88
Antiqq. I
strekken; terwijl hij bovendien uit den aard der zaak het huishoudelijk
beheer moet voeren, als de regeling der lijsten, de briefwisseling, de zorg
voor het programma, voor de promotie enz., werkzaamheden waarvoor dik
wijls vrij wat tijd noodig is, dan volgt daaruit van zelf dat de Rector wat
het aantal rechtstreeksere lesuren betreft om zoo te zeggen buiten het ge
wone kader der leeraren moet staan.
Than9 van deze algemeene beschouwingen tot het Leidsche Gymnasium
terugkeerende deelt de Rector al9 een feit mede, dat hij tegenwoordig 23
uren les geeft, het grootste aantal uren dat door eenigen leeraar wordt
gegeven.
Hoe komt de Rector aan 23 uren, terwijl op de lijst van September
maar 18 en op die van November nog maar 20 uren opgegeven zijn? De
beantwoording dezer vraag leidt van zelf tot het tweede gedeelte zijner be
schouwingen, dat nog wel gedeeltelijk algemeen ia, maar toch in 't bijzon
der het Leidsche Gymnasium betreft.
Het leerplan, in Mei 11. door de Hooge Regeering uitgevaardigd, heeft
vele bestrijders gevonden en zal ook door den warmsten verdediger wel niet
van gebreken zijn vrij te pleiten, doch bij aandachtige overweging zal men
moeten erkennen, dat de ontwerper goed wist wat hij wilde en recht op zijn
doel is afgegaan. Blijkbaar is hij uitgegaan van de overtuiging, dat het
Gymnasium moet dienen ora de leerlingen op te leiden tot zelfstandige stu
die aan de Hoogeschool, hoofdzakelijk door middel van klassieke vorming.
Dienovereenkomstig heeft hij zijn gebeele plan inguricht, dat wel in bijzon
derheden voor wijzigingen vatbaar ismaar in de hoofdzaak zal moeten ge
volgd worden indien men verlangt dat klassieke vorming iets meer zij dan
een ijdele klank. Immers welken redelijken zin kan klassieke vorming an
ders hebben dan dat de leerlingen eenige jareu deels met de oude talen
bezig zijn, deels door middel van de oude talen met de Grieken en Ro
meinen denken en leven? Trouwens, het behoeft nauwelijks gezegd te
norden dat de levensvoorwaarden van den nieuwen tijd noodig maken dat
om dien kern van onderwijs eenige andere vakken gegroepeerd wordenen
in deze groepeering schijnt juist bij uitstek de zwakke kant van het leer
plan te liggen. Maar is de fout alleen aan den ontwerper van het leerplan
ol voornamelijk aan de bepalingen der nieuwe wet toe te schrijven? Met
het oog op toekomstige maatregelen is het misschien niet geheel overbodig
hierbij een oogenblik stil te staan.
Het leerplan geeft te weinig tijd voor de nieuwe talen en verdeelt ze niet
gelukkig over de verschillende jaren.
Gaarne toegegeven, maar de wet bepaalt dat de leerling geen enkele
nieuwe taal behoeft te kennen om tot het Gymnasium toegelaten te worden.
Deze bepaling zou passen voor een achtjarigen cursus, maar de cursus van
de wet is zesjarig.
Het leerplan geeft weinig tijd voor de wiskunde in 't bijzonder en voor
de beginselen der exacte wetenschappen in 't algemeen.
Dit is zeer logischwant op het Gymnasium moet de beoefening der
talen en der geschiedenis de voorname leerstof geven en de wiskunde hoofd
zakelijk dienen als vormende kracht om de verkregen leerstof te helpen
ordenen. Van eenzijdigheid kan daarbij geenc sprake zijn, omdat kennis
van talen en geschiedenis de bron is van de meest veelzijdige ontwikkeling.
