81
N°. 269. Leiden, 14 November 1877.
De Commissie van Finanoiën heeft geen bezwaar tegen nevensgaande
voordracht van Burgemeester en Wethouders, om het kapitaal der gemeente
in de Bank van Leeniug met 10000 te vermeerderen en dat bedrag
te vinden door verkoop van Inschrijving op het Grootboek.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N#. 258. Leiden8 November 1877.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen de
door tusschenkomst van HH. Curatoren der Hoogeschool met Z. E. den
Minister van Binnenlandsche Zaken gevoerde correspondentie over de rege
ling van de bijdrage der gemeente voor de verpleging der zieke stadsarmen
in het Academisch Ziekenhuis, overeenkomstig art. 5 van het betrekkelijk
contract opgenomen in het Staatsblad n°. 63 van 1867.
Vermits, zooals uit de stukken blijkt, men in deze tot geene overeen
stemming is kunnen geraken, zoo zal, onzes inziens, krachtens de laatste
alinea van het aangehaald artikel van het contract luidende: «Na vijfjaren
en telkens na verloop van gelijken termijn wordt het bedrag der verpleeg-
kosten op nieuw geregeld in der minnedes noodig door arbiters", de
regeling moeten geschieden door arbiters.
Tenzij Uwe Vergadering alzoo genoegen mocht willen nemen met het
voorstel der Regeering stellen wij U voor te besluiten dat aan het oordeel
van arbiters zal worden onderworpen de vraag of de bedoelde bijdrage be
hoort te worden vastgesteld op ƒ0.75 dan wel op 0.50 per dag en per
persoon en ons College te machtigen om de benoeming van de arbiters en
hetgeen daarbij behoort in overleg met den Minister van Binnenlandsche
Zaken te regelen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
v Leiden, 2 Juli 1877.
Volgens art. 5 van het contract met Uw College, betredende de stichting
van het Academisch Ziekenhuis, dd. 30 November 1866 (Staatsblad n". 63
van 1867), moet telkens na vijf jaar op nieuw geregeld worden de bijdrage
welke Uwe gemeente aan het Rijk verschuldigd is voor de verpleging in
dat gesticht van de zieke stadsarmen en van de op Uw verzoek voor
rekening van andere gemeenten tijdelijk geplaatste zieke armen.
Het ziekenhuis werd in Januarij 1873 opengesteld. De vijfjarige termijn
gedurende welken de bedoelde bijdrage, volgens gemeld artikel, op 50 ets.
per persoon daags werd gesteldmoet alzoo gerekend worden met het einde
dezes jaars af te loopen.
Voor eene nieuwe regeling der bijdrage, gedurende het vijfjarig tijdvak
18781882, hebben wij met den Minister van Binnenlandsche Zaken
gecorrespondeerd. Wij stelden voor ons te machtigen met Uw bestuur in
overleg te treden over het opmaken van een behoudens bekrachtiging door
de wetgevende macht te sluiten nieuw contractwaarbij de bijdrage zou
worden bepaald op 75 ets. per persoon daags; en zulks op grond der
overwegingendat het gemiddeld bedrag der verpleegkosten in het ziekenhuis
f 2.OI4. Per persoon daags bedraagt, zonder bij de berekening daarvan in
aanmerking te nemen de kosten van stichting en onderhoud der gebouwen
noch die van de inrichting van het ziekenhuis; dat alzoo eene bijdrage
van 7 5 ets. daags van een zieken stadsarme nog laag moet geacht worden
maar dat een hooger cijfer ons niet billijk zou voorkomenmet het oog
op den kosteloozen afstand door de gemeente van het terrein voor het
ziekenhuisop hare bijdrage van f 125000 in de stichtingskosten en op
het nut dat het ouderwijs trekt uit de verpleging van de zieken uit Leiden.
Blijkens den in afschrift hierbij gevoegden brief des Ministers, kan Zijne
Excell. zich met dat voorstel niet vereenigenvan oordeel zijnde dat de
bijdrage zou moeten bepaald worden op minstens 1 per persoon daags.
Wij hebben alsnu de eer U te verzoeken de zaak te overwegenen
voor het geval Uw College in het bepalen der bijdrage op t mocht
kunnen bewilligenalsdan daartoe èene voordracht aan den Raad te doen
en ons casn quo het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde besluit van
den Raad te doen toekomen.
