11
Zitting van Maandag 35 Februari 1878,
geopend 'a namiddags te 2 uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Te behandelen onderwerpen:
1®. Verzoek van Dr. J. Baert, om continuatie als stads-geneesheer. (33)
2°. Idem van D. Van Rijn, om eene spoelstoep te leggen. (26)
3®. Idem van J. Van Galen, tot afkoop van eene recognitie. (27 en 36)
4®. Idem van Dr. J. C. Drabbe en A. W. Sijthoff, betrekkelijk de levering
van het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad. (28 en 31)
5®. Idem van J. W. Filippo, ter bekoming van gemeentegrond. (34 en 36)
6®. Idem als voren van het Bestuur van Musis Sacrum. (29 en 36)
7®. Idem als voren van Herman F. A. Damen. (30 en 36)
8®. Voordracht betrekkelijk de verbouwing van het Telegraafkantoor en tot
verhuring van de bovenwoning. (34 en 36)
9®. Verzoek van P. C. Roodenburg, om eene stoep te leggen. (35)
Tegenwoordig de heeren Eigeman, Le Poole, Wilhelmy Damsté, Van
Hettinga Tromp, Snringar, Librecht Lezwijn, Van Wensen, Van Iterson,
Van Heukelom, Obreen, Van der Zweep, Hartevelt, De Laat De Kanter,
De FremeryVerster, Cock, Juta en Van den Brandeler.
De heer d'Aumerie gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij
te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 14
Februari 11. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1®. Dispositie van de Gedeputeerde Staten, dd. 11/14 Februari II. n°. 4,
ten geleide van de bij Koninklijk Besluit van 6 Februari n°. 1 goedge
keurde raadsbesluiten van 27 December 11., tot heffing en invordering van
collegegeld voor de Gemeente-Inrichting tot opleiding van O. I. Ambtenaren.
2®. Idem als voren, dd. 12/14 Februari 11. n°. 13, houdende goedkeu
ring van het raadsbesluit van 24 Januari 11., tot afstand van grond aan
H. Peltenburg.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van den Raad der gemeente Zoeterwoude in zake het Utrecht-
sche Jaagpad.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in banden
van de Commissie ad hoe.
2®. Brief van den Commissaris des Konings, houdende mededeeling van
Zr. Ms. besluit van 28 Januari n°. 2houdende herbenoeming van Dr.
W. C. Van den Brandeler als Burgemeester dezer gemeente, alsmede een
afschrift van het proces-verbaal van beëediging.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze voor kennisgeving aan
te nemen.
De heer De Fbemerï. Mijnheer de Voorzitter! Zooeven is ter onzer
kennis gebrachtdat het Z, M. onzen geëerbiedigden Koning heeft behaagd
U voor de derde maal te benoemen tot Burgemeester van Leiden. Die
onderscheiding komt voorzeker niet onverwacht, want wie met aandacht
heeft nagegaan al wat onder uwe leiding, en in overleg met den Gemeen
teraad, is tot stand gebracht, sedert gij, mijnheer de Voorzitter, de eere
plaats in deze vergadering inneemt, zal dankbaar moeten erkennen dat
Leiden in bloei en welvaart steeds is vooruitgegaan. Wij waardeeren alzoo
de onderscheidingwelke U bij vernieuwing is te beurt gevallen zeeren
wanneer wij terugdenken aan hetgeen achter ons ligtdan geeft dat ver-
ledene voorzeker ook tevens grond om de toekomst met vertrouwen tegemoet
te gaan. Waardeeren wij dus allen de onderscheiding U ten deel gevallen
zeer, voorzeker spreek ik ook uit naam van den Gemeenteraad, wanneer
ik U bij voortduring de noodige kracht en wijsheid toebid om ook ver
volgens voor deze gemeente nuttig werkzaam te zijn. Wil overtuigd zijn
dat het daarbij ook onzerzijds aan welwillende medewerking niet zal ont
breken en moge de goede God U, bij het onschatbaar genot van gezond
heid, tevens het-voorrecht schenken in den maatschappelijken en huiselijken
kring steeds gelukkig te zijn. (Toejuichingen.)