Maar de wet splitst het zesde leerjaar in twee afdeelingen en eischt daardoor
reeds op het Gymnasium eene verdeeling der leerlingen in juristen en
theologen aan de eene en medici aan de andere zijde van de literatoren
en de philosophen wordt hier opzettelijk gezwegen, omdat deze in den ge
wonen zin van het woord geen propaedensi9 hadden. Deze onlogische en
schadelijke verdeeling waarvan het meeste nadeel voor rekening van de
philosophen zal komeD is het gevolg van de meening, dat met de pro-
paedensis der juristen en theologen ook die der medici naar bet Gymnasium
moest overgebracht worden, waarbij men zich blijkbaar aan de letterlijke
beteekenis van het woord propaedensis heeft vastgeklampt. En had de wet
dan nog maar de geheele propaedensis der medici verplaatstdan zou ten
minste de Hoogeschool er bij gewonnen hebbenmaar zij heeft de eene
helft aan het Gymnasium gegevende andere aan de Hoogeschool gelaten
en daardoor natuurlijk geen van beiden bevredigd. Zou de vrees belachelijk
zijn dat door den natuurlijken loop der dingen de medici en de philosophen
van meet af aan huns ondanks bet nieuwe leven der Gymnasiën zullen
storen
Toch schijnt het leerplan twee fouten te hebbenwaaraan de wet stellig
geene schuld heeft. Vooreerst is het onlogisch en in strijd met den blijk
baren aanleg van het geheele plan dat na de splitsing van de medici en
philosophen nog Latijn en Grieksch wordt gevorderden ten ander worden
de eischen van den nieuwen tijd hierdoor miskend dat bet zwaartepunt der
klassieke vorming te veel in de Griekscbe taal en letterkunde wordt gelegd.
Hoe men echter over het leerplan denke, dit staat vast dat naar den
eisch der wet, al ware 't alleen om de toevoeging van het zesde leerjaar,
voortaanhinnen drie jaren te beginnenvan de leerlingen die het Gym
nasium verlaten veel meer kennis van Latijn en Grieksch zal gevorderd
worden dan tot nog toe het geval was.
Hiermede tot ons punt van uitgang teruggekeerd herhalen wij de vraag:
hoe komt de Rector aan zooveel uren? Het antwoord laat zich nu niet ver
meer zoeken: omdat hij met het oog op de toekomst zich vbrplicht gevoelt
zooveel uren als maar beschikbaar zijn toe to voegen aan het onderwijs in
de oude talen. Vergelijken wij thans, om duidelijk te zien dat de zorg
voor de toekomst niet ijdel is, den tegenwoordigen omvang der oude talen
op het Leidsche Gymnasium met dien van het door de Hooge Regecring
uitgevaardigde leerplan.
Gymnasium.
Studiejaren I II III IV V
Griekscbe taal 5 5 6 g 7 wekelijksche lesuren,
en letterkunde
en letterkunde
Studiejaren
Griekscbe taal
ei: letterkunde
Lstijrische taal
en letterkunde
5 7
6
8 1
I
11
III
9
9
9
8
7
7
Leerplan.
IV V VI A VI B
9 9 9 2
Wij opperden straks de bedenking dat in het leerplan der II. Regeering
het aantal uren voor het Grieksch te hoog is opgevoerd en dat behoud
van Latijn en Grieksch voor VIB onlogisch is en strijdig met den geest
van het leerplan zelf. Het zij zoo. Laten wij dus, om aan deze beden
king zooveel toe te geven al9 mogelijk is, voor de overdrijving 14 weke
lijksche lesuren in mindering brengendan blijft toch altijd de tegenwoor
dige omvang der oude talen op ons Gymnasium te klein voor die leerlin
gen, welke in de richting van de toekomstige eischen moeten opgeleid wor
den, daargelaten nog de zeer twijfelachtige vraag of in den overgangstijd
de maatstaf voor de propaedeutische examens aan de Academie onveranderd
zai blijven.
Als samenvatting van alle beschouwingen geelt de Rector in overweging
voor den overgangstijd zoo spoedig mogelijk het onderwijs in de oude talen
aldus te regelen
Studiejaren I II III IV V
Griekscbe taal
en letterkunde 4 6 7 7 7 wekel.jksche lesuren.
Latijnsche taal g g g g j (voor An- g (voor An-
en letterkunde tiquiteiten) tiquiteiten)
Deze regeling kan gemaakt worden zonder aan de andere vakken eenigen
of althans merkbaren afbreuk te doen, doch de Reetor verzoekt HH. Cura
toren dit voorloopig op zijne verzekering te willen aannemen, zich volgens
zijn plicht bereid verklarende om in eene huishoudelijke vergadering van
HH. Curatoren alle verlangde inlichtingen en ophelderingen te geven.
