US neer men bepalen zal voor hoeveel men zal inschrijven, worden de kosten zeer goed berekenddie men meer zal hebben door het extra-slepen van het hooi enz., en schrijft men voor minder in. Vele der argumentenaan gebracht tegen het verzoek komen mij voor niet goed te zijn gekozen. Bijvoorbeelddat de verwijding van de vaart in de Bee3tenmark niet zou baten, omdat de Janvossenbrug geene lange schepen doorlaten kan! Over die bewering had ik rnij reeds verwonderd, vóórdat de laatste missive van adressanten mij in handen kwam, die daarop wees, en ik had reeds aan mijzelven gevraagd: hoe komen dan die heele lange schepen er door, die de lading lossen vóór de fabrieken van de heeren Scheitema, Krantz en Leembruggen? Dat zijn juist de schepen, die niet verder kunnen dan tot de Turfinarktsbrugen van deze kunnen adressanten niet proliteeren. Ik kan het plaatsen dat de Commissie van Fabricage opziet legen de kostennadat pas die toestand in het leven geroepen is. Ik zelf bejammer dien maar is hij niet het gevolg van eene handeling, die ondoordacht is uitgevoerd; en is dit geene waarschuwing om voor het vervolg beter toe te zien liever op te roepen degenendie van het nadeel der verandering hun deel kunnen hebben, voordat men tot de uitvoering overgaat? Dit is toen niet geschied En nu moge men tot verzachting bewerenniemand heeft zijne bezwaren ingebracht: wij weten heel goed, dat er veel gezwegen wordt, omdat men van te voren weet, dat het spreken toch niet baat. De heer De Laat de Kanter. Mijnheer de Voorzitter! Even als de vorige maal, toen dit punt in behandeling kwam, werden wij (met wij be doel ik het college van Dagelijkse!: Bestuur en de Commissie van Fabricage) verrast door de mededeeling dat de heeren Van Hartrop en Zonen ander maal een brief aan eenige leden van den Raad hadden gericht, om hun verzoek hij dezen te bepleiten. Ik zie dat de schrijvers aanvangen met te Zeggen dat hun doe.1 is eenige nadere inlichtingen te geven. Meer licht is zeker zeer aangenaam mijnheer de Voorzitter! wie zou daar wat tegen kunnen heb ben; maar eene eerste vereischte is dat men goed en zuiver licht geve, en tot mijn leedwezen moet ik zeggen dat ik ia dien brief der heeren Van Hartrop en Zonen niets anders kan zien dan eene poging om valsch licht te verspreiden. Wat wenschen de adressanten? Dat een gedeelte van de Beestenmarkt worde afgenomen om daardoor aan de groote schepen welke hunne kolen aanvoerengelegenheid te geven tot vóór hunne fabriek door te varen. Maar, mijnheer de Voorzitter, eene eerste vereischte om door de Turfmarkts- brug en verder langs de Beestenmarkt te kunnen varen is ongetwijfeld dat de schepen bij de Turfmarktsbrug kunnen komen. En wat is nu het ge val? Nadat de Commissie van Fabricage haar rapport reeds had ingediend wilde het toeval dat hier een van die groote schepen van den lateren tijd kwamik heb dadelijk de afmetingen van dat schip laten opnemen en toen is mij al dadelijk gebleken, dat dat schip de Janvossenbrug niet konde pas- seeren deze heeft eene doorvaartwijdte van 6.35 m. en het schip is 6.75 breed. Als wij dus al aan het verzoek der adressanten wilden voldoenzou den wij moeten beginnen met de Janvossenbrug te veranderen. Wil de ltaad dat, mij zal het niet onaangenaam zijn; wij hebben voor het jaar 1878 geen enkel buitengewoon groot werk op de begrootingen dan is die leemte daarmede aangevuld. Ik moet er echter op wijzen, dat wij ons dan moeten voorbereiden op groote uitgaven voor het vervolg want het is niet aan te nemen dat de sche pen nu reeds hunne grootste afmetingen zullen hebben bereikten dus zullen wij dan later ook de meeste andere bruggen moeten veranderen. Om ons nu echter tot het tegenwoordige te bepalen het schip, dat ik straks bedoelde, was 53 m. lang (nu ligt er een van 35 m. lengte); wil men nu van de Beestenmarkt zooveel afnemen dat een dergelijk schip bij de heeren Van Hartrop en Zonen voor de deur kan komendan zal er niet minder dan 22 m. van de markt afgenomen moeten worden; en als wij ons daartoe bepaalden, en niet reeds dadelijk