30 De heer Goudsmit. Ik heb geen bezwaar tegen het verzoek op zich zelf, (lus niet ten principale, maar ik heb tegen dit adres een grondwettig i bezwaar, liet is namelijk tot den Raad gericht door raej. W. S. J. S. Hu- brecht, namens de dames die het onderwijs geveu. Nu wil ik niet gaarne medewerken tot overtreding van een bepaald foorschrift der grondwetdat verbiedt, zich namens anderen te adresseeren. Het komt mij dus voor dat wij dit verzoek niet in aanmerking kunnen nemen. De VooKziTTF.it. Dan meen ik te moeten voorstellen de behandeling van dit adres tot eene volgende zitting te verdagen. De heer Obreen. Wanneer ik het adres inzie, dan blijkt daaruit, dat de adressante ook wel namens andere dames een verzoek tot den Raad richt, maar dat zij dat verzoek primo voor zich zelve doet, zoodat het mij voorkomt, dat men dit adres, in zooverre het haar betreft, wel in overwe ging zou kunnen nemen. De Voorzitter. Ik geloof dat het beter is ten deze den goeden den grondwettigen weg te volgenen daar wij toch spoedig weder ver gadering moeten houden, zoo schijnt het mij wenschelijk toe de behandeling van (leze zaak tot eene volgende vergadering aan te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. III. Staat van af- en overschrijving van de begrooting der dienstdoende schutterij voor 1877. (Zie Ing. St. n#. 79.) Wordt met algrmeene stemmen aangenomen. IV. Voordracht tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek. (Zie Ing. St. n°. 88.) Wordt aangenomen met 18 stemmen tegen 1 die van den heer Verster. V. Staat van af- en overschrijving en suppletoire staat van de gemeente- begrooting dienst 1877. (Zie lag. St. n°. 84.) l)e Voorzitter. Gisteren is nog ingekomen eene rekening van de gym- nastiekschoolwaardoor hel bedrag van 319 wordt verhoogd tot ƒ511; bij den reeds vergevorderden tijd stel ik voor deze wijziging in het voorstel op te nemen. Het voorstel wordt, alzoo gewijzigd, met algemeenesteramen aangenomen. VI. Voordracht betrekkelijk de politie. (Zie Ing. St. n°. 82.) De Voobzitteb. De Commissie van Financiën verccnigt zich blijkens haar rapport met dit voorstelmaar maakt daarbij een paar opmerkingen die ik niet onbeantwoord wil laten. Haar rapport houdt o. a. het volgende in «Het komt ons evenwel niet overbodig voor Ran het besluit de bepaling te verbinden, dat de reorganisatie als eene definitieve moet worden aange merkt en dat geen eervol ontslag van den tegenwoordigen eersten commis saris worde geprovoceerdalvorens is beslist dat te dezer stede het com missariaat der politie slechts door één persoon zal worden waargenomen, ten einde te voorkomen dat wellicht later op de benoeming van een tweeden commissaris zoude worden aangedrongen op grond dat sedert tal van jaren alhier twee commissarissen van politie in functie zijn geweest, en dat aan vragen worden ingediend tot verhooging van de jaarwedden der inspecteurs, mct^ het oog op vermeerdering van of verandering in den aard dex werk zaamheden tengevoige van de reorganisatie." Wat nu de eerste bedenking aangaat, die komt daarop neder, of de Re geering wel gesaisisseerd is van de voorstellen die wij hier ter tafel brengen. Ik kan de Commissie daaromtrent volkomen geruststellen. Reeds onder het vorige ministerie ben ik dienaangaande met den Minister van Justitie in overleg getreden en ook van den steun van den tegenwoordigen Minister van Justitie, met wien ik daarover een onderhoud had, meen ik verzekerd te zijn. En wat de tweede bedenking betreft, moet ik de Commissie vragen welke eigenlijk de bedoeling van de opmerking is, daar ik die niet begrijp. De heer Hartevelt. De Commissie van Financiën heeft voornamelijk bezwaar tegen het woord «voorloopig", dat in het voorstel van Burg. en YVeth. voorkomt en datnaar zij meentniet in aanmerking komen kan. Het traktement van den commissaris VBn politie wordt voorgesteld op een bedrag van ƒ2200, en dat van den vierden inspecteur op ƒ800, waarvan ƒ400 ter zake van de hondenbelasting. Het schijnt de Commissie toe, dat dit eene regeling is, die voor goed moet