16
mcentekas werd toegezegdjuist met liet doel om de aansluiting te verze
keren. In de vergadering van 26 Juni 1876 werd de navolgende bepa
ling opgenomenArt. 1 a. dat dc aan te leggen spoorweg aansluite aan
den Hollandsclien Spoorweg en dat het bij art. 26 der concessie bedoeld
vervoer van het station van den aan te leggen weg naar het station van
den Hollandschen Spoorweg te Leiden geschiedt per spoorweg. Mij dunkt
dat wij daardoor genoeg gewaarborgd zijn tegen een toestand als die,
welke te 's Hagc is ontstaan en waarop door enkele leden reeds meer
malen is gewezen.
De heer Van Iterson. üe heer Hartevelt heeft zijn voorstel nog niet
geformuleerd.
De heer Hartevelt. Mijn voorstel luidt: »De Gemeenteraad volhardt
in de overtuigingdat één gemeenschappelijk station moet worden daarge-
steld buiten de Ilhijnsburgerpoortwaar zich thans het station van de Hol-
landsche IJzeren Spoorweg-Alaatschappij bevindt."
De heer De Fhemery, De overeenkomst is wederkeerig gesloten gelijk
zooeven vermeld is. Ik geloof dus dat daaraan onzerzijds niets kan worden
toegevoegdwat verbindend is. Wij hebben de bevoegdheid niet om voor
te schrijven waar het stationsgebouw zal geplaatst worden de beslissing
behoort aan den Minister. Ik zou niet gaarne een besluit zien nemen, dat
door eene hoqgere macht kon teniet gedaan worden. Daarvoor moeten wij
waken. Overigens kan ik mij geheel vereenigen met den wensch van den
heer Hartevelt. Vooraf behooren wij echter te onderzoeken, ot wij de
bevoegdheid hebben dien eisch te doen. Als een besluit van den llaad niet
wordt gehandhaafd is dit ontzaggelijk onaangenaam. Men wachte zich
dus wel voor een eischdie kan worden afgewezen.
De heer Hartevelt. Mag ik opmerken dat er in mijn voorstel sprake
is van een volharden in overtuiging? Indien de Hooge Kegeering op eene
zoo duidelijk uitgesproken overtuiging (gesteld dat mijn voorstel door den
Raad wordt aangenomen) geen regard slaat, dan kunnen wij afwachten en
zien wat daaraan verder te doen is. Het zoude mij echter verwonderen,
indien door Z.Exc. den Minister geene waarde zou worden toegekend aan
een door den Gemeenteraad van Leiden genomen besluit.
De heer De Fhemery. Zou de lieer Hartevelt aan zijn voorstel niet
kunnen toevoegen dat de Gemeenteraad volhardt bij zijn wensch enz.? Dan
verandert de zaak geheel.
De heer Hartevelt. Neen, die uitdrukking is veel te zwak. Het is
de overtu'ging, waarop ik vooral den klem wensch te leggen.
De Voorzitter. Moeten wij door dergelijk besluit de gelegenheid voor
reizigers om buiten de voormalige Wittepoort in- of af te stappen
missen
De heer Drie99EN. Ik zou het zeer wenschelijk achten, dat die gele
genheid niet gegeven werd buiten de Wittepoort.
Het voorstel van den heer Hartevelt wordt daarop in rondvraag gebracht
en aangenomen met 15 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden: de heeren De Laat de Kanter, Librecbt Lezwijn, De
Jremery en de Voorzitter.
VIII. Voordracht betrekkelijk de openbare verhuring van huizen.
(Zie Ing. St. no. 42.)
De Voorzitter. Alvorens deze voordiacht in behandeling te nemen
zal ik laten voorlezen de adressen van de Wed. Springer en de Wed. Brum-
meikamp, hierop betrekkelijk.
Het adres vaa de Wed. Springer luidt aldu9
rAan den Gemeenteraad van Leiden
Geeft met verscbuldigden eerbied te kennen, de Wed. P. E. Springer,
geb. Oostveen wonende alhier.
Dat zij van den beer Secretaris dezer gemeente eene missive beeft ont
vangen, dd. 2 Maart jl.waarin haar voorloopig wordt medegedeeld dat aan
den Daad wordt voorgesteld het huis op de Aalmarkt, thans door haar be
woond, met ingang van 1° Mei aanst. in het openbaar te verhuren.
Dat zij verder in de Leidsclie Courant van den 5den Maart jl. gezien
heeft, dat het bovenbedoelde voorstel inderdaad reeds aanst. Donderdag den
7den dezer in Uwe Vergadering zal worden behandeld.
