80 N°. 25A. Leiden, 12 November 1877. Naar aanleiding van het raadsbesluit van 25 October jl. is door de Commissie van Fabricage een nader rapport uitgebracht aangaande het ver zoekschrift van Van Hartrop en Zoon c. s.betrekkelijk liet vaarwater langs de Beestenmarkt, welk rapport hiernevens wordt overgelegd en met den inhoud waarvan wij ons vereenigen. Naar het ons voorkomt, bestaan er in geenen deele termen om aan het verlangen van adressanten te voldoenen daardoor de gemeentekas met eene niet onbelangrijke uitgave te bezwaren in aanmerking nemende het geringe belang, hetwelk bij eene verruiming van liet vaarwater langs de Beestenmarkt is betrokken en de daaraan ver bonden bezwaren. Het schijnt verder niet overbodig op te merken, dat de schepen, die wegens hare lengte bij de Turfraarktsbrug niet kunnen wenden tevens te breed zijn om de Janvossenbrug te passeerenzoodat eene ver ruiming van het vaarwater aan de Beestenmarkt toch tot geen praktisch resultaat zoude kunnen leiden. Onder referte aan de betrekkelijke stukken, geven wij U alzoo in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 31 October 1877. Bij het aan raadsleden gezonden bezwaarschrift van de firma Van Hartrop en Zoon wordt op den voorgrond als hoofdbezwaar gesteld, het vervangen der ophaalbrugtusschen hel Kort llapenburg en de Paardensteegdoor eene vaste brug. Bij haar rapport van den 22 Januari 1862, heeft de Commissie van Fabricage daaromtrent het volgende opgemerkt 'De Borstelbrug is eerst krachtens besluit van 27 December 1667 een dubbelde houten valbrug geworden, omdat het steenen welfsel of verwulft over het groote gatwegens hare hoogte en steilte in het op- en afrijden zeer ougemakkelijk en gevaarlijk was. Zij was vroeger bij besluit van 23 Juni 1564 voor de doorvaart meer dienstig gemaakt, ten gerieve van de schepen geladen met steen kalk enz." #In de laatste jaren is die doorvaart zeer afgenomen, en bepaalt zich de noodzakelijkheid tot het ophalen der brug tot zeer zeldzame gevallen. Trouwens de vaart langs het Papenburg naar den Vliet, of langs den Ouden Singel naar de Zijl, stelt eene voldoende gemeenschap met het Galgewater, daar, om het bezwaar tegen eene vaste Borstelbrug van geringe beteekenis te doen achten. Er bestaat groot vermoedendat zoo de belanghebbenden worden opgeroepenom zich daaromtrent te verklarende redenen van bezwaar weinig en onbeduidend zouden zijn." Het is opmerkelijk, dat zich in 1862 geene stemmen van belanghebben den tegen die verandering hebben doen hoorendewijl toch de branderij en zeepziederij van de firma Hopman en de bergplaatsen van den steen kolenhandelaar A. Koper konden geacht worden, daarbij betrokken te zijn. De firma Van Hartrop en Zoon had destijds geene stoomfabriek aan het Galgewater gelegen. 'Maar", zoo vervolgt het rapport, 'er zijn des te meer gronden in het voordeel van dat plan aan te voeren. Sedert den aanleg van een spoorweg is de passage op dit punt zoo belangrijk toegenomendat in het algemeen belang, daar ter plaatse de meest mogelijke ruimte en zoo gering mogelijke stremming noodzakelijk wordt geacht. Een vaste brug verdient reeds daar door de voorkeur, omdat zij steviger, minder kostbaar enwellicht ook voor dezelfde kosten, meer sierlijk kan worden aangelegd. Al wat vereischt wordt tot het behoorlijk draaien en wenden van de brug is onnoodig bij het leggen eener brug, die slechts ten doel heeft de beide oevers duurzaam aan elkander te verbinden. Er komt bijdat des te meer gelegenheid be staat om de brug te verbreedenwaardoor de passage voor rijtuigen en voetgangers verschillend en afgedeeld, des te gemakkelijker wordt gemaakt juist op dat gedeelte der stad, dat zoo levendig en druk kan zijn, vooral bij feestelijke gelegenheden kermissen enz." Sedert 1862 is de scheepvaart langs den Ouden Singel naar de Haven zóó verbeterd, dat de schepen, die vroeger te breed waren om langs den Ouden Bijn het Galgcwater te bereikendaartoe thans tot aan de Bees tenmarkt kunnen doorvarenzooals blijkt uit het aantal stoombooten, die aldaar kunnen lossen en laden hetgeen vroeger niet kon geschiedenomdat de doorvaartwijdte van de bruggen over den Ouden Singel zulks niet ge doogde en thans nog die der bruggen over den Ouden Kijn niet veroor- looit om van du Haven langs dien weg du Borstelbrug te bereiken. De firma Van Hartrop Zn. en andere requestranten hebben eerst na 1862 dit belang verkregen, waarin zij nu van gemeentewege voorziening vragen. Met dien eisch kunnen op dezelfde gronden de fabrikanten J. J. Krantz Zn. en P. Clos Leembruggen voor hunne fabrieken op de Langegracht, de fabrikanten Vervoort Van Cranenburgh en Beuth C'. komen voor hunne fabrieken aan het Rapenburg en de Leidsche Sajetfabriek aan de Binnenvestgrucht en de firma Gebroeders Parmentier op de gedempte Korte Langegracht van het gemeentebestuur opheffing van bestaande belem meringen vragen. Het lossen van steenkolen uit grootere Rijnschepen dan van 35 a 40 meters