98
of dergelijke in hunne onderneming geïnteresseerde personen, behalve
verder Burg. en Weth. en eenige leden van dezen Baad, zoomede behalve
de gezondheids-commissie en eenige mediciwaaronder ons geacht medelid
de heer Van Iterson, voor welker autoriteit ik allen eerbied heb, behalve
die allen, zeg ik, zijn de Nederlanders over het algemeen geen bewonde
raars van het Liernurstelsel. Verre van daar; ik herinner mij, dat ik
verleden jaar te Amsterdam op bouwterrein, dat te koop was, bordjes heb
zien staanwaarop geschreven was'bouwterrein te koopvrij van Lier
nurstelsel Daarmede werd bedoelddat men volgens de stadskeur daar
ter plaatse niet, zoo als op eene enkele plaats elders, bij het bouwen van
nieuwe huizen verplicht was het Liernurstelsel toe te passen. Dien algemeenen
tegenzin zou men kunnen verklaren uit grootere onkostendie wellicht
door het Liernurstelsel mochten gevorderd worden. Ik geloof dit evenwel
nietwant ik betwijfel of bij het bouwen van geheel nieuwe huizen dit wel
het geval is. Eerder zou ik denken dat de ondervinding in Arasterdam
de mindere aangenaamheid van dat stelsel had geleerd. Ik zou althans
namen van personen in Amsterdam kunnen noemen, die mij mededeelden,
dat in hun huis door dat stelsel een alleronaangenaamste reuk werd ver
spreid. Nil voorzie ik reeds het antwoord, dat men mij geven zal, namelijk
dat het Liernurstelsel in Leiden veel beter wordt toegepast dan in Amster
dam. Doch dat antwoord neem ik nog zoo vlot niet aanvooral niet in
al zijne gevolgen. Ik zal dus tegen het stelsel blijven stemmen.
De heer Jüta. Aangezien ik de overtuiging heb dat het Liernurstelsel
over de geheele uitgestrektheid der gemeente niet zal kunnen worden toe
gepast, wegens financieele redenen zoo acht ik de uitgave van circa 10000
ten bate van slechts weinige personenniet genoeg gerechtvaardigdom
daaraan mijn stem te kunnen geven. Wat aangaat de geopperde vrees dat
men door de voorgestelde uitbreiding wellicht te veel van de machine zoude
kunnen vergen, waardoor deze vervangen zoude moeten worden door eene
van grooter vermogen om dan naderhand weder het Liernurstelsel te kun
nen uitbreiden, zoo moet ik erkennen dat bij mij zulk een bezwaar of
vreesonder het goede toezicht van onzen geachten Wethouder van Eabri-
cagegeen invloed uitoefent op het uitbrengen mijner stem.
De heer Habi'Evelt. Ik moet den heer Cock doen opmerken, dat hij
bij de berekening van 1200 vergeten heeft de rente van het aanlegkapitaal
van 34000. Een enkel woord aan den heer Van Iterson die er op wees
dat op de begrooting uitgaven voorkomen, die minder gerechtvaardigd zijn:
b. v. het subsidie voor de muziek van de schutterijen het subsidie voor den
schouwburg. Ik neem aan dat men de muziek wel kan afschaffen, dat
men den schouwburg wel kan sluiten maar dan zal men het den ingezetenen
ook niet bijster aangenaam maken. Bij mij bestaat de vrees, dat, staan
wij voor 1878 circa ƒ10000, voor het Liernurstelsel, af, er voor 1879
misschien weder ƒ10000, voor 1880 misschien 20000 zal worden gevraagd
en wat zou van uit alles het einde zijn? Dat er in Leiden goed drinkwater
is en een uitmuntend rioolstelselmaar dat een iederdie niet verplicht is
in Leiden te wonen, de stad verlaat, om de enorme hooge belasting, die
er geheven moet worden.
De heer Van Iterson. Speciaal naar aanleiding der laatste woorden van
den heer Hartevelt, wensch ik eene opmerking te maken. Deze wijze van
argumentatie van dat geacht lid heb ik meer opgemerkt. Wanneer bij be
zwaar heeft tegen eenigen postdan is hij niet tevreden met eene bestri'ding
van de cijfers die zijn voorgesteld, maar dan (hij vergeve mij dit woord)
holt hij door. Zoo heet het nu 10, 20, 30, 40 duizend gulden. 11 n'y a
pas de raison pour que gajinissel Nemen wij den stand van zaken zooals
hij is. Elk der verdedigers van het voorstel heeft uitdrukkelijk gezegd dat
hij niet anders verlangt dan de proef te com pieteerenwaarom dan het
voorste! te schetsen als een valstrik om later nog meer geld te krijgen?