Dat zij bij ceDe eventueele aanneming van dit voorstel zich eensklaps in
groote ongelegenheid zou zien gebracht, aangezien het hoogst bezwaarlijk is
en wellicht niet zonder belangrijke geldelijke opofferingen, binnen de weinige
weken die overblijven eene geschikte woning in de plaats te vinden.
Dat wel is waar door UEd. Acbtb. in Uwe Vergadering van 25 Febr. II.
besloten is tot openbare verhuring van de woning boven het Telegraal-
kantoordoch dat naar hare bescheidene raeening het hier gold eene ledig
staande woning, zoodat niemand in zijne belangen werd getroffen of be
nadeeld.
Redenen waarom zij de vrijheid neemt zich te wenden tot UEd. Achth.
met het eerbiedig doch dringend verzoek dat het UEd. Achtb. moge beha
gen, liet beginsel van openbare verhuring van liet door haar bewoonde huis
op de Aalmarkt voor dit jaar nog buiten toepassing te laten.
't Welk doende enz.
Leiden, 6 Maart 1878. Wed. P. E. Springer, Oost veen."
Het adres van de Wed. Brummelkamp is van denzclfden inhoud.
De heer Hartevelt. Van welken datum zijn die adressen, mijnheer
de Voorzitter?
De Voorzitter. Van 6 Maart.
De heer Hartevelt. Ik heb bij het voorlezen der roquesten niet de
motieven gehoordwaarom adressanten uitstel wenschen. Brengen plaatse
lijke usantiën mede, dat huurder en verhuurder elkander over en weder
8 maanden te voren waarschuwen, dan had kunnen aangevoerd worden,
dat zij te laat gewaarschuwd zijn en zou in dat geval nu niet tot publieke
verhuring kunnen worden overgegaan. Ik wensch hierop te worden ingelicht.
De Voorzitter. De gronden door reqaestranler. aangevoerd, zijn finan-
cieële bezwaren daar zij nu eerst weten dat zij de woning met 1 Mei ver-
lateD moeten. Den 2en Maart heeft de Secretaris haar kennis gegeven
van het voorstel van Burg. en Wetb., gedaan naar aanleiding van het in
de vorige zitting gevallen raadsbesluit. Wij hadden voor dien tijd het
voornemen niet de huur op te zeggen.
De heer Hartevelt. Maar mijne vraag was juistof de tegenwoordige
huursters in tijds gewaarschuwd zijn.
De heer De Fremery. Eene waarschuwing wa9 onnoodig; de huur ver
valt van zelf op den bepaalden tijd.
De Voorzitter. De huur is aangegaan bij geschrifte en volgens art.
1606 B. W. houdt zij in dat geval van rechtswege op, waDneer de
bepaalde tijd verstreken iszonder dat daartoe eene opzegging vereischt
worde. Daar Burg. en Weth. oorspronkelijk in de overtuiging verkeerden
dat de huur evenals zoovele jaren zou worden gecontinueerd, was er bij
ons geen sprake van opzegging.
De heer Van Hettinga Tromp. Is het vorig jaar de huur niet aange
gaan bij contract? Zoo ja, dan eindigt zij van zelf bij afloop van den
huurtermijn.
üe Voorzitter. Ja, er bestaat schriftelijk contract deswege.
De heer Van Iterson. Ik hoor u zeggen, mijnheer de Voorzitter, dat
als het besluit tot openbare verhuring van de woning boven het telegraaf
kantoor in de vorige vergadering niet genomen was, de huur van deze
huisjes dan niet zou zijn opgezegd. Was dan voor de verlenging van het
huurcontract geen raadsbesluit noodig? Zeker ja. Maar wanneer zou dat
raadsbesluit dan zijn uitgelokt?
De Voorzitter. Nu.
De heer Van Iterson. Dan was het reeds te laat. Als de Raad dan
een ander besluit had willen nemen ware opzegging binnen een behoorlijken
termijn niet meer mogelijk geweest.
De heer De Fremery. Opzegging van de huur was in het geheel niet
noodig. De huur is aangegaan bij geschrifte voor één jaar. Als er geen
nieuw contract voor den afloop van den termijn is geslotenis de huur van
zelf vervallen.
De heer Van Iterson. En ik heb hooren zeggen dat de huur doorliep,
als niet drie maanden voor bet eindigen van den termijn de huur was op
gezegd.
üe heer De Fhemery. Dat zou het geval geweest zijn, als er geen
schriftelijk contract bestond. Maar dat bestaat ten deze wel.
De heer Van Iterson. Dan heb ik er vrede mede.
