12 I zou wel willen vragen: wie zal het op zijne verantwoording nemen te be slissen of de eventueele hoogste inschrijvers behooren tot die categorie van stille, ordelijke lieden, die men bedoelt? Het Dagelijksch Bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van den Baad. Het ziet in den regel niet tegen eenige verantwoordelijkheid op. Maar men verge niet te veel. En, mijns inziens, zou het wat al te veel gevergd zijn, indien in de voorwaarden de bepaling werd opgenomen dat de huurders stille, orde lijke lieden behooren te zijn, dat wij op ons zouden moeten nemen te be slissen dat dit werkelijk het geval is; of wel dat wij personen zouden moeten afwijzen, op grond dat zij niet stil of ordelijk waren. De wo ning boven het telegraafkantoor is klein engelijk de meeste van dergelijke woningenzeer gehoorig. Niet alleen moeten de bewoners dus menschen zijn die geen leven maken en de werkzaamheden van bet kan toor niet verstoren maar ook personen van vertrouwendie een geheim kun nen weten en het bewaren. Iederdie eenigszins met de telegraphie bekend is, weet toch dat het zeer weinig moeite kost om in veertien dagen tijds op het gehoor, af te leeren verstaan wat er getelegrafeerd wordt. Wil men nu dat >Burg. en Weth. bij gunning zullen beslissen, of de personen die er zullen komen wonen ook behooren tot de discrete lieden? l)ie eisch gaat te ver. Men beweert thans dat de verhuring publiek en niet ondershands moet geschieden op grond van vhet beginsel." Dat beginsel wordt door Burg. en Weth. zooveel mogelijk gehuldigd. Maar zoo ooit, dan bestaan er zeker nu termen om van dat beginsel af te wijken, nu de HoogeBegee ring verzoekt wel toe te zien aan wie de woning verhuurd wordt. Het is mogelijkdat de woning -bij publieke verhuring meer zal opbrengen maar veel beduidends zal het niet zijn. De woning toch is klein, en heeft groote inconveniëntendie nog vermeerderen zullen als het benedenhuis verbouwd wordt, en als de heer Vruggink niet verhuisd was, zou de huurprijs 120 zijn gebleven. Om al die redenen bestaat er alleszins grond het voorstel van Burg. en Weth. aan te nemen en niet a tout prix te handhaven een beginsel, dat op zich zelf goed isen altijd gehuldigd is door Burg. en Weth. als er niet, gelijk thans, overwegende redenen bestonden om er van af te w.ijken. De heer Cock. De beleefdheid eischt dat ik den geachten Wethouder met een kort woord beantwoord. Hij heeft mij niet begrepentoen ik zeide dat bij het verleenen van gunstbewijzen teruggekeerd wordt naar den goeden ouden tijd. Hij zegt dat de verhuring reeds eenige jaren achter elkander is geschied op de wijze, zooals nu wordt voorgesteld, en bedoelde dus kennelijk de laatste jaren. Ik verstond door bon vieux temps en algemeen verstaat men daardoormeen ikhet tijdperkdat geëindigd is in 1848, minstens in 1795. In dien zin heb ik het opgevat, zoodat het er om mij te wederleggen niets toe doet wat er al zoo in de laatste jaren met het telegraaf-bureau is gebeurd, daar de telegraphie eerst na bedoeld tijdperk is uitgevonden of in zwang gekomen. Wat den waarborg betreft, dat de woning aan stille, ordelijke lieden zal worden in gebruik gegeven, ik geef toe dat daaraan enkelé moeielijkheden zijn verbonden; maar Burg. en Weth. zullen wel in staat zijn die te overwinnen, want even goed als zij in staat zijn te onderzoeken of een ambtenaar van de secretarie een stil en ordelijk mensch is, kunnen zij dat ook licht weten van een tal van inschrijvers, die zich ter mededinging zullen aanbieden; en weten zij het nietdan kunnen zij er naar informeeren enmochten die informatiën geen voldoend licht of zekerheid opleverendan moeten zij de inschrijving niet gunnen. Ik herhaal echter: het is mij slechts om het beginsel te doen. De