Curatoren der Hoogeschool te Leiden
Vrolik, President.
W. G. De Brvyn Kops, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Afschrift.
N°. 46Afd. VI. Onderwijs.
Berigt op schrijven van 15 Junij 1877,
N#. 26/238betredende bijdrage
van Leiden in de verplegings-
kosten der zieke stadsarmen.
's Gravenhage, 23 Junij 1877.
Voegt men bij het gemiddeld bedrag der verpleegkosten ad f 2.0ly
per dagde renten der kosten van stichting en onderhoud der gebouwen
alsmede die van aanschaffing en onderhoud van meubilair, liggingstukken,
huisraad enz., dan is ook al neemt men daarbij in aanmerking, dat de
gemeente Leiden, behalve het terrein, ƒ125000 in de stichting van het
Academisch Ziekenhuis bijdroeg zelfs de door u voorgestelde prijs van
75 cents per persoon en per verpleegdag veel te gering.
Eene bijdrage van 1 per persoon en per dag ware m. i. slechts eene
zeer matige vergoeding van hetgeen door het Rijk wordt verstrekten de
bepaling van zulk een gering bedrag zou, naar het mij voorkomt, alleen
kunnen worden gewettigd door het belang, dat het geneeskundig onderwijs
heeft bij een voldoend aantal patiënten.
Ik magtig u, in dien zin met het gemeentebestuur van Leiden te onder
handelen.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Get. Heemskerk.
Voor eensluidend Afschrift
De Secretaris van Curatoren der Hoogeschool te Leiden
W. G. De Brdyn Kops.
Aan Heeren Curatoren der Hoogeschool te Leiden.
INO. STUKXJtN 1877.
Leiden; 21 Juli 1877.
Na kennisneming van Uwe missive van 2 Juli jl.n°. 13/268, hebben
wij het voorstel van ZE. den Minister van Binnenlandsche Zaken, aan
gaande de bijdrage der gemeente voor de verpleging van de zieke stads
armen in het Academisch Ziekenhuis, in ernstige overweging genomen. Het
is ons voorgekomen dat voor de berekening dier bijdrage niet in aanmer
king mogen worden genomen de verpleegkostenen de kosten van stich
ting en onderhoud der gebouwen. Het gaat toch niet aan de gemeente te
laten deelen in de kostenilie het Rijk in het belang van het onderwijs op
zich neemtal mogen dan ook de Leidsche behoeftigen door de uitnemende
verpleging in het Academisch Ziekenhuis belangrijk worden gebaat. Naar
onze overtuiging kan de thans betaald wordende bijdrage van 0-50 per
dag en per hoofd ruim voldoende worden geacht. ["Gemiddeld wordt onge
veer ƒ3000 per jaar aan het Rijk ter zake voldaan; voegt men daarbij
de ƒ125.000 door de gemeente in der tijd ten behoeve van het Zieken
huis verstrekt, en brengt men daarbij in rekening de aanzienlijke waarde van
den door de gemeente afgestanen grondbij uitnemendheid geschikt voor bouw
terrein die minstens op ƒ25000 mag worden geschat, dan moet eene jaar-
lijksch renteverlies van 7500 gevoegd worden bij de jaarlijksche bijdrage
van gemiddeld ƒ3000, en wordt deze alzoo meer dan verdriedubbeld.
Neemt men bovendien in aanmerking dat vóór de oprichting van het
Academisch Ziekenhuis, door de gemeente voor de verpleging in het voor
malig Caecilia-Gasthuis slechts werd betaald ƒ0.30 per dag en per hoofd,
dan blijkt het ten duidelijkste dat de kosten van de gemeente voor de ver
pleging der zieke stadsarmensedert de in gebruikstelling van het Acade
misch Ziekenhuis aanmerkelijk zijn gestegen, en dat thans door de ge
meente bij de voldoening van 0.50 verpleegkosten voor eiken zieke en het
renteverlies bovenbedoeld, eene niet onbelangrijke som wordt bijgedragen,
in het belang van het Academisch onderwijs. Al naarmate het aantal
zieke stadsarmen grooter is, worden de financieels lasten der gemeente ver
zwaard maar wordt tevens het Academisch onderwijs vergemakkelijkt en
daardoor belangrijk bevorderXj Hoezeer wij nu ten volle overtuigd zijn dat
de bloei van dat onderwijs ook voor de gemeente van het uiterste gewicht
is, door haar trouwens steeds ten zeerste op prijs gesteld, zoo mag zulks toch
geene aanleiding geven, om de kosten voor een belangrijk deel ten laste
te brengen van de gemeente, hetgeen het geval zoude wezen wanneer de
bijdrage mocht worden verhoogd.
