101 De hèër Van dee Zweep. Dus willen Burg. en Weth. een soort spionnenstelsel inroeren P De heer Goddsmit. Als men deze personen zoo wenscht te noemen, zal ik mij niet bevreesd toonendoch liedendie te goeder trouw aan het bestuur inlichtingen gevennaar hun beste weten zou ik ongaarne spionnen noemen. In Amsterdam zijn 40 mannen als voorlichtende commissie benoemddie niet gaarne met den naam van spionnen zouden willen be stempeld worden. SpionneD zijn zijdie heimelijk en langs slinksche en bedekte wegen willen te weten komen, wat zij niet openlijk durven vragen. Maar controleurs zijn deskundigendie een burgerplicht vervullen. De heer Van der Zweep. Volgens uwe eerste redeneering weet men nietwie de personen zijn en wat ze onderzoeken. Ergo noem ik zo spionnen. De heer Dercksen. Heb ik ooit leeren inzien het onaangename en het hatelijke van de belastingdie wij nu zullen krijgendan heb ik dit kunnen nagaan uit hetgeen de heer Goudsmit zeide in verband met de harde, maar goed gekozen woorden van den heer Van der Zweep. Wij zullen dus, indien ik het goed begrijp, eene instelling in het leven zien roepenbestaande uit eenige ingezetenendie zich onder den naam van controleurs bezig zullen houden met het te weten komen van het vermogen hunner medeburgers. Van schatters toch schijnt bij de bepaling van het vermogen geen sprake te zijn. Die ingezetenenvan wie men inlichtingen verwacht, zullen zijn of de zoodanigen die slechts kunnen gissen, niet wetenof die wel wetenmaar niet mogen mededeelen wat zij weten. Ze zullen het voorrecht hebben bij hunne medeburgers onbekend te zijn. Ik, echter, zou het zeer wenschelijk achten dat, wordt die instelling in het leven geroependie personen wel aangewezen en algemeen bekend worden want ieder, behalve de dusgenaamde controleurs, zal er prijs op stellen te doen wetendat hij er niet toe behoort. Wat het blijk van vertrouwen omtrent de uitgetrokken 1200 betreft, niemand meer dan ik zou dat aan Burg. en Weth. willen geven maar wanneer dat blijk van vertrouwen tegelijk in zich sluit eene consecratie van een stelsel, dat ik weet niet aan welken revolutionair-terroristischen toestand ontleend is, dan zal ik niet terugdeinzen voor den schijn van wantrouwen door dezen post af te stemmen. De heer Cock. Ik wensch niet verder over deze zaak te spreken en stel voor den post te verminderen met 1200enkel ter wille van de principieele bezwaren daartegen geopperd. Slechts dit nog. Ik heb tot mijn genoegen gehoorddat de heer Goudsmit het in beginsel met mij eens is. Hij vreest echter niet, dat de verantwoordelijkheid van Burg. en Weth. langzamerhand door die schatters zal gedekt worden. Ik koester die vrees wel degelijkmet het oog op de menschelijke zwakheiddie ieder onzer, niet het minst mij, aankleeft. Ik ben beducht dat die zwakheid ten gevolge zal hebben, dat, bij zulk eene moeielijke decisie als die over het fortuin van iedereenhet eind zal zijn dat men zich zal verschuilen achter die oontroleurs-expertsdie terecht spionnen genoemd kunnen worden. De heer De Laat de Kanteb. Mijnheer de Voorzitter 1 De sprekers, die dezen post bestreden hebben laten zich zoozeer beheerschen door hunne ingenomenheid tegen de inkomsten-belasting, in de vorige zitting vastgesteld, dat zij geheel over het hoofd zien het doel, waarmede die inlichtingen zullen gevraagd worden. Die inlichtingen zullen gevraagd wor den om zooveel mogelijk tot eene juiste kennis van het inkomen der belastingschuldigen te geraken en dus evenzeer in bun belangals in dat der gemeentekas. Het is Burg. en Weth.nadat eenmaal het be dragdat geheven moet worden, is vastgesteld, vrij onverschillig waar dat bedrag vandaan komt. Maar om eene behoorlijke uitvoering aan de ver ordening te kunnen gevenwaardoor men de belastingschuldigen niet meer of minder laat betalen dan waartoe zij verplicht zijn, hebben Burg. en Weth. voorlichting noodig. Er is dus zeker geene aanleiding om degenen die ook in het belang der ingezetenen medewerken om te voorkomen dat te hooge aanslagen worden geheven, spionnen te noemen. De heer