96 ik meer dan eens de aandacht gevestigd op het nadeel, dat ontstond uit den onwil van enkelen omnadat het hoofdriool eener straat in orde was gebrachtmet welgezinden mede te werken ten einde de takriolen die onder de belendende huizen verloopen, ook te herstellen. Ons geacht lid, de heer Goudsmit, meende dat bij verordening daarin te voorzien was; de zaak .werd aan de aandacht der betrokken commissie aanbevolenmaar wij hebben van haar nog niets vernomen. De Yookzittee. Het is Burg. en Weth. reeds gelukt in verschillende buurten de particuliere riolen of spruiten die op de hoofdriolen uitloopen voor gezamenlijke kosten der aangelanden te zien herstellen. Door het Dagelijksch Bestuur daartoe uitgenoodigd ten raadhuizeverbonden zij zich in zoodanig geval, door hunne handteekeningin de gezamenlijke kosten hunne quota's te betalen. De aandacht is dus op de zaak gevestigd. De heer Van Iterson. Ik dank u voor de gegevene inlichting. No. 92 wordt daarop goedgekeurd. No. 93. Onderhoud van pompen en riolen 9720. De heer Van Iterson, Met de nieuwe omkastingen ben ik ook niet zeer ingenomen. De vrij lange wandeling van het begin der spiraal tot aan het doel van den tocht is alles behalve aangenaammen blijft halverwege staan en daarmee wordt het er voor den volgman alweer niet beter op. Ik zou het wenschelijk achten dat men zich tot het oude model der urinoirs bepaalde en alleen bij uitzondering van omkastingen gebruik maakte, die dan eenvoudiger konden worden ingericht. De heer De Laat de Kanteb. Door die groote omkastingen wordt de gebruiker grootendeels onzichtbaar voor het publieken is het doelwaar mede zij geplaatst werden, bereikt. De urinoirs zijn een noodzakelijk kwaad. Wij kennen geen beter middel dan het nu voorgestelde, om op de minst hinderlijke wijze in dat kwaad te voorzien. Ik geloof, dat het in het belang van de zedelijkheid zeer wenschelijk is, dat wij op den inge slagen weg voortgaan en alzoo met de omkastingen te vermeerderen. De heer Scheltema. Wij krijgen binnen kort duinwater. Wellicht dat er dan een eenvoudiger middel kan worden aangewend om de urinoirs rein en zuiver te houden en ze te verbeterenzooals dit elders plaats vindt. De heer De Laat de Kanteb. Ik zie wel kans om het duinwater bij de urinoirs te brengenhetgeeu zeker tot het zuiver houden zal medewer ken; maar daardoor wordt het bezwaar van den heer Van Iterson nog niet weggenomen. De heer Van Iteeson. Ik geloof toch dat er wel een andere vorm, bijv. cylindrischeaan te geven was met opening aan één zijde. De heer De Laat de Kantee. De tegenwoordige inrichting komt aan verschillende bezwaren te gemoet. Zoolang men nu geen ander en beter middel weet aan te wijzenmeen ik dat wij met den nieuwen vorm moeten voortgaan. De heer Van dee Lith. Ook in mijne afdeeling zijn aanmerkingen ge maakt tegen den nieuwen vorm der urinoirs. Het ware dus wel wenschelijk dat er een nader onderzoek te dier zake plaats vond. De heer Juta. Ik moet verklaren, dat mijne kennismaking met dezen nieuwen vorm zoo ongunstig is geweestdat ik tegen den post zal stemmen. Ik wensch volstrekt niet, dat die proeve worde voortgezet. De heer Van Iteeson. Indien het vaste voornemen bestaat het getal der pas ingevoerde toestellen te vermeerderen zal ik voorstellen den post met ƒ800 te verminderen. De heer De Laat de Kantee. Ik wil gaarne onderzoeken of er betere inrichtingen zijn te vinden. Mocht dit het geval zijn, dan zullen wij dat middel zeer zeker gaarne overnemen. Maar, zooals ik zeide, zij zijn ons tot nog toe niet bekend. De heer Van Iteeson. Op die conditie ga ik gaarne met het voor stel mede. No. 93 wordt daarop goedgekeurd. No. 94—98 worden aldus goedgekeurd: Onderhoud van havens, vaar ten, kaaimuren, sluizen en anderen waterwerken ƒ7100; Onderhoud van klokken, horloges, speelwerken en dergelijke ƒ700; Kosten van aanleg en onderhoud der algemeene begraafplaats ƒ50; Onderhoud van vaartuigen ƒ1000; Onderhoud van de schietbaan Memorie. No. 99. Aanvoer van duinwater 6000. De heer De Fremery. Ik acht het wenschelijk dat de omschrijving van dezen post worde gewijzigd en stel namens Burg. en Weth. voor dat er gelezen worde: Aanvoer van- en aanleg voor duinwater." Daardoor zal