Ook zie ik overdrijving in de bewering dat, wanneer Leiden de voordeelen
genoot van duinwaterleiding en Liernurstelsel, zonder dat van stadswege in
openbare vermakelijkheden werd voorzien, velen de gemeente zouden verlaten
omdat het dan zoo vervelend zou zijn. Mij dunkt dat de ingezetenen voor
hun genoegen wel zelf zullen zorgen. Eindelijk wensch ik nog iets te
antwoorden op hetgeen is aangevoerd door den eenigen sprekerdie het
Liernurstelsel als zoodanig heeft bestreden, den heer Cock. Dit geachte
lid heeft wel geen argumenten aangevoerd, maar hij telde de voorstanders
als behoorden zij tot eene enkele groep, die bepaalde redenen heeft om met
de toepassing er van ingenomen te zijn. Mij dunkt, er moet toch onder
scheid gemaakt worden. Mogelijk dat de firma Liernur er, de Bruyn Kops
belanghebbende ismaar om in éénen adem de medici te noemen dat «aat
niet aan. Hun belang wordt heter gebaatindien er geen Liernurstelsel
komt dan wanneer het algemeen werd ingevoerd. Dat er tegenstanders zijn
ook onder de medici, waar het geldt de toepassing op een bepaalde plaats
d. w. z. die zoo als er in Amsterdam zijn de voorkeur geven aan eeii
spoelstelsel op groote schaal, dat is mij wel bekend; maar ik geloof niet dat
deskundigen het Liernurstelsel uit een hygiënisch oogpunt veroordeelen.
De heer Cock. De beleefdheid eischt dat ik den heer Van Iterson
beantwoord, die weten wil, welke personen tegen het Liernurstelsel zijn. Ik
herinnerdat ik van de bezwarenaan het Liernurstelsel verbonden in
het algemeen gesproken heb en wel hoofdzakelijk van de financieele, doch
tevens ook van de andere bezwaren. De personen der tegenstanders be
boeven dus niet specialiteiten te zijn, althans niet allen. Welnu, zoo hij
namen wil hebben, dan begin ik met mij zeiven te noemen; dat is wel
niet modest, maar het ligt er nu eens toe, te meer daar ik ook op juri
disch gebied de zaak in 1874 heb bestreden. Verder verwijs ik naar de
namen van de groote helft der leden van den Haagschen gemeenteraad en
van de helft van dien van Amsterdam. Ook zou ik nog als autoriteit
kunnen noemen den grooten Virchow; ten minste ik heb dezer dagen in
een ingezonden stuk in de courant gelezendat deze geleerde een tegen
stander van het stelsel is. Doch waarvoor dit alles? Zeker is het dat"het
stelsel een tal van tegenstanders heeft, zoowel op financieel als op ander
gebied. r
De heer Van Iterson. Die bezwaren zijn mij wel bekend, maar ik
dacht dat de heer Cock medici op bet oog had die het stelsel uit het oog
punt der hygiene afkeuren.
De heer Cock. Ik heb gezegddat de Nederlanders in het algemeen
niet met het stelsel zijn ingenomen en heb dan ook eenige personen ge
noemd. Ik behoefde volstrekt niet alleen geleerden of specialiteiten "te
noemen, die er overigens genoeg zijn. Daar ik van den algemeenen
tegenzin van het publiek sprakwas het genoeg te wijzen op den inhoud
der verkoop-bordjes: 'terrein te koop, vrij van Liernurstelsel". Dit bewijst
meer voor den algemeenen tegenzin dan alle namen.
De heer De Laat de Kanter. Nog een enkel woord. Men heeft ge
sproken van de financieele zijde en ik herhaal dat ons voorstel juist ten
doel heeft om tot eene nauwkeurige kennis der financieele gevolgen van liet
stelsel te komen. Daartoe is noodig dat het buizennet worde uitgebreid en
de machine haar nuttigen arbeid ten volle verrichte. De heer Cock heeft
kracht en nuttigen arbeid met elkander verward. Wat het beweren van
den heer Dercksen betreft, geloof ik, dat hij gerust kan zijn. Wordt dit
voorstel aangenomen dan zijn wij nog ver van het doeldat wij thans in de
eerste plaats beoogen, zoodat de vrees, welke bij heeft geuit, allen grond
mist. Even weinig grond heeft de vrees van dien geachten sprekerdat het
later zal blijken dat de uitgaven voor het Liernurstelsel onnut zijn uitge
geven als hij daarvoor geene andere reden heeft dan dezedat thans de
met zoo groote kosten aangelegde riolen geacht worden niet meer aan de
eischen eener goede afvoering van faecale stoffen te voldoen. Ik geloof
niet te overdrijven, wanneer ik den ouderdom der riolen op 400 jaren stel.
Ik zoude mijn geweten volstrekt niet bezwaard achtenwanneer ik tot de
invoering van het Liernurstelsel bad medegewerkt, zelfs wanneer ik de stel
lige zekerheid had, dat het na een ander tijdsverloop van 400 jaren door
een beter stelsel zoude worden vervangen. De heer Cock heeft ook ge
sproken van bouwterrein «vrij van de verplichting tot aansluiting aan het
Liernurstelsel". Daar stel ik tegenover dat hier van tijd tot tijd aanvrage
wordt gedaan om te mogen aansluiten aan het buizennet, op eigen kosten,
en die aanvragen komen niet van zeer bemiddelde personenmaar van de
zoodanige, die, de goede werking er van ziende, er ook voor zich het voor
deel van wenschen, niettegenstaande de tamelijk hooge kosten der aan
sluiting. Ik geloof dat dit feit sterker pleit dan eene speculatie op een
kunstmatig opgewekten tegenzin tegen het stelsel De heer Cock is van
oordeel dat wij door de voorgestelde uitbreiding op weg zijn van te knoeien.