Van Hettinga Tromp. Er is gesprokendat men de hoe grootheid van het inkomen alleen uit de vertering kan afleiden. Men vergete echter nietdat er vermogens zijndie bekend zijn of kunnen bekend zijn aan het publiek. Als dit uit vaste goederen bestaat, kan men door het kadaster ze leeren kennen en nagaan of zij met lasten zijn be zwaard. Ten opzichte van zoodanig publiek vermogen vind ikdat de hulp van anderen ter bepaling der waarde volstrekt niet ondienstbaar kan zijn. Men behoeft niet uitsluitend op de vertering af te gaan als het kan blijken wat iemand bezit. De heer Le Poole. Niet omdat ik zoo sterk ben ingenomen tegen de inkomstenbelasting, zooals daar straks werd aangevoerd, maar om het be ginsel zelf ben ik tegen die aanstelling van acht schatters. Ik beschouw het voorstel om de schatters te behouden als een gevolg van het stelsel, waarmede in 1870 gebroken werd. Toen wenscbte de Raad eigen aangifte en ambtshalve aanslag, maar omdat Burg. en Weth. tegen het laatste opzagen, wilden zij bovendien schatting naar de huurwaarde. In 1870 is voornoemd stelsel, op mijn voorstel, met 19 tegen 4 stemmen verworpen. Ik ben er dus tegen om nog iets van het toen algemeen afgekeurde weer in te voeren. De heer Goudsmit. Ik wensch alleen aan den heer Tromp te doen opmerken dat, wanneer het al waar is dat vele vermogens publiek zijnhet toch niet is te vergen van Burg. en Weth. om zich in persoon te voet ol per rijtuigte begeven naar het kantoor der hypotheken ten einde na te gaan hoevele hypotheken hier en daar gevestigd zijn. Zij zullen daarvoor toch wel altijd bezoldigde beambten moeten bezigen. De heer Van Hettinga Tromp. Ik ben ook voor de zaakdaarom heb ik den post verdedigd. De heer Cock. Ik zou als het mij vergund is ten derden maal het woord te voeren wel willen vragenwaarvoor wij dan die twee ambte naren op de rekenkamer hebben. Als ik verder het betoog van den heer Tromp nagadan komt het mij voordat hij wel wat te veel plaats inruimt aan den grondeigendom als onderdeel der fortuinen. Bovendienkent men den grondeigendom van iemanddan kent men nog meestal slechts een gedeelte van zijn fortuin. Wil men intusschen onderzoek naar den grond eigendom doen, men schafte zich de kohieren van de grondbelasting aan. Zitting verslag 1877. Die zijn ook publiek en stellig verkrijgbaar. Ik heb niets geen bezwaar om daarvoor geld uit te geven, maar om schatters, controleurs of, gelijk een ander lid ze genoemd heeft met een naamdien ik ten tweeden male niet wil herhalenaan te stellendaarvoor wil ik geen geld geven. De Voorzitter. De heer Cock wenscht dus de 1200 voor de schat ters te doen vervallen? De heer Hartevelt. Eigenlijk zou dan het voorstel moeten luiden otn den post met 1326 te verminderen, want er staat nog 125 uitgetrokken voor kleine uitgaven. De heer Cook. Die f 125 voor kleine uitgaven wil ik wel toestaan. Het is mij alleen te doen om het beginsel. In stemming gebrachtwordt het voorstel van den heer Cock verworpen met 14 tegen 6 stemmen. Voor stemden: de heeren Van der Zweep, Cock, Dercksen, Bijleveld Verster en Le Poole, terwijl de heer Du Rieu zich van stemming onthield, daar hij de discussiën niet had bijgewoond. Art. 109, hierop in stemming gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 5 stemmen. Tegenstemden: de heeren CockDercksen, Bijleveld, Verster en Le Poole. Art. 110 wordt aldus goedgekeurd: Vergoeding aan het Rijk van 2J ten honderd van het onzuiver bedrag der opcenten ten behoeve der gemeente geheven op de grondbelasting en op de personeele belasting ƒ1950. Hoofdstuk IV wordt aangenomen met 17 tegen 4 stemmen. Tegen stemden: de heeren Cock, Derksen, Verster en Le Poole. Hoofdstuk V. Kosten van de openbare veiligheid en van de brandweer. Art. 111 wordt aldus goedgekeurd: Jaarwedden van de commissarissen van politie ƒ3400. Art. 112. Belooning van de inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters ƒ27400. De heer Verster. Behooren bij dit artikel niet in behandeling te komen de verzoeken om verhooging van traktement der agenten van politie? De