Wij vertrouwen dat alle deze overwegingen de regeering tot de overtui
ging zullen leidendat er allerminst termen bestaan voor eene verhooging
en dat de billijkheid medebrengt-, dat in den bestaanden toestand geene
verandering worde gebraeht ten nadeele van de gemeentelijke financiën.
Burgmeester en Wethouders van Leiden
(get.) V. d. Brandeler, Burg.
(get.) E. Kist, Secretaris.
Aan Curatoren der Hoogeschool te Leiden.
Leiden, 7 September 1877.
Den inhoud Uwer missive van 21 Juli 11., n°. 595, betrefiende het
bedrag der verpleegkosten van zieke stadsarmen in het Academisch Zie
kenhuis, hebben wij ter kennis gebracht van den Minister van Binuen-
landsche Zaken.
Wij hebben daarbij doen uitkomen het belang, dat het Academisch on
derwijs ook in ons oog heeft bij een genoegzaam aantal verpleegden en er
opgewezen dat er wel eenige kans bestond dat van de zijde der gemeente,
bij verdubbeling dier kostenalle pogingen zouden worden in het werk
gesteld om, ter besparing van aanzienlijke uitgaven, de opname van zieke
stads armen in het Academisch Ziekenhuis zooveel mogelijk te beperken.
Hoezeer nu dit bezwaar bij den Minister minder woog, daar Zijne Ex
cellentie zich niet konde voorstellen dat de gemeente, in de verhooging
der verpleegkosten tot 1 daags per persoonaanleiding zoude kunnen
vinden om de verpleging aan huis te bevorderen, wilde Zijne Excellentie
toch niet langer op den eisch van 1 aandringen en zagen wij ons der
halve gemachtigd om met u voor eene bijdrage van f 0.75 per persoon en
per verpleegdag overeen te komen.
Het zal ons aangenaam zijn te mogen vernemen of het Gemeentebestuur
zich met dit nader voorstel van den minister kan vereenigen.
Curatoren der Hoogeschool te Leiden
L. A. J. W. Sloet 1#. President.
V. d. Brandeler, 1°. Secretaris.
Aan HH. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Leiden, 18 September 1877.
Met genoegen mochten wij uit Uwe missive van 7 September jl. n°. 368
ontwaren dat Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandsche Zaken, wat
de bijdrage voor de verpleging van de zieke stadsarmen in het Academisch
Ziekenhuis betreftop den eisch van 1 per dag en per hoofd niet langer
wenscht aan te dringen maar over eene bijdrage van 0.75 wil overeenkomen.
'Intusschen zijn wij zoo zeer overtuigd dat de grondslag van berekening
ook" van laatstgenoemd bedrag als minder juist moet worden beschouwddat
wij ons verplicht achten om nogmaals eene poging te wagendat het tegen
woordig bedrag van ƒ0.50 worde gehandhaafd of althans niet worde ver
hoogd.
Reeds in ons schrijven van 21 Juli jl. n#. 595, merkten wij op dat de
verpleegkosten en de kosten van stichting en onderhoud der gebouwen niet
wel in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de bij-
drage door deze gemeente te voldoen omdat de geheele inrichting van het
Ziekenhuis heeft plaats gehad met het oog op en in het belang van het
Academisch onderwijs, waarmede alzoo het belang van de gemeente wat
aangaat de verpleging van de stads zieke armen als zoodanig niet is betrok
kenen moesten de bovenbedoelde kosten, die het Rijk zich in het belang
van dat onderwijs getroost, in deze als maatstaf worden aaugenomendan
zoude ook zelfs eene bijdrage van ƒ1, zoo als, onzes inziens, Zijne Excel
lentie te recht opmerkt, nog niet voldoende kunnen worden geacht.
Wij zijn en blijven evenwel van oordeel dat in geenen deele op de uit-
gaven ter zake van het Ziekenhuis ten laste van het Rijk komende moet
worden gelet en dat zulks ook bij het voorstel om de bijdrage op 0.75
vast te stellen nog te zeer is uit het oog verloren.^