de drie- maandelijksche uitgaven op 1 Juli te doen en de uitbetaling van de op ultimo Juni vervallen rente in zake de duinwaterleiding bedragende f 11250, waarvoor een bedrag van ruim 40000 zal benoodigd wezen. Intusschen zoude in den loop van het jaar nogmaals behoefte aan ver meerdering van kasgeld kunnen ODtstaan en wordt het mitsdien raadzaam geacht, omdat alsdan het begrootingsartikel zoude zijn uitgeput, de betrek kelijke posten der begrooting, volgnummers 47 en 158, in ontvangst en uitgaaf met f 20000 te verhoogen en vast te stellen op 60000. Ing. stukken 1878. Wij hebben dientengevolge de eer hiernevens aan Uwe Vergadering ter vaststelling over te leggen een suppletoiren staat van begrootingalsmede een .concept-besluit betrekkelijk de tijdelijke geldleening boven bedoeld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. De Raad der gemeente Leiden Gezien de artt. 136 en 194a der wet van 29 JuDi 1851 Staatsblad n®. 85): Overwegende dat de ondervinding heeft aangetoond dat niet altijd in de gemeentekas de noodige gelden aanwezig zijn tot bestrijding van de dage- lijksche uitgaven, en dat daarin door eene tijdelijke opneming van gelden behoort te worden voorzien Heeft besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, om, wanneer de staat van de gemeentekas zulks vordert, eene tijdelijke geldleening aan te gaan bij de door hen aan te wijzen commissionairs in effecten tot een bedrag van hoogstens 60000 onder bepaling dat, zoodra de gelden niet meer benoo digd zijn tot eene geheele of gedeeltelijke aflossing moet worden overge gaan en dat de geidleeningen niet zullen mogen worden gesloten tegen eene hoogere rente dan van 5 pC't. per jaar. Tot zekerheid voor de aflossing der opgenomen gelden en voor de be taling der verschuldigde renten worden alle gemeente-eigendommen verbon den terwijl de benoodigde gelden voor de aflossing en interest op de ge- meentebegrooting worden gebracht, wordende aan Burg. en Weth. opgedragen om van de gelden en van het bedrag der rente alsmede van de aflossing aan den Gemeenteraad mededeeling te doen. N°. 103. Leiden, 13 Juni 1878. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat het verzoek schrift van Mej. W. S. J. S. Hubrecht, omtrent het gebruik van het lokaal der school n°. 2 voor onvermogenden voor het geven van godsdienstonder wijs, naar aanleiding van het verhandelde in de raadszitting van 23 Mei jl. thans in dien zin is gewijzigd dat de woorden »ook namens de overige dames" zijn doorgehaald, zoodat de strijd met art. 9 der Grondwet, be trekking hebbende tot het recht van petitie, thans is opgeheven. Het komt ons voor dat er alsnu geen bezwaar bestaat om op het adres in gun- stigen zin te beschikken en aan de adressante vergunning te verleenen het schoollokaal tot voorschreven einde te gebruiken des Zondags om de 14 dagen van 12 tot 2 uren, met wijziging van de bij raadsbesluit van 8 December 1860 verleende vergunningwaarbij het gebruik was toegestaan des Zondags om de 14 dagen van 12^ tot 1^ uur. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. ÏOA. Leiden, 13 Juni 1878. Wij hebben de eer U bij deze over te leggen eene opgave van belas tingschuldigen in de plaatselijke directe belasting over den dienst van 1877, aan wien nog gedeeltelijke afschrijving, door het verlaten der gemeente of door overlijden zal behooren te worden verleendmet voorstel om den aanslag van de daarop vermelde personen met het bedrag te verminderen als de laatste kolom aanwijst. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en' Wethouders, enz. Leiden13 Juni 1878. De Commissie van Financiën kan zich wel vereenigen met het voorstel van Burg. en Weth. om aan de op den door hen overgelegden staat aan gewezen belastingschuldigen, gedeeltelijke afschrijving te verleenen en heeft de eer Uwe Vergadering te raden dien vast te stellen tot een bedrag van f 110.18. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 105. Leiden, 14 Juni 1878. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mjde te deelen dat, naar aanleiding van het door ons voorloopig vastgesteld kohier der plaatselijke directe be lasting dienst 1878, hetwelk gedurende 14 dagen krachtens art. 264 der gemeentewet voor een ieder ter lezing is nedergelegdde navolgende stukken zijn ingekomen: 1°. Een schrijven van J. Filippo Hzn.blijkens welk het belastbaar in komen moet worden vastgesteld op f 3200 en de aanslag mitsdien van ƒ55.44 tot op ƒ73.92 moet worden verhoogd. 2". Een bezwaarschrift van A. Lind Jr., verzoekende gebracht te worden tot die categorie van jongelieden die geene belasting verschuldigd zijn op grond van zijne verklaring geen eigen inkomen te hebben. Genoemde reclamant is op het kohier geplaatst in de 3de klasse van f 600800 op grond dat hij volgens ingewonnen bericht als adspirant-tolk voor de Chineesche taal eene rijkstoelage genoot van 50 per maand. Vermits bij nader onderzoek is gebleken dat die toelage niet is verleend en hij geen ander inkomen heeft dan hetgeen omschreven is in litt. e van art. 6 der verordening, zal de aanslag moeten vervallen. 3°. W. L. P. A. Moolengraaff en G. A. F. Moolengraaöverzoekende van het kohier te worden geschrapt, op grond dat hun voogd de heer Th. H. A. J. Abeleven reeds te Nijmegen voor hen, minderjarigen, is aangeslagen als belastingschuldige in den hoofdelijken omslag en zij dus tweemaal van hetzelfde vermogen zouden moeten betalen. Beide reclaman ten waren door ons op het kohier geplaatst en wel in de 4de klasse over eenkomstig door een hunner gedane opgave, op grond van art. 2 der ver ordening, krachtens welke bepaling belastingschuldig zijn allen, die binnen deze gemeente hun hoofdverblijf hebben of langer dan drie maanden ver blijven en een eigen zuiver inkomen hebben van 400 of meer 's jaars. De omstandigheid dat de voogd reeds voor het vermogen der minderjarigen in eene andere gemeente zoude zijn aangeslagen kan in de belastbaarheid van reclamanten in deze gemeente, alwaar zij hun hoofdverblijf hebben of verblijven, geene verandering brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 1