Voorzitter. Een voorstel is daartoe niet gedaan. De agenten Sde klasse hebben alleen een adres ingediend om verhooging van jaarwedde. De heer Van Iterson. Ik ben wel geneigd, mijnheer de VoorzitterI in dien zin een voorstel te doen. Het komt mij voor dat een traktement van fè 's weeks voor een politie-agent te laag is. Ik wensch daarom voor te stellen de traktementen van de agenten 3de klasse met ƒ50 voor ieder te verboogen. De heer Dercksen. Ik wensch zeer het denkbeeld van den heer Van Iterson te ondersteunen. Het draagt altijd mijne sympathie weg, trakte menten te verhoogen van personen die veel te doen hebben voor weinig geld. De heer Bijleveld. Ook ik ondersteun het voorstel van den heer Van Iterson. De Voorzitter. De heeren hebben gezien wat Burg. en Weth. in de memorie van antwoord omtrent deze zaak hebben aangevoerd. Verleden jaar heeft pas een verhooging van de traktementen der agenten 3de klasse plaats gehad. Burg. en Wetb. meenden dat het dus wenschelijk was eene nieuwe verhooging tot een volgend jaar uit te stellen. De heer Van Iterson. Het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter 1 datals gij denkt dat een volgend jaar het verzoek vatbaar zal zijn voor inwilliging, er volkomen dezelfde termen bestaan om nu reeds die verhooging toe te kennen. Indien de agenten 3de klasse het volgend jaar iets meer zullen noodig hebben om in redelijke behoeften te voorziendan hebben zij zeer zeker nu dat zelfde ook noodig. Mijn voorstel strekt dan ook geenszins daartoe om aan die agenten een verhooging toe te kennen bij wijze van premie voor goed gedrag of bijzonderen ijver, maar mijn voorstel is voortgekomen uit de overtuiging, die ik koester, dat het tegenwoordig loon te gering is voor mannendie zulk een zwaren arbeid hebben te verrichten om er met hunne vrouwen (ik spreek nu nog niet eens van een huisgezin met kinderen) van te kunnen leven. Als de huishuur betaald is, blijft er voor voeding, kleeding, vuur, licht enz. nauwelijks 1.daags over. Dat is in den tegenwoordigen tijd niet voldoende voor twee personen om van te leven. De heer Goudsmit. De heer Van Iterson heeft volkomen mijne meening uitgedrukt. Als Burg. en Weth., het principe toegevende, de uitvoering een jaar wenschen uit te stellen, zoo denk ik onwillekeurig aan zeker iemand, die een armen drommel troost poogde te verschaften door te zeggen»God zal u wel helpen", doch het antwoord ontving: «/maar wie zal helpen, zoolang God nog niet geholpen heeft"? Het is zeer gemakkelijk de verhooging een jHar uit te stellenmaar in dit jaar moeten die agenten toch ook leven en zich voeden. Bovendien ben ik er steeds voorde belooningen van de agenten van politie in het algemeen niet te laag te stellen. Als hun een traktement verstrekt wordt, waarvan zij niet kunnen leven, zoo geeft dat al licht aanleiding tot kwade praktijken. Wat men dus aan den eenen kant door verhooging van traktementen verliest, zal men aan den anderen kant uitwinnendoordat de pogingen worden tegengegaan om zich door ongeoorloofde middelen geld te verschaften. Maar, zal men zeggen, die 50 meer zullen zooveel niet baten. Ik wil dit niet betwisten maar althans hebben wij dan gedaan wat wij vermochten. De gemeentekas laat niet toe hooger traktementen toe te kennen. Maar wat mogelijk is om het lot dier menschen te verbeterenmogen wij niet verzuimen. De heer Le Poole. Ook ik ben zeer voor verhooging der jaarwedden van de agenten 3de klasse. Indien ik wel ben ingelicht, dan zijn de agenten 3de klasse vijf jaar lang op 440 tractement blijven staan. Toen de vierde klasse is opgehevenis het traktement der agenten 3de kl. verhoogd tot 450, dus met tien gulden. Er zijn agenten bij, die jaren lang niet meer dan f 440 hebben genoten. De heer Van der Lith. Ik wensch toch iets omtrent het- voorstel aan te merken, mijnheer de Voorzitter! Er is een motief, dat mij er toe zou kunnen leiden voor hel voorstel van den heer Van Iterson te stemmen, dat is: dat wij zoodoende goede personen niet alleen zuBen kunnen krijgen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 9