De heer Wilhelmy Damsté. Mijnheer de Voorzitter! Ik zal tegen
het voorstel van Burg. en Weth. stemmen op gevaar af inconsequent te
schijnen. Het geldt hier twee weduwen die twaalf a veertien jaar reeds in
die huisjes hebben gewoond. Van jaar tot iaar is de huur gecontinueerd.
Nu dunkt het mij toch dat het niet aangaat haar zes weken voor den
eersten 'Mei kennis te geven dat haar huur eindigt met 1° Mei. Die beide
vrouwen hebben steeds gedacht dat de huur zou worden gecontinueerd,
evenals gedurende zoovele jaren. Nu vind ik liet niet billijk haar die
huisjes plotseling met 1 Mei te doen verlaten en haar zoo weinig tijd te
laten om te zien naar eene andere woning.
De heer De Laat de Kanter. Het doet mij leed, mijnheer de Voor
zitter dat argument juist van den heer Daiusté gehoord te hebben en te
vernemen dat hij ook tegen deze voordracht zal stemmen. Immers, dat
geachte lid is de eenige van de tegenstemmende leden, die consequent is
geweest in de vorige zitting en zich zoowel tegen het voorstel tot onder-
handsche verlenging van het contract met den heer Drabbe, als tegen de
verhuring van de woning heven het telegraafkantoor verklaarde. Nu geeft
ook hij die consequentie prijs om bijredenen. In de vorige vergadering
hebben Burg. en Wetb., naar ik overtuigd ben, goede redenen aangevoerd
voor hun voorstel. Toen heeft men ons toegevoegd: »bet beginsel voor
alles, het financieel belang der gemeente en het beginsel." Het spreekt
vanzelf dat het Dagelijksch Bestuur zich te gedragen heeft naar het be
sluit door den Raad genomen. Het eerste onmiddellijke uitvloeisel daarvan
is het voorstel, dat nu aan de orde is. Gelijk ik in den aanvang dezer
vergadering reeds heb aangetoondmen schermt met dat beginsel naar
gelieven. Heeft men het beginsel noodig, dan wordt het voor den dag
gehaaldafgestoftnetje9 opgepoetst en aan het puhliek voorgehouden als
het beginsel! als de eenige mogelijke richtsnoer onzer daden; maar als het
beginsel niet in de kraam te pas komt, als men er mede verlegen zit en
er gaarne van zou afwijken, dan wordt er een sluier overheen geworpen,
dan wordt het weggestopt en men zwijgt er over. Ik herhaal wat ik reeds
straks zeide: op die wijze wordt de taak van het Dagelijksch Bestuur meer
dan zwaar. In de eerste sectie-vergadering ter behandeling der gemeente-
begrooting, welke ik de eer had te presideerenhoorde ik eene zeer juiste
opmerking maken door ons geacht medelidden heer Cock die tot een
ander lid zeide: onze taak is strenge controle uit te oefenen, maar wij
moeten vooral zorgen niet mede te regeeren. Volkomen juist. Maar nog
erger dan meileregeeren is het regeeren onmogelijk te maken. Als men
ons zulke groote belangen toevertrouwten ons belast met de uitvoering
van de besluiten van den Raaddan dienen «ij toch te weten waaraan
wij ons Ie houden hebben. Den vorigen keer stelden wij voor eene handeling
te continueeren, die veel langer dan 13 jaar gevolgd wa9. Dat mocht niet;
"het beginsel", dit werd op den voorgrond gesteld, liet zoo iets niet toe.
En nu wij daarnaar handelen gaan er stemmen, althans ééne stem, op om
aan te raden: «-verzaakt het beginsel". Op die wijze weten wij waarlijk
niet waaraan «ij ons te houden hebben. Zoodoende wordt de behandeling
der zaken afhankelijk van de invallen en de luimen -van het oogenblik en
is het eenige beginsel slechts dit, om geen beginsel te hebben. Daar de
Raad zelf gewild heeft wat wij nu voorsteldenmoet ik mij tbans verzet
ten legen bet voorstel tot onderhandsche verlenging der huur.
De heer Van Hettinga Tromp. Ik wensch niet na te gaan in boever
de opinie van den geacliten Wethouder vari Fabrieage juist is omtrent liet
gevoelen van hen die niet het zijne deelden. In de vorige vergadering is
ook bet beginsel besproken en ten slotte aangenomen vari publieke ver
pachting. Maar nooit was de bedoeling dat beginsel a tort et a travers
door te drijven. Het houdt op in het belang der gemeente te zijn als
liet op een ondoelmatig ti jdstip wordt toegepast. A Is wij nog veertien
dagen verder zijnzou bet eene dwaasheid zijn tot publieke verhuring