De Voorzitter. Mijne heerenIk zal U wel niet behoeven te zeggen
hoezeer ik het vertrouwen, door Zijne Majesteit onzen geeërbiedigden Koning
in mij gesteldwaardeerdoor mij andermaal tot Burgemeester dezer ge
meente te benoemen. Daardoor toch valt mij het voorrecht te beurt mijne
krachten te blijven wijden aan de belangen eener gemeente, die ik heb
leeren liefhebben, eene gemeente die onder bare zustersteden eene zoo be
langrijke plaats inneemt. Door den geachten Wethouder is gewezen op
hetgeen in de laatste jaren is tot stand gebracht. Het is waar, en voor
zeker niet het minst op het gebied van het onderwijs, dat krachtig element
voor de toekomst van het Vaderland. Niet aan mij komt daarvan echter
de eer toemaar ik dank bet aan U, geachte medeleden van het Dagelijksch
Bestuurdie mij zoo krachtig ter zijde stondtik dank het aan mijne
medeleden van den Raadop wiens steun ik steeds rekenen mocht. Den
geachten Wethouder zeg ik hartelijk dank voor de woorden tot mij gericht
woorden die getuigen van welwillenheid en vriendschapdie ik op hoogen
prijs stel en die mij moed geven bij de vervulling mijner zoo belangrijke be
trekking. Ook een woord van dank mag ik niet terughouden aan den geachten
Secretaris, voor de voortreffelijke wijze waarop hij zijn ambt bekleede en mij
steeds ter zijde stond, waardoor hij mijne taak zoozeer verlichtte. Met dank
baarheid, MM. HH., aanvaard ik bij voortduring den mij toegezegden, zoo
gewaardeerden steun van U allen. Mocht bij onze beraadslagingen het for-
titer in re suaviter in modo ons devies blijven, en onder den onmisbaren
zegen des Allerhoogsten deze gemeente al meer en meer in bloei toenemen.
(Toejuichingen.)
Aan de orde is:
I. Verzoek van Dr. J. Baert, om continuatie als stads-geneesheer.
(Zie Ing. St. n°. 33.)
De heeren Obreen, Van der Zweep en Hartevelt worden door den Voor
zitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken.
Ziitinovebsi.au 1878.
Met 13 stemmen wordt tot continuatie besloten zijnde 2 biljetten in blanco
gelaten.
De heeren Librecht Lezwijn en Eigeman onthielden zich van deze stemming,
II. Idem van D. Van Rijnom eene spoelstoep te leggen.
(Zie Ing. St. n®. 26.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
III. Idem van J. Van Galen, tot afkoop van eene recognitie.
(Zie Ing. St. nos. 27 en 36.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt
met algemeene stemmen aangenomen.
IV. Verzoeken van Dr. J. C. Drabbe en A. W. Sijthoff, betrekkelijk
de levering van het Verslag der Handelingen van den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. nos. 28 en 31.)
De Voorzitter. Ik stel voor overeenkomstig de voordracht van Burg.
en Weth. te besluiten.
Die voordracht wordt aangenomen met 16 stemmen tegen 1die van den
heer Wilhelmy Damsté.
V. Verzoek van J. W. Filippo, ter bekoming van gemeentegrond.
(Zie Ing. St. nos. 34 en 36.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt
aangenomen met 16 stemmen tegen 1, die van den heer Van Heukelom.
VI. Idem als voren van het Bestuur van Musis Sacrum.
(Zie Ing. St. nos. 29 en 36.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt
met algemeene stemmen aangenomen, hebbende de heer Suringar, als be
stuurslid zich buiten stemming gehouden.
VII. Idem als voren van Herman F. A. Damen.
(Zie Ing. St. nos. 30 en 36.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om het verzoek toe te staan, wordt
aangenomen met 16 stemmen tegen 1die van den heer Obreen.
VIII. Voordracht betrekkelijk de verbouwing van het telegraafkantoor
en tot verhuring van de bovenwoning.
