13 Zitting van Donderdag 7 Maart 1878, geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de Leer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen .- 1°. Benoeming van een tijdelijk lid d,er Commissie van Financiën. 2°. Idem als voren van de Commissie voor de Strafverordeningen. 3 Verzoek van A. Roosom een viscliverkoopershuisje te plaatsen aan de Aalmarkt. (38) 4°. Idem van de firma Tieleman en Drosom eene overdekte loopbrug te leggen over de Vleerensteeg. (39) 5'. Idem van J. C. Van der Tas en G. Splinter, om twee bruggen te leggen over de sloot bij de Heerenlaan. (40) 6°. Idem van F. A. Van Dam, om ontslag als onderwijzer l,te klasse aan de jongensschool der 2"' klasse. (43) 7°. Voordracht betrekkelijk het personeustalion van den spoorweg Leiden Woerden. (41) 8°. Idem betrekkelijk de openbare verhuring van huizen. (42). 9°. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1877. (37) Tegenwoordig de heeren EigemanVVilhelmy DamstéVan Hettinga Tromp, Obreen, d'Aumerie, Van HeukelomSuringar, Le Poole, Van VYensen, ScbeltemaL)e Laat de Kanter, Van Iterson, Librecht Lezwijn, Krantz Driessen De Fremery, Hartevelt, Verster en Van den Brandeler. De heeren Cock, Du llieu en Van der Lith gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag 25 Pebruari 11. worden gelezen. De heer De Laat de Kanter. Ik heb geene aanmerkingen op de notulen maar vraag na hare arrestatie het woord. De aanteekeningen worden alsnu goedgekeurd. De oorzitter. Ik verleen den heer De Laat de Kanter het gevraagd verlof om het woord te voeten. De lieer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! In de vorige vergadering is behandeld het voorstel van Burg. en Weth. om de boven woning van het telegraafkantoor te verhuren. Aan die voordracht was nog een tweede voorstel verbondennamelijk voor de twee maanden van dit jaar, waarin de heer Vruggink nog gebruik heeft gemaakt van de boven- woning, den huurprijs te bepalen op ƒ10 per maand. Daaromtrent heeft nog geene stemming plaats gehad. Ik meen dat dit nog zal moeten ge beuren. Met betrekking tot de discussiën der vorige vergadering wensch lk nog een enkel woord in het midden te brengen. In de eerste plaats wensch ik eene onjuistheid te rectificeeren waaraan ik mij zelf schuldig heb gemaakt. De leden van den Raad zullen zich herinneren dat de heer Cock, betrefleride de publieke verhuring van de woning boven het telegraaf kantoor, gezegd heeft, dat, wanneer het beginsel in 1862 was geschonden dit eene dubbele reden wa9 het thans niet meer te doen; daarop heb ik gerepliceerd dat dit niet in 1862, maar tot en met 1816 gebeurd was. Dit is eene onjuistheid. Ik had behooren te zeggen: «tot en met 5 minuten geleden. In dezelfde vergadering, waarin op grond van «liet beginsel" en de financieele belangen der gemeente het voorstel van Burg. en Wetli. ver worpen werd is ook behandeld het verzoek van Dr. J. C. Drabbe en A. YY. Sijthoff betrekkelijk de levering van het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad. De leden wetendat het voorstel strekte om de overeenkomst met den heer Drabbe voor 3 jaren te verlengen en dat de heer Sijthoff verzocht had te dien aanzien niet op den ouden weg voort te gaan maar de levering aan te besteden. Over dat voorstel is geen enkel woord gesproken. Er is niemand, die van #het beginsel" of het gemeente belang gerept heeft. Dat voorstel is met algemeene stemmen op 1 na die van den heer VVilhelmy Damsté, aangenomen. Ik wensch dat te rele- veeren, om te doen uitkomen hoe moeielijk het voor ons is om eene juiste gedragslijn te volgen en welke waarde men moet hechten aan de verklaring, dat het om het beginsel en het financieel belang der gemeente te doen is, wanneer binnen den tijd van niet meer dan 5 minuten van twee voorstellen die in dat opzicht van gelijken aard zijn, het eene wordt aangenomen, het andere verworpen. De