worden vastgesteld en dat nu niet reeds het uitzicht moet worden gegeven, dat die traktementen bin- neu betrekkelijk korten tijd zullen worden verhoogd. De Voorzitter. Ik mag niet ontveinzen (lat ik het voorstel van de Commissie van Financiën, om deze reorganisatie als eene difinitieve aan te merken geheel overbodig acht en dat het ook ten slotte tot niets zou leiden. Gezwegen nog dat dit niet bevorderlijk zou zijn voor den ijver van den commissaris van politie, meen ik de vergadering te moeten doen opmerken, dat een traktement van 2200 zeker nog niet in verhouding is met dat van andere stedenzelfs van mindere bevolkingzooals b. v. Haarlem of Delft. Ik geloof dus niet dat het wenschelijk zijn zou hem het uitzicht te benemen dat hij in later tijd verhooging van traktement zou kunnen erlangen. De heer Hartevelt. Volgens het aanhangige voorstel zal de commis saris van politie, die nu ƒ1600 geniet, een traktement van ƒ2200 beko men. De Commissie van Financiën heeft daartegen geen bezwaar, maar zij meent dat het woord «voorloopig" uit het voorstel moet vervallen. De commissaris moet zich niet, op grond van dat woord, voorstellen, dat er spoedig weder tot eene verhoogiug van zijn traktement zal worden over gegaan. Het is toch mogelijk, dat de tegenwoordige eerste commissaris, die" nu een wachtgeld van 1200 zal bekomen, eene andere betrekking erlangt. Dan komen die 1200 weder, geheel of ten deele, vrij, en dan zou de commissaris die aanblijft, zich op dat woord «voorloopig" kunnen beroepeu om verhooging van traktement te vragen. Dat beschouwen wij als eene fatale manier om met de financiën der gemeente om te springen, en daarom blijft de Commissie er op aandringen bet woord «voorloopig" uit het voorstel te doen vervallen. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben het woord «voorloopig" ten opzichte van het traktement van den commissaris met opzet gebezigdomdat zij niet van mecning zijn dat een traktement van 2200 op den duur voldoende zal te achten zijn in eene gemeente, die eigenaardige bezwaren oplevert als academie- en fabriekstad. Let men er op, dat de commissaris van politie reeds vroeger heeft afgezien van eene meer voordeelige stand plaats, dat aan die betrekking in Groningen bv.zeker zoo groot niet als Leiden, een traktement van ƒ2700 is verbonden, dan scbynt het mij toe, dat het traktement van den commissaris van politie hier ter stede nog te gering is en dat het in het vervolg zal moeten worden verhoogd. De heer Goudsmit. Ook ik zou gaarue zien dat het woord «voorloopig" uit het rapport van Burg. en Wetb. werd gelicht, niet zoozeer met het oog op Burg. en Weth., maar om den commissaris van politie geen aan leiding te geven bij de eerste gelegenheid de beste verhooging van trak tement te verzoeken. De Voorzitter. Ik moet toch doen opmerkendat zoodanig verzoek om traktementsverhooging in elk geval dan nog zou stuiten èn op Burg. en Weth. èn op den Gemeenteraad. De heer Goudsmit. Het was ook mijne bedoeling om het doen van zoodanig verzoek door uitlichting van hel bedoelde woord te voorkomen. De heer Le Poole. Naar mijne meening kan van het al of niet weg laten van een woord, voorkomende in de memorie van toelichting van een voorstel van Burg. en Weth., geen sprake zijn. Dezelfde quaestie heeft zich ook bij de behandeling der gemeentebegrooting voorgedaan. Wij stemmen, geloof ik, niet over eene memorie van toelichting, maar over een bepaald voorstel, dat bij aanneming raadsbesluit wordt, en letterlijk alzoo door Burg. en Weth. moet uitgevoerd worden. De heer De Laat de Kanter. Ik heb in de eerste plaats het woord gevraagd om te verklarendat ik zeer apprecieer de bezorgdheid van die ledendie Burg. en Weth. hebben willen vrijwaren voor de mogelijkheid, dat zij met een verzoek om verhooging van traktement zouden worden lastig gevallen. Ik geloof evenwel dat dit gerust aan ons kan worden overgelaten. Komt een dergelijk verzoek tot ons, men kan er van ver zekerd zijn dat hel zal worden behandeld, in verband met de beweegreden van het thans aan de