Ik geloof dat het veeleer knoeien mag genoemd worden, zoolang men geeue
zuivere proeven neemt. De heer Hartevelt heeft gezegd men zal hier eene
gezonde en reine stad krijgen maar waar de belastingen zoo hoog zijn dat
men haar zal verlaten. De ondervinding leert het tegendeel. Ook'de aanleg
van eene duinwaterleiding vordert uitgaven, en toch zijn ons allen voor
beelden bekend van personendie niet in Leiden zijn komen wonenomdat
zij hier niet gevonden werd. Maar wat daar ook van zijgeldt het hier
dan eene zoo groote uitgaaf, dat er van eene aanzienlijke verhooging der
belastingen sprake kan zijn? Men heeft gesproken van eene uitgaaf van
500, doch eerstens is die som te hoog, omdat er slechts sprake is van
het verkoopen van ƒ9600 Inschrijving op het Grootboek: waarvan een
renteverlies van nog geen ƒ400 het gevolg is, en ten andere slaat daar
tegenover de opbrengst van de faecaliëndie wel niet zoo schitterend mag
heeten, maar toch denkelijk die ƒ400 wel tot ƒ300 zal herleiden. Nu ge
loof ik met dat Leiden's financiën tot zulk een laag standpunt gedaald zijn
dat men eene werkelijk goede en nuttige zaak zoude moeten nalaten voor
eene uitgaat van 300 a 400 per jaar.
De heer Dercksen. Ik wensoh uit de rede van den heer De Kanter een
enkel punt te releveerendat mijen ik geloof ook den Raad, aanvanke
lijk zeer heeft getroffen. Hij meende dat het nageslacht en wij er vrede
mede zouden kunnen hebben, wanneer na 400 jaren, te rekenen van heden
af, het stelsel Liernur werd opgeruimd en door een beter vervangen. Hier
tegen valt niets te zeggen. Maar zal dat stelsel het 400 jaren uithouden?
Ik geloof neen. Onze poorten stonden misschien wel zeshonderd jaren en
sedert een kwart eeuw werden er zes neergehamerd. De heer De Kanter
vergeet dus dat de capaciteit der gemeenteraden tot nivelleeren en afbreken
ook grooter is geworden. Neemt men nu aan dat die kracht door tien is
vermenigvuldigd, dan wordt hetgeen vroeger vierhonderd jaren bestond
noodwendig, bijna wiskunstig, na een veertigjarig bestaan met vernietiging
bedreigden dat men dit kan aannemenbewijzen de laatste dertig jaren
waarin, op ieder gebied, meer is afgebroken dan in driehonderd vorige ia-
ren het geval was.
De heer Hartevelt. De heer Van Iterson heeft zoo even geze»ddat
het mijne gewoonte was om, zoo dikwijls ik mijn zin niet kreeg, aan het
hollen te gaan.en dit nu weder naar aanleiding van de vrees, door mij
gemanifesteerddat in volgende jaien misschien vernieuwde aanvragen om
geld tot uitbreiding van het Liernurstelsel te verwachten waren. Niemand
heeft zich in deze vergadering in dien geest uitgelaten, zegt de heer Van
Iterson, ik alleen gaf mijne vrees te kennen, hetgeen mij toch wel geoor
loofd zal zijn. Gelieft de heer Van Iterson mij nu toe te voegen, dat ik
aan het hollen ben, hij neme mij niet euvel hem op te merken dat hij
harder holt dan ik. Ik noemde 10 mille of 20 m., hij spreekt van 30 m.
40 m. 50 m. enz. enz. Ik stel voor den post onder no. 101 met 9600
te verminderen.
Het voorstel van den heer Hartevelt wordt voldoende ondersteund en aan
genomen met 12 tegen 10 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van der Zweep, De Eremery, De Laat de
Kanter, Van Wensen, Van Iterson. Van der Lith, Librecht Lezwijn
Goudsmit, V\ilhelmy Damsté en de Voorzitter.
Nos. 101 en 102 worden aldus goedgekeurd: Reinigen van riolen stel
sel Liernur 11360; Dempen van grachten Nihil.
Hoofdstuk II wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstek III. Kosten voor eigendommen welke de gemeente naar
het burgerlijk recht bezit, met de deswege verschuldigde lasten.
No. 103. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijken ƒ5610.
De heer Bijleveld. In de afdeelingen werden tegen dit artikel eenige
opmerkingen gemaakt. Nu heb ik geen bezwaar tegen het werk zelf, dat
men voornemens is uit te voeren maar ik heb wel bezwaar dat bijv. het
verven van de koffiekamer onder de buitengewone werken wordt gerangschikt.
Het komt mij voor dat dit wel degelijk eene gewone uitgave is. Het is
volstrekt geene onverschillige zaak, wat onder gewoon en buitengewoon wordt