Voorzitter. De opmerking van den heer De Laat de Kanter is zeer juist. Hctf tweede gedeelte van het voorstel van Burg. en VVeth. werd verzuimd in rondvraag gebracht te worden dit zal alsnog moeten geschieden. Het strekt om de huursomverschuldigd door den vorigen huur der voor bet gebruik der woning sedert 1 Januari 1878, te bepalen op ƒ10 per maand, zijnde 1/12 van den geheelen huurprijs. Ik wensch dat verzuim te herstellen door thans de discussie daarover te openen zoo deze verlangd wordt. Wanneer niemand het woord verlangtzal ik thans het zooeven mede gedeelde voorstel in rondvraag brengen. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Ik dank den heer De Laat de Kanter voor zijne opmerking. De heer Van Hettinga Tromp. Slechts een enkel woord naar aanlei ding der aanmerking van den geachten Wethouder van Fabricage, en wel ten aanzien van de aanbestedingdie in de vorige vergadering aan den heer Drabbe heeft plaats gehad. Ik voor mij ben er niet tegen opgekomen, omdat dezplfde quaestie reeds vroeger meer dan eenmaal behandeld is, en telkens verlenging van de aanbesteding werd verleend aan den heer Drabbe, die eene bijzondere geschiktheid voor zijne taak scheen te hebben. Ik geloof, dat het een vruchteloos debat zou zijn geweest, indien men daartegen ware opgekomen. Dat was de reden waarom in de Commissie van Financiën geen sprake van ojienbare uitbesteding is geweest. De heer Obreen. Ik geloof dat hier eene dwaling bestaat bij den Wethouder van Fabricage. Wij staan niet voor hetzelfde geval. Het be sluit van deri Gemeenteraad op het verzoek van den heer Drabbe was de j continuatie van een contract met denzelfden persoonaan wien de Raad zijne bijzondere tevredenheid bad te kennen gegeven terwijl bij de verhu- Zitt:sovkr8lao 1878. r.'n^,„van ^et bovenhuis sprake was van het aangaan van een contractop ezelfdo voorwaarden als met den vorigen huurder, met een geheel nieuw persoon. De heer De Laat de Kantbr. Aangaande hetgeen de heer Tromp in het midden heeft gebracht vraag ik, of het beginsel, of de financieele be angen van aard veranderenals men continueert hetgeen bij vorige ge legenheden gedaan is. Ik geloof dat daarop geen ander dan een ontken nend antwoord volgen kan. Wat de opmerking van den heer Obreen be treft, dat geachte lid is waarschijnlijk niet geheel bekend met de oudere geschiedenis der handelingen van den Raad en daarom wensch ik hem te wijzen op een voorbeeldwaaruit hij zien kan dat zijn argument niet op gaaten dat is het contract, gesloten met den leverancier der schoolbehoef- tenZitman. Niettegenstaande dat contract jaren bestaan beeft, en her haaldelijk verlengd isheeft toch de Raad er sterk op aangedrongen dat dit niet weer plaats zou hebben en is alleen het laatste contract met Zitman verlengd, omdat deze, vertrouwende op hetgeen gewoonte was, een grooten voorraad boeken had ingeslagen en dus groot financieel nadeel zou lijden, wanneer hem de leverantie ontnomen werd. Maar ik vraag bovendien: wat heeft deze of gene omstandigheid te beduiden, als men het beginsel en de financieele belangen der gemeente vooropzet? Handelt men consequent, dan zegge men in het eene, zoowel als in het andere geval: het beginsel vóór alles. De heer Hartevelt. Ik had gewenscht het stilzwijgen te kunnen be waren; maar nu de discussiën voortduren over eene zaak, die niet aan de orde is, en onze geachte Wethouder van Fabricage het in eene vorige vergadering genomen besluit in deze bijeenkomst ter sprake brengt en qua- lificeert, neem ik de vrijheid hem te doen opmerken, dat hetgeen bij vroegere gelegenheid door dien Wethouder aan een lid onzer vergadering werd ver weten, en m. i. terecht, dat hij aan het napleiten was, nu ook op hem van toepassing ig. Ook hij is nu aan het napleiten. De heer De Laat de Kanter. Er is geene quaestie van terugkomen op een eenmaal genomen besluit. Het moge napleiten zijn of niet, ik zal er niet over twisten. De vraag is alleen of hetgeen ik gezegd heb waar is. De Voorzitter deelt mede 1 Dat door den Minister vnn Binncnlandsehe Zaken zijn goedgekeurd de Raadsbesluiten van 14 Februari 11., betrekkelijk de verhooging der jaar wedde van een der leeraren in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. 