109 Nos. 177 en 178 worden aldus goedgekeurd: Schadevergoeding aan den huurder ran het land in den Marendijkschen polder onder Oegstgeest Nihil; Deelneming in de gcldleening van de gemeente Katwijk, ten behoeve van den aanleg van een kanaal naar Katwijk aan Zee. Nihil. Hoofdstuk X wordt aangenomen met algemeene stemmen. Hoofdstuk XI. Onvoorziene uitgaven. No. 179. Onvoorziene uitgaven 6627.40^-, verhoogd met de som van 2300, wordt aangehouden. De verdere behandeling van de begrooting wordt bepaald op Haandag 29 October's namiddags ten 2 uren. De zitting wordt gesloten. Zitting van Maandag 39 October 1977, geopend 't namiddag» te ttoee uren. Voorzitterde heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1». Voorwaarden van verhuring van weiland in den Boschhuizerpolder enz. (233) 2®. Voortzetting van de behandeling der gemeente-begrooting voor 1878. Tegenwoordig: de heeren Bijleveld, Verster, Du Bieu, Dercksen, Van der Lith, Driessen, Van Wensen, De Fremery, Hartevelt, De Laat de KanterSuringarVan der ZweepVan Hettinga TrompWilhelmy Damsté, Eigeman, Librecht LezwijnVan ItersonJuta en Van den Brandeler. De heeren Coek en Le Poole gaven kennis verhinderd te zijn de ver gadering bij te wonen. De Voorzitter deelt mede dat ingekomen is een brief van den heer Bijleveld. Deze brief is van den volgenden inhoud: #De ondergeteekende heeft de eer te berichtendat hij zijn ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad, en daarbij moet voegen het verzoek hem te willen ontslaan als lid van de Commissie van Bestuur van het Academisch Ziekenhuis alhier. Bij zijn aanstaand vertrek uit de gemeente, zal hij de aangenaamste herinneringen ook aan het samenzijn met zijn geachte medeleden in den Baad met zich nemen. Hij neemt de vrijheid zich in hun welwillend aan denken aan te bevelen, met de verzekering dat het steeds tot zijne beste wenschen zal beboorendat het aan de gemeente Leiden wel moge gaan. Leiden, 29 October 1877. K. Th. Bijleveld. Aan den Raad der Gemeente Leiden." Wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter. Het is het voornemen van Burg. en Weth., ter voor ziening in de thans bestaande twee vacatures voor het lidmaatschap van den Baad, de verkiezing te doen plaats hebben op 27 November a. s. De aanteekeningen van het verhandelde in de dag- en avond-zitting van Donderdag 25 October jl. worden gelezen en goedgekeurd. Door den Voorzitter wordt overgelegd: Verzoek van G. Tibboel en Zn., ter bekoming van gemeentegrond. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. Aan de orde is: I. Voorwaarden van verhuring van weiland in den Boschhuizerpolder enz. (Zie Ing. St. n®. 233.) De heer De Laat de Kanter. In de vorige vergadering is eene wijziging gebracht in art. 5 van de voorwaarden van verhuring van het bewcidenVan bet exercitieveld. Diezelfde wijziging zal in art. 3 dezer voorwaarden dienen te worden gebracht en ook daar worden gelezen'schoonhouden van het land van" enz. Met die wijziging worden de voorwaarden aangenomen met algemeene stemmen. II. Voortzetting van de behandeling der gemeente begrooting voor 1878. INKOMSTEN. Hoofdstuk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten. No. 1 wordt aldus goedgekeurd Batig slot der laatst vastgestelde rekening, voor zooverre daaraan niet reeds eene bepaalde bestemming is gegeven f 22584.40 j. s ëg Hoofdstuk I wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk II. Opbrengst van belastingen en heffingen. Afdeeling I. Opcenten op 's rij is belastingen. Nos. 2—4 worden aldus goedgekeurd: 40 opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen 22509; 10 opcenten op de hoofd- som der belasting op de ongebouwde eigendommen 63; 50 opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel 54525. Afdeeling II. Aandeel in 's rijks belastingen. No. 5 wordt aldus goedgekeurd: 4/5 gedeelten van de opbrengst der rijks belasting op het personeel in hoofdsom en opcenten f 104,687. Afdeeling III. Plaatselijke directe belastingen. Nos. 6 en 7 (plaatselijke directe belasting) worden aangehouden tot na de vaststelling der overige artikelen. Afdeeling IV. Heffingen voor het gebruik van openbare plaatsentoe gen werken en inrichtingen. ZlTTJKOVERSLAO 1677, Nos. 815 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van tollen op «le wegen 3674; Opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden ƒ2100; Opbrengst der wik-, weeg-, meet- en keur- loonen 1700; Opbrengst voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten en dergelijke openbare plaatsen ƒ7700; Opbrengst voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerkenbezittingen of inrichtingenen dat van door of van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten ƒ2500; Opbrengst wegens de begraafplaatsen Memorie; Leges en voordeelen der gemeentesecretarie en van den burgerlijken stand ƒ1200; Opbrengst van schoolgeld van de inrichting tot opleiding van Oost-Indische ambtenaren 2000. No. 16. Opbrengst van schoolgeld aan de Latijnsche school (hoogcr onderwijs) 4800. De Voorzitter. Dit artikel kan met ƒ200 worden verhoogd en dus gebracht op ƒ5000. De post wordt aldus goedgekeurd. No. 17. Opbrengst van schoolgeld (middelbaar onderwijs) 7500. De Voorzitter. Dit nommer kan met 420 worden verhoogd en dus gebracht op 7920. De post wordt aldus goedgekeurd. Nos.