31
De heer Hartevelt. Ik erken het, en wie zoude dit ontkennen, dat
Burg. en Weth. het recht hebben voorstellen aan den Raad te doenmaar
ik voor mij meen ook het recht te hebbente verklaren dat ik het woord
rvoorloopig" verkeerd acht in het voorstel, of in de memorie van toelich
ting van Burg. en Weth.; deze te zamen vormen één geheel. Waarom
niet eenvoudig bepaald dat het traktement f 2200 zal bedragen
De heer Kbantz. Wat door den Voorzitter der Commissie van Financien
is gezegd, beaam ik geheel en naar mijn oordeel is het voorstel van Burg.
en Weth. thans voldoende toegelicht, zoodat wij tot het nemen eener
beslissing kunnen overgaan.
De heer Verstek. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat het overbodig
is de discussiën ten aanzien van het woord: rvoorloopig" nog verder voort
te zetten. Met den heer Le Foole ben ik het volkomen eensdat wij
eenvoudig te stemmen hebben over de conclusie, zoo als die aan het slot
van het rapport van Burg. en Weth. is geformuleerd. Over het rapport
zelf, door den heer Le Foole zeer terecht als eene memorie van toelichting
beschouwd, hebben wij geen stem uit te brengen. In de conclusie komt
het woord rvoorloopig" in het geheel niet voor, en uit dien hoofde ben
ik van meening, dat er geen bezwaar bestaat om tot stemming over te
gaan.
De heer Goudsmit. Ik geloof datzooals het nu ismen uit het rapport
zou interpreteeren, gelijk de wetten worden geïnterpreteerd uit hare toelich
ting. Ik stel thans voor het woord rvoorloopig" uit het rapport van Burg.
en Weth. te lichten.
De Voorzitter. Ik begrijp niet, hoe men een voorstel kan doen om
een woord te lichten uit een rapport van Burg. en Weth. Men zal hier
te beslissen hebben over het voorsteldoor het Dagelijksch Bestuur gedaaR.
De heer Goudsmit. Ik geloof het wel. Zoodanig voorstel kan wel
degelijk gedaan worden.
De heer Le Poole. Ik geloof wel dat men een amendement kan voor
stellen op de drie aanhangige punten van het voorstel van Burg. en Weth.,
m. a. w. op de geformuleerde conclusiemaar niet op het rapport daaraan
voorafgaande.
De Voorzitter. Ik meen dat thans deze zaak van alle zijden voldoende
is toegelicht en zou nu wenschendat men zich tot de zaak zelve bepaalde.
De heer d'Aumerie. Ik meen te moeten doen opmerkendat niet de
Raadmaar de Koning het recht heeft het traktement vast te stellen en
dat Z. M. dat nooit rvoorloopig" zal vaststellen op 2200.
De Voorzitter. Wanneer de beslissing is gevallenwordt het bc 'uit
van den Raad ter goedkeuring gezonden aan den Koning.
De heer Goudsmit. Thans aan het einde der discussie genaderd, zijn
wij het eens omtrent de voordracht. Maar nu begrijp ik toch nog niet,
waarom Burg. en Weth. zich zoo vastklampen aan dat woord rvoorloopig".
Het zal den commissaris van politie aanleiding geven tot het vragen van
verhooging. Ik kan dus het hechten aan dat woord niet anders dan eene
koppigheid noemen.
De heer De Fremery. Ik moet den heer Goudsmit doen opmerken
dat zijne vordering, om uit ons voorstel het woord rvoorloopig" te doen
vervallen geheel in strijd ia met de gewoonte tot dusverre gevolgd. Al
hetgeen in het voorstel tot verdediging van onze zienswijze wordt aange
voerd, moet eenvoudig als eene inlichting beschouwd en voor kennisgeving
aangenomen worden. Evenmin als over de toelichting eener begrooting,
stemmen wij thans over de toelichting van dit voorstel. Het kan dus niet
aangaan eene wijziging te verlangen in de redactie van ons verslag.
Alleen kan men de verklaring afleggen dat men het met onze zieoswijze
niet eens is, en die overtuiging kan leiden tot afstemming van de voorge
stelde conclusie; ik erken dit gaarne, maar betwist de bevoegdheid tot
wijziging van de toelichting.
De heer Goudsmit. Daar heb ik vrede mede. Dan kunnen al de leden,
die het met mij eens zijn, door hunne verklaring protesteeren tegen de
bewoordingen van het rapport van Burg. en Weth.
De heer De Laat de Kanter. Ik heb nog even het woord gevraagd
om te protesteeren tegen do uitdrukking koppigheid", door den heer Goud
smit ten aanzien van Burg. en Weth. gebezigd. De Raad is vrij om naar
goedvinden te beslissen over de voorstellen aan hem gedaan, maar ik acht
hem onbevoegd aan Burg. en Weth. de wet voor te schrijven, hoe zij hunne
voorstellen motiveeren moetendaaromtrent wenschen wij geheel vrij te
blijven.
De heer Goudsmit. Ik kan het door den heer De Kanter gesprokene
formeel toegeven maar materieel niet. Wij mochten het niet stilzwijgend
voorbij laten gaan. Bij mij blijft het bezwaar bestaan dat het woord aan
leiding zal geven tot eene aanvraag om verhooging en ik herhaal dus dat
het koppigheid isdat Burg. en Weth. dat woord rvoorloopig" in hun
rapport willen behouden.
De Voorzitter. Wanneer nu niemand meer het woord verlangt, sluit
ik de beraadslagingen en zal art. 1 in stemming brengen.
De heer Van Iterson. Ik bemerk daar, mijnheer de Voorzitter, dat
gij de artikelen een voor een wilt in stemming brengen. Zij moeten, dunkt
mij, met elkander staan of vallen. Althans, indien wat in artikel l en 2
wordt verlangd niet kan verkregen wordendan bestaat er zeker geen plan
om uitvoering te geven aan artikel 3.
De Voorzitter. De drie artikelen maken één geheel uit, ik zal ze
daarom gezamenlijk in stemming brengen.
In stemming gebracht, wordt het voorstel van Burg. en Weth. aange
nomen met 11 tegen 8 stemmen.
Tegen stemden: de heeren HarteveltGoudsmit, Juta, Wilhelmy Damsté,
Van der Zweep, Van Hettinga Tromp, Obreen en Krantz.
De Voorzitter. Verlangt nog een van de heeren iets in het midden
te brengen?
De heer De Laat de Kanter. In handen der commissie tot onder
zoek der zaak van het Utrechtsche jaagpad werden in de Raadsvergadering
van 21 Maart jl. twee requesten gesteld van schippers en belanghebben
den, om daarop te dienen van advies; de commissie is echter nog niet in
de mogelijkheid dienaangaande een rapport in te dienen. Daar nu de
termijn van twee maanden, bij art. 13 van het Regl. van Orde bepaald, is
verstreken, heeft zij de eer te verzoeken diligent verklaard te worden.
De Voorzitter. Daar de Raad hiertegen zeker geen bezwaar zal heb
ben zoo stel ik voor de commissie tot onderzoek van de zaak van het
jaagpad tusschen Leiden en Utrecht diligent te verklaren.
Daartoe wordt besloten.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.