rekenden op de grootere afmetingen, die waarschijnlijk binnen eenige jaren aan de schepen zullen worden gegeven zouden wij eene han deling doen die men gewoon is (met het oog op de plaats van herkomst zeg ik, zeer ten onrechte) eene echte Kamperstreek te noemen. Wij zouden dus, ten gerieve van de heeren Van Hartrop Zonen en hunne mede adressanten, onze Beestenmarkt, welke wij eerst onlangs aan de eene zijde belangrijk hebben uitgebreid, san de andere zijde met ongeveer één derde of één vierde gaan inkrimpen. Ik geloof niet dat dit in de bedoeling van den Raad ligt. Den vorigen keer, toen dat adres in behandeling was, is wel gezegd, dat wij de Beestenmarkt zooveel uitgebreid hadden, dat er nu wel een stukje af kon; maar, mijnheer de Voorzitter, wij hebben de Beestenmarkt vergroot, omdat zij te klein was; en daarom geloof ik dat men het bezwaarlijk eene verstandige daad zou kunnen noemen, als wij haar nu aan de andere zijde weer zoo veel gingen verkleinen. Ten slotte een antwoord op de bedenking van den heer Eigemanof niet wellicht de inwilliging van het verzoek der heeren Van Hartrop c. s. van invloed zoude geweest zijn op de verpachting van den afval enz. der Beestenmarkt. Ik geloof van jazelfs niet onbelangrijkmaar in tegenovergestelden zin als door dien geachten spreker bedoeld werd. De heer Eigeman. Ik bemerk tot mijne verwondering dat nu, even als den vorigen keer, de heer De Kanter het aan adressanten euvel duidt, dat deze hunne belangen aan den Raad mededeelen. Ik ken geene enkele reden waarom zij het recht daartoe niet zouden hebben. Een ieder toch die zijne belangen wenscht gekend te hebben door hen die daarin te beslissen heb ben, kan den ge.voegelijken weg daartoe inslaan en zijne toe-of inlichtingen openbaren. Overigens ligt het niet in mijne bedoeling, als ik de belangen van adressanten voorspreek, dat ik het goed zou vinden om voor elk schip dat in de toekomst breeder of langer gebouwd wordt, veranderingen te maken. Neen, ik kom alleen hier maar voor op, omdat voor de gewone schepen de toestand vroeger beter was en daarna verslimmerd is geworden. De heer Van der Zweep. Het komt mij voor dat de heer Eigeman zich zelf heeft weersproken als hij spreekt van een der grootste schepen daar het genoeg bekend is dat der Rijnschepen niet zoo buitengewoon lang zijn. Ook is het zeer toevallig dat, toen wij in de vorige vergadering over ditzelfde onderwerp bezig waren, juist een groot schip met kolen voor de fabriek van den heer Van Hartrop aan het lo3sen was. Ik zie er dan ook volstrekt geene reden voor, dat men de halve stad verniele ten believe van de firma Van llartrop. De heer De Laat de Kanter. Een enkel woord nog, mijnheer de Voorzitter. De heer Eigeman zegt, dat ik den adressanten het recht betwist om aan enkele leden van den Raad brieven te schrijven; het denkbeeld is niet bij mij opgekomen. Mijnentwege mogen die heeren aan de geheele wereld brieven schrijven maar ik heb alleen tegengesproken dat bun laatste brief dienen zoude om meer licht in de zaak te geven en beweer dat die alleen dienen kan om degenen die niet goed op de hoogte der zaak zijn op een dwaalspoor te leiden. Overigens is de handelwijze van die heeren zeker ongewoon, en naar mijn inzien niet zeer verstandig bovendien. Wat het tweede punt betreftdoor den heer Eigeman besprokende heer Van der Zweep heeft daarop reeds geantwoord; ik heb er alleen bij te voegen dat bezwaarlijk op krachtiger wijze de bewering van ons geacht medelid Hartevelt bevestigd kon wordendie in de zitting van 25 October zeide dat wij hier niet stonden voor een algemeen, maar voor het bijzonder belang van ééne firma. In omvraag gebracht, wordt het voorstel van Burg. en Weth.om op het adres afwijzend te beschikken, aangenomen met 18 stemmen tegen I (die van den heer Eigeman). De Voorzitter. Hiermede zijn de onderwerpen aan de orde van den dag gesteldafgeloopen. Zoo niemand meer het woord vraagtverander ik de openbare zitting in eene vergadering met gesloten deuren. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 4