^lS20 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van schoolgeld (lager onderwijs) 30000; Opbrengst van schoolgelden (bewaarscholen) 1000; Ontvangsten wegens het bezichtigen van bet museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal f 350. Afdeeling V. Andere belastingen en heffingenniet begrepen onder eene der vier voorgaande afdeelingen. Nos. 21 en 22 worden aldus goedgekeurdBelasting op de honden 2200; IJkloon op de botervaten 1100. De eindbeslissing over Hoofdstuk II wordt aangehouden tot na de vast stelling van Nos. 6 en 7. Hoofdstuk III. Baten en opkomsten, spruitende uit gemeente- eigendommen EN BEZITTINGEN. No. 23. Huur van huizen en andere gebouwen 6500. De Voorzitter. Het contract den 3en Februari 1877 met Disse gesloten eindigt ultimo Janaari 1878. Hij heeft de huur opgezegd. De daarvoor uitgetrokken 200 moeten dus vervallen. De heer Van der Lith. Zal dat lokaal dan niet meer verhuurd worden P De Voorzitter. Disse zal het niet huren. Dit artikel wordt dus ge bracht op 6300. De post wordt aldus goedgekeurd. Nos. 24 en 25 worden aldus goedgekeurd: Huur of pacht van landen en landerijen 2063; Opbrengst van den houthak 100. No. 26. Benten van kapitalen 12950. De heer Hartevelt. Overeenkomstig het rapport der Commissie voor de Bank van Leening zal dit nommer met 1630 worden verhoogd. De heer De Fremery. Het komt mij voorzichtiger voor in de bestaande onzekerheid van de 10000 de renten voor een half jaar uit te trekken. Ik wensch gelijk voorstel te doen omtrent de renten van het kapitaal, dat aan de gasfabriek zal worden verstrekten deze dus voor ƒ400 in plaats van voor 800 uit te trekken. In het eerste halfjaar zullen wij de gelden toch niet noodig hebben. De heer Van Iterson. Moeten dan ook niet afgetrokken worden de renten, die dit kapitaal op het grootboek opbracht? Mij dunkt dat com penseert elkander. De heer De Fremery. Ja, de opmerking van den heer Van Iterson is juist. De heer Van Iterson. Daarom zou ik liever niets bepalen omtrent die ƒ16000. Wel omtrent de ƒ10000. Daarvan kunnen de renten uitgetrok ken worden voor een halfjaar. De heer Van der Lith. Die ƒ10000 is eene vermeerdering van kapi taal dat in den loop van het jaar vrij komt. Daarvan zou men dus gevoe gelijk een half jaar rente kunnen berekenen. Er zou dan 200 bijkomen behalve de straks genoemde ƒ1630. De heer Bijleveld. Moet niet hier worden uitgetrokken een bedrag als rente van het legaat van den heer Buzzi, voor zooverre dit is geïncasseerd? De Voorzitter. Er is nog niet beslist, of «lit legaat al dan niet onder een afzonderlijk beheer zal worden gebracht. Ik acht het daarom gevaar lijk nu reeds renten van dat legaat op de begrooting te brengen. De heer Bijleveld. Maar die renten moeten toch verantwoord worden? De Voorzitter. Zeker, maar de vraag is of de Baad ze op de ge- meentebegrooting wil plaatsen dan wel dat kapitaal brengen onder eene af zonderlijke administratie. Ik denk wel dat het eerste zal geschiedenmaar daaromtrent is nog niets beslist. De heer Dercksen. Zou het in elk geval niet beter zijn litt. c van art. 29 met dien post in te vullen dan dien bij art. 26 te brengen? De heer De Fremery. Ik zou roeenendat bet beter is eerst de beslis sing van den Baad af te wachten en dan bij suppletoire begrooting een voorstel omtrent dit kapitaal te doen. Om nu reeds de renten op deze begrooting te brengen, daarmede wordt de Baad, meen ik, te veel ge bonden. De heer Van der Lrrn. Dat kan ik nu juist niet goed inziendat de Baad zou worden gebonden. Wij komen later op de quaestie terug, wat er met het legaat zal moeten geschieden. Maar als het Werkhuis verbeterd moet worden, dan moet dit m. i. geschieden onafhankelijk van het legaat. Daartoe wil ik gaarne medewerken. Ik heb de eer voor te stellen de renten van dat legaat onder art. 26 n". 4 te berekenen. De heer De Fremery. Men kandunkt mijtoch geen hooger cijfer op de bcgrooting brengen dan werkelijk ontvangen is. Dc renten zouden dan berekend moeten worden niet van de geheele sommaar alleen van het gedeelte dat ontvangen is. De heer Van der Litii. Juist. En dan kunnen wij zien in hoever bij suppletoire begrooting later k,an worden bepaaldwat er ten behoeve van het Werkhuis zal geschieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1