Aangenomen dat deze regeling de goedkeuring van Htl. Curatoren weg
droeg, zou de Rector voostellen de uren in dezer voege te verdeelen
Dr. Verdam
wekelijksche lesuren.
I
II
III
IV
V
V
I
II
Blijven onvervuld III
IV
V
22 uren, als tot dusverre.
De conrector
Rector
3 Gr. 7 Lat.
5 Gr. 7 Lat
7 Gr. 21 uren, tot dusverre 23 nrendoch de
7 Gr. Rector weet hij ondervinding dat in de hoogste
7 Gr. klassen 23 uren meer dan genoeg is.
8 Lat.
12 uren,
l Gr.
Gr.
Lat
Lat.
Lat.
Lat. 1 Antiqq. 18 uren.
Wilde m<n liever dat de Rector de Antiquiteiten nam en dus 14 uren
gaf, dan zou tegen zulke schikking geen bezwaar zijn, want dit is eigenlijk
eene zaak van ondergeschikt belang, maar in elk geval zou bij aanneming
van dezen maatregel van overgang al dadelijk het personeel van leeraren
voor de oude talen met één moeten vermeerderd worden, en juist dit muest
en wilde de Rector betoogen en vleit hij zich overtuigend te hebben aan
getoond. Het is waar, de nieuwe leeraar zou niet dadelijk zooveel uren
geven hIs redelijk van hem konden gevergd worden en de Rector zou mis
schien liet hoogste cijfer van zijne lesuren op 15 kunnen brengen, maar
rustende leerkrachten, die dadelijk beschikbaar zijn, zullen over drie jaren
uitmuntend te pas komen.
Inderdaad mag men met eenige ongerustheid vragen of bij de eindrege-
ling in 18S0 de noodige leerkrachten aanwezig zullen zijn, en die Gym
nasiën zullen zich mogen verblijdendie bij tijde eenige maatregelen van
voorzorg zullen genomen hebben om zich van bruikbare leerkrachten te
voorzien.
Uit deze algemeene stelling, die wel geen weerspraak zal vinden, ont
leent de Rector een laat9te punt van toelichtingen wel een argumentum
ad hominem tot ondersteuning van zijn voorstel.
Sedert het begin van den nieuwen cursus is, zooals HH. Curatoren we
ten aan het Gymnasium als tijdelijk leeraar verbonden Dr. J. J. Hartman.
Ging men tot He uitbreiding over, dan zou men in Dr. Hartman terstond
den meest gesclrikten leeraar hebbendien men kon wenschen. Immers
Dr. Hartman bezit de twee gelukkige gaven van de leerlingen aan zich te
binden en tot lust in het vak van zijn onderwijs op te wekken. Dat hij
een bekwaam man is, daarvan behoeven HH. Curatoren de verzekering
niet te ontvangen, daar hij immers op hunne voordracht door HH. Bur
gemeester en Wethouders met de waarneming der lessen van Dr. Vollgraff
is belast. Trouwens al had men geene andere bewijzen van zijne bekwaam
heid dan de twee genoemde gavendan zou men gerust kunnen zijn
omdat een leeraar, die zijn vak niet verstaat, onmogelijk de leerlingen op
den duur daarvoor kan winnen. Men kan er zeker van zijn dat Dr. Hart
man door andere Gymnasiën gretig zal gezocht wordenmisschien al
gezocht is en zou het Leidsche Gymnasiumindien hij naar elders
vertrok, geen zelfverwijt moeten hebben? Zoo ooit, dan is hier toepasselijk
beati possidentes.
Derhalve geeft de Rector, zijn betoog samenvattende, aan HH. Curatoren
in overweging het personeel van leeraren voor de oude talen met één te
vermeerderen
1. Omdat de Rector van lesuren moet ontheven worden.
2. Omdat het onderwijs in de oude talen in de richting van de nieuwe
wet moet uitgebreid worden.
3. Omdat men in elk geval binnen drie jaren tot vermeerdering van
personeel moet overgaan.
4°. Omdat groote vraag naar goede leerkrachten zal ontstaan en het
geraden is zich tijdig daarvan te voorzien.
5. Omdat men in Dr. J. J. Hartman, die naar aller genoegen de lessen
van Dr. Vollgraft waarneemt, een uitmuntenden leeraar heeft, dien men
door uitstel gevaar loopt te zullen verliezen.
De Rector,
H. W. Van der Mey.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.