12 Of nu inderdaad de aansluiting en Let doorgaand vervoer hinder zullen I ondervinden door de oprichting van een afzonderlijk station is, dunkt ons, j] eene vraagwaarvan de beantwoording niet behoort tot de competentie van het Gemeentebestuur, als moetende die worden overgelaten aan de beslissing van de Regeering. Op dien grond achten wij het in de gegeven omstan digheden raadzaam dataangaande de plaatsing van het station geen be paald oordeel door het Gemeentebestuur worde uitgesprokenen dat in dien zin de vraag van het Bestuur van den spoorweg LeidenWoerden worde beantwoord onder te kennengeving datwelke ook de beslissing zij aangaande de plaatsing van het personen-stationhet in het belang van de ingezetenen zeer gewenscht wordt geacht dat op beide plaatsenzoowel aan het station van den Hollandschen spoorweg als aan het station buiten de voormalige Wittepoort gelegenheid aan de reizigers wordt gegeven om desverkiezende af te stappen en tevens zich aldaar van plaatskaartjes te voorzien. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De dagbladen vermelden, dat aan Uwe Vergadering de vraag zal worden voorgelegd, of, bij de keuze van eene plaats voor het personen-station van den spoorweg LeidenWoerdende voorkeur moet worden gegeven aan een afzonderlijk station dan wel aan eene vereeniging van het nieuwe met het bestaande station buiten de Rhijnsburgerpoort. Wij zouden meenen niet aan onze verplichtingen tegenover eene aan onzen spoorweg gelegen gemeente te voldoenzoo wij niet onzerzijds de aandacht vestigden op een paar puntendie wellicht kunnen medewerken tot vestiging uwer overtuiging, omtrent het op de gestelde vraag te geven antwoord. Ons onthoudende van de geheele locale beschouwingomtrent de meer of min gunstige ligging van ons station ten opzichte van eennaar het schijnt, geprojecteerd personen-station buiten de Wittepoort, zij het ons vergund te wijzen op het groote ongerief, dat voor iedere gemeente voort spruit uit het hebben van meer dan één station. Eene raadpleging van de elders opgedane ondervindingbij voorbeeld in het nabijgelegen 's Gravenhagedoet dit ongerief onmiddellijk in het oog springen. Waar twee stations zijn, is altijd de aansluiting der treinen gebrekkig, omdat het noodige verband tusscben die treinen ontbreektalle doorgaande reizigers moeten behalve de som der locale vrachten op de beide spoorwe gen ook noch betalen de kosten van overbrenging van het eene station naar het andere; het politie-toezichtde stationeerende rijtuigen het posterij- vervoer, moeten zich aan twee stations verdeeien. Al deze ongerieven worden vermedendoor als stations van aankomst en vertrek van alle treinen in de drie richtingen het bestaande station te kie zen, hetgeen niet uitsluit, zoo dit wenschelijk wordt geacht, het stichten van eene halte op eene andere plaats. Waar eene concurrentie in het leven wordt geroepenkan soms stations plaatsing van overwegenden invloed zijn voor den nieuwen spoorwegzooals te 'sGravenhage en Utrecht, maar te Leiden waar geene concurrentie te wachten is, zou het naar ons inzien in strijd met de belangen van het rei zend publiek zijn om twee stations van vertrek en aankomst te maken welke op grooten afstand van elkander gelegen zijn. Uwe Vergadering zal, naar wij vertrouwen, bij het uitspreken van een antwoord op de gestelde vraagbovenstaande beschouwingen der overweging waardig achten. De Raad van Administratie der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij Amsterdam, J. Messchert van Vollenhoven, comm.-pres. 13 Febr. 1878. T. W. Westerwoudt, comm. l°.-secr. N#. 42. Leiden, 28 Februari 1878. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering mede te deelen dat met 1 Mei a. s. de huurtijd verstreken is van de twee huizen op de Aalmarkt krachtens raadsbesluiten van 19 April jl.laatstelijk verhuurd respectievelijk aan de Wed. van P. E. Springer, geb. Oostveen, en aan de Wed. van P. Brum- meikamp, geb. Roos, voor de som van ƒ220 en van het huis gelegen achter de commissaris-huizing van het Delftsche veer onder de gemeente Zoeter- woude, krachtens raadsbesluit van 19 April jl., laatstelijk verhuurd aan Leonardus Van der Weyden voor de som van 50. In verband met de, in de zitting van 25 Februari jl., genomen beslis sing tot openbare verhuring van de woning boven het telegraafkantoor zal thans mede tot eene openbare verhuring van de bovengenoemde huizen be- hooren te worden overgegaan. Wij stellen U voor dezelfde voorwaarden vast te stellen voor de openbare verhuring als die waaronder de huizen thans zijn verhuurd, nl. dat de verhuring geschiedt onder de lasten en bepalingen bij het Burgerlijk Wetboek voorgeschrevenvoor den tijd van één jaar, dat de huursom in vier termijnen vooruit wordt betaaldtelken drie maanden een vierde gedeelte, ten kantore van den gemeente-ontvanger en, wat het huisje buiten de voormalige Wittepoort betreft, onder uitdrukkelijk beding dat in dat huis geene sterke dranken mogen worden verkocht. Ten aanzien van de woning boven het telegraafkantoor, stellen wij U voor als voorwaarden van verhuring vast te stellen dat de verhuring behalve onder de gewone voorwaarden bovengenoemdgeschiedt voor den tijd van vier jaren, ingaande 1 Mei 1878, en dat Burg. en Weth. zich de bevoegd heid voorbehouden om ten allen tijde de huur op te zeggenwanneer het blijken mocht dat zulks in het belang van de telegraphie wenschelijk is, ter beoordeeling van Burg. en Weth., in welk geval de huurder zich verbindt de woning binnen 14 dagen na de aanzegging te ontruimen. In de boven vermelde raadszitting van 25 Februari jl. werd reeds bepaald dat de beslis sing aangaande de gunning door den Raad zoude geschieden. Eindelijk is met 1 Mei a. s. mede geëindigd de huur van het lokaal aan de Hooglandsche kerk op de Nieuwstraat, krachtens raadsbesluit van 18 April 1873 verhuurd aan het Rijk ten dienste van de ambtenaren van 's Rijks belastingen voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1873, voor de som van 50 per jaar, onder voorbehoud van de zijde der verhuurders en aan die van het Rijk om de huur ten allen tijde te kunnen opzeggen, mits de opzegging ter. minste zes maanden vooraf plaats hebbe. Naar het ons voorkomt vordert het in de zitting van 25 Februari aange nomen en toegepast beginsel, dat ook dit lokaal thans in het openbaar worde verhuurd onder de vigeerende voorwaardentenzij Uwe Vergadering mocht van oordeel zijn dat in deze, aangezien het eene verhuring aan het Rijk betreft, van het beginsel van openbare verhuring mag worden afgeweken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRaBBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1878 | | pagina 2