Voorzitter. Mag ik den heer Cock doen opmerken dat juist hetgeen hij wil eene groote moeielijkheid zal opleveren? Wij liebben hier te doen met een telegraafkantoor, waar geheimen moeten bewaard blijven, en nu zal het zeer moeielijk voor Burg. en Weth. zijn, ik ben het geheel eens met den heer De Laat de Kanterpersonen te beoordeelen ten opzichte van hunne meerdere of mindere discretie. Een ambtenaar ter secretariedie gewoon is aan geheimhoudingzal den besten waarborg daarvoor geven. De heer Van Hettinga Tromp. Dat laatste argument betrekkelijk de geheimhouding is, dunkt mij, voor de Gemeente van geen groot gewicht. Mijns inziens is dat een bezwaar, waaraan de Staat moet te gemoet komen wien dit geen ƒ120 waard is. Ik kan dus niet vinden, dat het argument zoo afdoende isdat de Gemeente zou moeten zorgen voor iemand op de bovenwoningdie de geheimen voor den Staat bewaart. De Voorzitter. De Staat acht het toch zeer wenschelijk dat de woning aan stille en vertrouwbare menschen in gebruik worde gegeven. De heer Hartevelt. Ik wensch nog met een enkel woord op hetgeen door den heer De Laat de Kanter is gezegd te repliceerenwant het zou anders den schijn hebben alsof de Commissie van Financiën sedert 1862 er niet op gelet heeft dat de woning meer huur kon opbrengen. De reden waarom in 1862 de woning tegen ƒ120 verhuurd werd, was dat men den telegrafist, den heer Vruggink, als hoofd van het bureau, daar gaarne zag, en dat de huurprijs door f 120 kon worden geacht voldaan te zijn. Toen de heer Vruggink er eenmaal woonde, heeft de Baad de huur telkens gecontinueerdmaar nu hij eene andere woning gaat betrekkenis de tijd gekomenom de woning aan den meestbiedende te verhurenbij die ver huring kan op een ordelijk en stil huisgezin worden gelet. De heer Juta komt ter vergadering. De heer De Laat de Kanter. Als het beginsel op zij raag worden gezet omdat de heer Vruggink telegrafist was, dan kan men het met niet minder reden doenomdat wij vooruit weten dat de heer Kokxhoorn be hoort tot de stille en ordelijke lieden, die gewoon zijn een geheim te bewa ren, en over wien wij des noods de macht bezitten hem daartoe te dwingen. Het is zeer gemakkelijk te zeggen dat Burg. en Weth. het in handen heb ben al of niet de inschrijving te gunnen, maar die taak kan de Baad be zwaarlijk op Burg. en Weth. leggen in gevallen als dit. Zij kunnen iemand, die huurder wenscht te worden, afwijzen, wanneer hij geene behoorlijke be wijzen van soliditeit kan overleggendat gaat natuurlijk vrij gemakkelijk; maar menschen als huurders te weigeren op grond dat Burg. en Weth. van oordeel zijn dat zij niet behooren tot de categorie van stille en ordelijke dus tot die van turbulente en onordelijke liedendat is meer dan de Baad mag vergen. Moet derhalve tot eene publieke verhuring worden over gegaan dan zal ik voorstellen dat de gunning door den Baad geschiede. De heer Cock. Een woord nogindien het mij voor de derde maal vergund is. Indien het beginsel in 1862 is geschonden dat ik niet weet dan is het voor mij eene dubbele reden om het niet weêr te doen. De heer De Laat de Kanter. Niet alleen in 1862, doch tot en met 1876. De heer Cock. Beden te meer om daarmede niet langer voort te gaan; De heer De Laat de Kanter. De heer Cock drukt zich onjuist uit. Men heeft het beginsel op zijde gezet wegens daartoe moveerende redenen. Nu beweren Burg. en Weth. dat die redenen thans minstens even sterk dringen als die, welke er vroeger voor bestonden. Het voorstel van Burg. en Weth., om de bovenwoning voor 120 per jaar te verhuren aan G. H. Kokxhoorn, voor den tijd van vier jaren, in rondvraag gebracht, wordt verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren De Laat de Kanter, De Fremery, Librecht Lezwijn, Van Wensen, Van HeukelomVan