orde gestelde voorstel. Dit wat den commissaris van politie betreft. En wat nu aangaat de inspecteursmerk ik met het oog op het slot van het rapport van de Commissie van Financiën op dat het doen van voorstellen tot de competentie van Burg. en YVeth. behoort; de beslissing daarover behoort natuurlijk tot de competentie van den Gemeen teraad. YVat dus ook het lot van dat voorstel zijzoude toch het slot van bet advies der Commissie van Financien ons niet mogen verhinderen mede te werken aan eene aanvraag tot vermeerdering van personeel, wanneer het hoofd der politie, de geachte Voorzitter van ons college, ons overtuigde dat die noodig was. Ik heb gemeend dit in het midden te moeten brengen, opdat uit stilzwijgen niet zoude worden geconcludeerd tot instemming met hetgeen door de Commissie van Financiën is gezegd. De heer Goudsmit. De heer De Laat de Kanter heeft mij in de gele genheid gesteld hem met zijne eigene argumenten te bestrijden. Waartoe dient dat woord «voorloopig" P Burg. en Weth. verklaren zelf dat zij zich door dat voorbehoud niet gebonden achten en ik ben het daarmede eens. Maar dan heeft het woord ook volstrekt geen beteekenis. De heer De Laat de Kanter hecht er zelf geene aan. De heer De Laat de Kanter. Het komt mij voor dat de heer Goud smit het onderscheid der beide deelen van ons voorstel niet in het oog houdt. Het woord «voorloopig" beteekent dat wij de voorgestelde bezol diging van den commissaris van politie later nader geregeld wenschen te zienwanneer het wachtgeld van den eersten commissaris van politie geheel of gedeeltelijk mocht weg vallen. Wij deelen dit nu reeds mede aan den Raadopdat deze met kennis van zaken kunne beslissen. Ten aanzien van de inspecteurs bestaat op dit oogenblik geen plan om in hun aantal of be zoldiging verandering te brengen. De Commissie van Financiën wenscht nu door haar advies, dat dit eene definitieve reorganisatie zij, te voorkomen dat later eene aanvrage tot vermeerdering van het getal of de bezoldiging der inspecteurs van politie worde gedaan. Ik moet evenwel opmerken dat, wanneer Burg. en Weth. dusdanige aanvrage later mochten noodig achten zij die zeer zeker zouden doenhoe de meerderheid van den Raad ook nu over dat advies van de Commissie van Financiën moge oordeeleu. De heer Hartevelt. Het is vreemddat nu weder in het rapport van de Commissie van Financiën beschouwingen of motieven worden verlangd, die men vroeger wenschte dat achterwege bleven; de Commissie moest zich uitsluitend met het financieele bezig houdenen redeneeringenbe schouwingen of wat ookkonden bij wijze van voorstellendoor een of meerder raadsleden, schriftelijk worden ingebracht. Gaarne wil ik mon deling de redenen opgevendie de Commissie tot hare conclusie hebben geleid. Buiten betgeen ik reeds gezegd hebnaar aanleiding van het woord «voorloopig" bij de regeling van het traktement van den commissaris, wil ik nu iets opmerken bij de benoeming van een vierden inspecteur, die zal worden aangesteld op p. m. ƒ800 traktement, als 400 voor de inning der belasting op de honden (deze som kan meer of minder zijn naar gelang van de opbrengst) en 400 tot suppletie. Nu behoort het tot de mogelijkheden om niet te zeggen tot de waarschijnlijkheden, dat die inspecteur zich al spoedig met de inning van genoemde belasting bezwaard gevoelt. Dan zal er een vijfde inspecteur (onbezoldigd) worden aangesteldwien de hondenbelas ting wordt opgedragenalthans zoo is het totnogtoe gegaan. Ook zou de Commissie ongaarne ziendat er hij de begrooting voor het volgende jaar b. v. alweder voorstellen tot verhooging dier jaarwedden inkwamen. Om een en ander te voorkomen heeft zij gezegd: YYat nu wordt voorge- steld behoort naar hare meening te zijn eene definitieve regelingof, wil men liever, eene regeling voor langen tijd. i De Voorzitter. Nu reeds te bepalen dat deze regeling definitief en j voor langen tijd moest ziju heeft geen grond. Als die tijden komen, dan is de Raad er om over de voorstellen te oordeelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 3