2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten, dd. 26 Februari/1 Maart 11., n°. 1.2/'3 en 1^/1 houdende goedkeuring der Raadsbesluiten van 14 Fe bruari II., betrekkelijk de belegging van het legaat Buzzi, ten behoeve van het Stedelijk Werkhuis, en tot afstaud van grond aan F. O. De Vries. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van D. A. Kriegerom afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1877. 2° Voorstel van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek tot aankoop van huizen. r 3°. Adres van G. A. P. Bax en 243 andere studenten alhier, dat dea pikeur van de rijschool der Rijks-Universiteit wederom eene toelage van 800 per jaar worde verleend. Dit adres is van den volgenden inhoud: 'Aan den Edel-Acbtbaren Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekendenallen Studenten aan 'sRijks Universiteit te Leiden, dat zij met. leedwezen hebben vernomen het besluit, gevallen in Uwe Vergadering van 25 October 1377 waarbij de sedert het jaar 1827 aan den pikeur van 's Rijks manege alhier verleende jaarlijksche toelage is ingetrokken. Zij veroorloveu zich UEdel Achtbaar College te wijzen op het wenscbelijke van het herstel dezer toelagedewijl 1®. de pikeur C. C. Stegerhoek verklaart zijne manege niet zonder be doelde toelage te kunnen in stand houdenhetgeen hij bereid is des verlangd uit zijne boekeu aan te toonen 2®. Curatoren dezer Universiteit op verzoek van bovenvermelden pikeur zich gewend hebben tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken ten einde eene toelage van rijkswege te verkrijgen, doch te vergeefs Daar nu de manege zonder toelage niet schijnt te kunnen blijven bestaan en op geenen geldelijken steun van rijkswege te rekenen valt, hebben de ondergeteekenden gemeend, zich eerbiediglijk tot UEdel Achtbaar College te moeten wenden met bet verzoek, om op boven vermeld Raadsbesluit teruo- te komen en aan den pikeur C. C. Stegerboek als van ouds eene jaarlijksche toelage van ƒ800 uit de gemeentekas uit te keeren. Zij nemen daarbij de vrijheid het volgende aan Uwe overwegingen te onderwerpen 1®. dat het evenals voor de ingezetenen dezer gemeente, blijkens hun adres aan UEdel Achtbaar College, dat eveneens op Uwe Vergadering van den 25sten October 18 77 behandeld werd zoo ook voor de studenten dezer Universiteit een groot gemis zoude zijn, wanneer hun alle gelegenheid om zich in de edele rijkunst te oefenen, werd afgesneden; 2®. dat de gemeente en hare ingezetenennaar de bescheiden meening der ondergeteekenden, in zoo menig opzicht onberekenbaar voordeel genieten van de alhier verblijfhoudende studenten, dat het den ondergeteekenden niet meer dan billijk voorkomt, zoo eene betrekkelijk zoo geringe som, als be doelde toelage, door de gemeente werd gewijd aan eene nuttige instelling wier behoud door burgers, zoowel als studenten vurig gewenscht wordt- 3°. dat korten tijd geleden de Rijks instelling voor Oost-Indische ambte naren tot Gemeente-instelling is gemaakt, en dat voor de leerlingen dezer inrichting, met liet oog op hunne toekomstige loopbaan, de kennis van paardrijden een onmisbaar vereischte mag genoemd worden. Zij meenen UEdel Achtbaar College voorts te mogen wijzen op de omstan digheid, dat de te Utrecht, Groningen en Delft bestaande rijscholen van gemeentewege geldelijk worden ondersteund en dat zelfs de gebouwen dier rijscholen daarenboven nog aan de gemeenten toebehooren en op hare kos ten worden onderhouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 3