der Zweep en de Voorzitter. De Voorzitter. Ik stel nu namens Burg. en Weth. voor dat de ver huring bij inschrijving plaats hebbe en de Baad zich de gunning voor- beboude. De heer Van der Zweep. In den regel verhuurt men toch geen huis bij inschrijving. De Baad zal nu moeten beslissen, welke de huurprijs zal zijn. De Voorzitter. Vindt men het beter de huur tot f 140 te verhoogen mij is het wel. De heer Hartevelt. Neen, daar ben ik bepaald tegen. Dat huis moet te huur staan en men zal daarvoor b. v. 200 vragenmisschien is de woning meer, misschien minder waard. Daarom wil ik het cijfer liever geheel weglaten, en het huis bij inschrijving laten verhuren. Ik herhaal hier dat de woning moet worden in orde gebrachtonverschillig wie er in komt; zoo als zij er thans uitziet noem ik haar uitgewoond. De Voorzitter. Is er bij den Baad geene bedenking tegen de verhu ring van bet huis bij inschrijving? De heer Cock. Ik meen dat men gewoon is door publieke verhuring te verstaan eene verhuring bij opbodsoms zelfs bovendien nog bij afslagen eindelijk eene verhuring bij publieke inschrijving. Dat gebeurt tal van keeren ten platten lande. Ook spreken wij in dien zin van de aanstaande publieke verhuring van »den Burg." Dat is niets vreemds. Dat bedoelt, geloof ik, de Commissie van Financiën. Onze oppositie strekt niet hoofd zakelijk om eene hoogere som te verkrijgen, de mijne althans niet. Als wij afwijken van het beginsel der publieke concurrentie, dan heb ik nog liever dat de woning aan Kokxhoorn voor 120 worde verhuurd. Ons idéé is niets anders dan de handhaving van het gezonde beginsel dezer eeuw nl. verhuring bij publieke inschrijving. De Voorzitter. Ik zal derhalve in omvraag brengen het voorstel om de bovenwoning te verhuren bij inschrijving, met gunning door den Baad. De heer Cock. Mijnheer de Voorzitterl Ik meen dat de uitvoering van raadsbesluiten ingevolge de Gemeentewet behoort bij Burg. en Weth., maar ik heb er niets tegen om, als zij aarzelen de verantwoordelijkheid op zich te nemenmij daarmede te belasten. Ik maak slechts de opmerking, omdat ik betwijfel of het in de bedoeling van de gemeentewet heeft gelegen. Ik meen dat het daarmede in strijd is, maar ik durt voor hét oogenblik niet verder gaan. Het voorstel wordt hierop aangenomen met 17 stemmen tegen 1die van den heer Van der Zweep. IX. Verzoek van P. C. Boodenburg, om eene stoep te leggen. (Zie Ing. St. n°. 35.) Wordt met algemeene stemmen toegestaan. De Voorzitter. Verlangt een der leden nog het woord? De heer Hartevelt. In aanmerking nemende den gezondheidstoestand van ons waardig medelid den heer Van der Lith, zou ik willen vragen of het niet noodig is een lid aan de Commissie van Financiën tijdelijk toe te voegen. Indien ik goed geisformcerd ben, zullen wij geruimen tijd het genoegen moeten derven van zijne gewaardeerde tegenwoordigheid in deze vergadering en van zijne even gewaardeerde deelneming aa"n de werkzaamhe den der Commissie van Financiën. Die tijdelijke vervanging zoude nu of in eene eerstvolgende vergadering kunnen geschieden. De Voorzitter. Ik kan raededeelen dat de ernstige ongesteldheid van ons geacht medelidden heer Van der Lith reeds besproken is bij Burg. en Weth. Ten gevolge van het eventueel aan hem te verleenen verlof zal door Burg. en Weth. een voorstel aan Uwe Vergadering worden gedaan om tijdelijk een lid aan te wijzen voor de Commissie ran Financiën en voor die tot herziening der verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd. In eene volgende vergadering hoop ik dit onderwerp ter tafel te brengen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de openbare vergadering gesloten en eene zitting met gesloten deuren gehouden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 2