lengtezonder vletten is niet eene zaak van algemeen maar van bijzonder belang. Die eene fabriek sticht of eene bergplaats voor steenkolen inricht, moet te rade gaan met de plaatselijke gesteldheid, en het gemeentebestuur van Leiden tracht zooveel mogelijk daaraan te hulp te komenmaar kan niet geacht worden verplicht te zijn de gemeentekas voor bijzondere belangen beschikbaar te stellen, al toont het zich bereid aan de nijverheid en den handel de hand te reiken. Het zal voldoende zijn, om te herinneren aan de kosten, die gemaakt zijn om steenkolen die langs den spoorweg naar Leiden worden vervoerd te water door de nieuwe ophaalbrug aan de Morschpoort in de fabrieken en bergplaatsen tc verkrijgen en op de gelegenheid die langs den aan te leggen spoorweg van LeidenWoerden geopend zal worden om rechtstreeks steenkolenvrachten te vervoeren en door de nieuwe haven en het Galgewater binnen de gemeente te kunnen opslaan. De Commissie van Fabricage vindt derhalve geene vrijheid de bezwaren ter zijde te stellen die aan het versmallen der Beestenmarkt verbonden zijn om de vaart door de Turfmarktsbrug gemakkelijk te maken, waarvan de kosten ook niet van beteekenis zouden verminderen indien die versmalling in plaats van vijf slechts vier meters werdmaar acht bovendien het beweren der firma Van Hartrop Zn. ongegrond »dat de hoofdvaart, door Leiden naar Katwijkzoo goed als gesloten werd toen de Borstelbrug werd vervangen door eene vasto lage brug." Immers de doorvaartwijdte der bruggen van de Haven naar de Borstelbrug is als volgt: Heerengrachtsbrug 7 meters, Bakkersteegsbrug 6.02 m.Kerksteegsbrug 6.05 m.Donkersteegsbrug 5.96 ra., Vrouwenstcegsbrug 6 m.Borstelbrug 6.40 ra., terwijl die over den Ouden Singel bedragen: Turfmarktsbrug 7.10 m.Oude Marepoortsbrug 7.33 m.Janvossensteegsbrug 6.35 m., Pauw- brug 7.65 in., Haven brug 7 05 m. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. v N#. 266. Leiden, 15 November 1877. Tengevolge van de vele branden, die in den loop van dit jaar hebben plaats gehad, zal de post: 'Belooningen en premiën aan brandspuitlieden en beambten," voor het dienstjaar 1877 niet toereikend wezen. Bij het opmaken der begrooting is slechts gerekend op 2 branden ieder van 5 uur, terwijl er tot heden reeds vijf hebben plaats gehaddie minstens van zoo langen duur zijn geweest en een zevental, die van minder beteekenis waren daarenboven werden de voor oefening der manschappen en beproeving der brandspuiten toegestane gelden voor dat doel geheel besteed. Dientengevolge nemen wij de vrijheid U te verzoeken eene som van 1200 nog op dien post beschikbaar te willen stellenvermeerderd met 300ten einde in bet belang der brandblussching in deze gemeente de opperbrandmeesters brandmeesters en hunne adjuncten in de gelegenheid te stellen onder ge leide van den directeur en den adjunct directeur van het brandwezende Amsterdamsche brandweerinriebting van nabij in oogenschouw te nemen zooals in het rapport van den Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage, hetwelk hierbij wordt overgelegd, wordt voorgesteld. Wij hebben derhalve de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden, een staat van af- en overschrijving, strekkende tot verhooging van art. 7: 'Be looning en premiën aan brandspuitlieden en beambten," met f 1500 te vinden door afschrijving van het art: Onvoorziene Uitgaven, terwijl wij ons voornemen in eene volgende vergadering een voorstel te doen tot ver hooging van enkele andere posten der begrootingwaarvan bet uitgetrokken bedrag niet toereikend blijkt te zijn. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 10 November 1877. In het belang der brandblussching hier ter stede, acht ik het noodig het personeel der brandmeesters in de gelegenheid te stellen om door een be zoek aan de hoofdstad bet aldaar bestaande brandwezen iri zijne samenstelling en werking te leeren kennen. Wat aldaar bestaat en geschiedt kan ook zonder dat alles op dezelfde wijze wordt ingericht, van nut en invloed zijn op de hier bestaande brandweer. Uit dien hoofde neem ik de vrijheid voor te dragen om eene som van f 300 beschikbaar te stellen, ten einde in twee afdeelingen aan de opperbrandmeesters, brandmeesters en hunne adjuncten, onder geleide van den directeur en van den adjunct-directeur van het brand wezen die een beredeneerd verslag geven van elke reis afzonderlijkhet bezoeken van de Amsterdamsche brandweer gemakkelijk te makennadat het voornemen daartoe aan den heer Burgemeester der hoofdstad is mede gedeeld. Aan HH. Burgemeester De Wethouder Voorzitter der Commissie en Wethouders. van Fabricage, enz. Leiden, 17 November 1877. De Commissie van Financiën beeft geene bedenkingen tegen de verhoo ging van den post: Belooning en premiën van de brandspuitlieden en be ambten met eene som van f 1200 en stelt U voor den bij het rapport van Burgemeester en Wethouders overgelegden staat van af- en overschrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2