(Zie Ing. St. nos. 32 en 36.)
De Voorzitter. Ik zal deze voordracht in tweëen splitsen en in de
eerste plaats in stemming brengen het voorstel betrekkelijk de verbouwing
van het telegraafkantoor.
Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Thans stel ik aan de orde het voorstel tot verhuring
van de woning boven het telegraafkantoor. Het voorstel van Burg. en Weth.
is om de woning aan een gemeente-ambtenaar te verhuren voor ƒ120, welke
som tot nu toe werd betaald. De Commissie van Financiën kan zich daar
mede niet vereenigen en verlangt openbare verhuring.
Verlangt iemand het woord?
De heer Hartevelt.' Al ware het alleen om het principezoo had de
Commissie van Financiën toch voorgesteld de verhuring publiek te doen
plaats hebben, mijnheer de Voorzitter! Maar er is meer dan dat. In 1862
bracht deze woning reeds ƒ120 op, en toen was er al sprake van verhuring
tot ƒ130. Sedert dien tijd zijn de huurprijzen in het algemeen aanzienlijk
gestegen. Ik heb mij in persoon naar de woning begeven om te zien hoe
zij er uitzag. Veel is er aan in orde te brengenvoor wie er ook kome
wonen. Maar als zij in behoorlijken staat zal zijn gebracht, is zij, volgens
mijne stellige overtuiging, veel meer waard dan ƒ120. Uit een financiëel
oogpunt dus ook mocht de Commissie niet adviseeren de woning ondershands
te gunnen aan een zeker persoon voor 120en meent dus in elk opzicht
openbare verhuring van de woning te moeten aanprijzen.
De heer Cock. Slechts twee woorden, mijnheer de Voorzitter! om dank
te zeggen aan de Commissie van Financiën voor het door haar ingediend
rapport, en haar mijne instemming daarmede te betuigen. Hoofdzakelijk is
het ons, althans mij, om het beginsel te doen. Dat wenschen wij te hand
haven en daarover willen wij niet licht heenstappen. Het zou mij aange
naam zijn genoegen te kunnen doen aan een verdienstelijk beambte der
gemeente, maar niet ten koste van een beginsel. Ik zou het betreuren, in
dien wij ons zagen teruggevoerd naar den goeden ouden tijd den zooge-
naamden bon vieux tempstoen aan ambtenaars in plaats van of nevens
traktement alle soorten van begunstiging werden gegeven. In dien bon vieux
temps waren dergelijke denkbeelden aan de orde van den dag. Maar men
is er gelukkig van teruggekomen. Met die denkbeelden is sedert gebroken.
Laten wij dan ook nu handhaven het gezonde beginsel van publieke aanbe
steding dat niet uitsluit het verkrijgen van waarborgendat de bewoners
stille en ordelijke bewoners zullen zijn, gelijk door de Commissie van
Financiën reeds is betoogd.
De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! In de eerste
plaats wensch ik op te vatten het argument door den heer Cock ontleend aan
den goeden ouden tijdtoen bet gewoonte was gemeente-ambtenaren te betalen
gedeeltelijk in geld, gedeeltelijk in gunsten. Met verwondering heb ik dat
argument hooren bezigen. In de laatste jaren toch is telkens voor een jaar
door den Raad, met den Directeur van het telegraafkantoor, de huur van
de bovenwoning verlengd op dezelfde voorwaarden, welke thans worden voor
gesteld. Alleen de omstandigheid dat de heer Vruggink is verhuisd, is
aanleiding dat wij nu een anderen huurder voorstellen. Hoe komt men aan
het denkbeeld thans van begunstiging te spreken, waaraan, naar het schijnt,
vroeger niemand dacht? Een tweede argument is gebezigd ter ondersteuning
van het door de Commissie van Financiën aangegeven denkbeeld. Wij be
hoeven slechts te zorgen dat de eventueele nieuwe huurders goede, ordelijke
lieden zijn, dan zijn alle bezwaren tegen publieke verhuring opgeheven. Ik