het mogelijk zijnwaar behoefte bestaat om in de gemeente-gebouwen duinwater te gebruikenook den aanleg voor de waterleiding daar te stellen. De heer Du Rieu. Moet de gemeente dan den aanleg betalen? Ik dachtdat de Maatschappij voor den aanleg zou zorg dragen. De Voorzitter. Ja, de Maatschappij draagt zorg voor den aanleg bui tenshuis, maar wat binnenshuis moet worden aangelegd, is voor rekening der particulieren. En nu is het te voorzien, dat voor sommige gebouwen der gemeente kosten van aanleg zullen gevorderd worden. Hierop wordt de post goedgekeurd. No. 100. Bijdrage van de gemeente in de kosten van het aanleggen eener duinwaterleiding ƒ22500. De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter, ik moet bezwaar maken tegen dezen postindien deze, zooals nu, weder moet voorkomen op de begrooting en tegenover zich krijgen ter bestrijding het bedrag, dat de belastingschul digen zullen moeten opbrengen. Verleden jaar bij de bespreking der be grooting van dit jaar, toen behandeld werd n®. 167Aankoop van inschrij vingen op het Grootb. der Nat. Werk. Schuld, heb ik mij verklaard tegen het voorstel omter zake van den aanleg der duinwaterleiding, den aankoop van inschrijving van gelden, teruggebracht op de kosten voor schoolbouw, j te schorsenen aangewezen dat men liever op eene andere wijze die be- noodigde gelden moest vinden, dan een besluit niet opvolgen, dat eenmaal I door den Raad als zeer gewenscht ie aangenomen. Ik heb toen aangegeven dat het beter zou zijn, dat men die kosten van aanleg, waarvan niemand genot heeft, kapitaliseerde en bracht op de begrooting, er bij bepa lende dat jaarlijks er op afgelost zou worden, ten einde de tegenwoordige belastingschuldigen niet te bezwarenmaar de lasten ook zouden komen vooy de toekomstigen. Gij, mijnheer de Voorzitter, hebt mij toen toege- voegddat ik met dat voorstel had moeten komen bij n°. 96: Bijdrage in de kosten van aanleg van eene duinwaterleiding. Ziedaarthans gekomen aan dien postwil ik nogmaals er over sprekenenziende hoe reeds eene som van 33750 gulden de tegenwoordige belastingschuldigen zal drukken den wensch te kennen geven, dat deze wijze niet gevolgd blijve, maar er in voorzien worde. Is het bij elke onderneming waar dat de kosten van eersten aanlegzoolang niemand genot heeft van de onderneming, getrokken worden bij het kapitaalbenoodigd voor de daarstellingdan mag het ook gelden voor deze waterleiding. De garantie moet betaald worden vóórdat er genot is, maar dan zeg ik ook niets te veel, als ik beweer, dat de toe komst ook daarin moet helpen dragen. De heer De Laat de Kantee. Ik kan daarop alleen antwoorden, dat, zoo de exploitatiekosten niet worden gedekt, wij ons dan verbonden hebben de rente ten volle te betalen. Als nu met 1 Januari aanstaande de exploi tatie aanvangt, dan zal eerst na het afsluiten der boeken over het geheele jaar 1878 kunnen blijken, of deze bijdrage geheel of slechts ten deele noodig is. Wij zijn in dat opzicht gebonden door de geslotene overeenkomst. De heer Eigeman. Ik weet heel goeddat wij aan onze verplichtingen te voldoen hebbenen daarom deze post moet voorkomen op de begroo- ting, doch iets anders is het om de voldoening op andere wijze dan deze te bepalen. Ik blijf er bij dat, als men geld noodig heeft voor dergelijke uitgaven, men het dan moet opnemen om later af te doen. Er bestaat rolstrekt geene reden om nu de belastingschuldigen met deze uitgave te be zwaren. In andere minder juiste gevallen zegt men zoo gaarne: waarom moeten wij het onzen nakomelingen zóó gemakkelijk maken en voor hen de schulden dragen? Stem ik dit in de veel besproken gevallen niet toe, in deze zaak stel ik op den voorgronddat zijdie later de lusten zullen genietenook dan de kosten van aanleg mede dragen moeten. De heer Van der Lith. Het schijnt mij toe dat het veel beter is, dat bij de behandeling van de inkomsten een amendement worde voorge steld om door het sluiten van eene leening of iets dergelijks in deze be hoeften te voorzien. Die vraag, of men deze bijdrage uit de belastingen of uit eene geldleening trekken zalbehoort te huis bij de behandeling der inkomsten. ^De heer Eigeman. Het is mijn voornemen dergelijke amendement bij de inkomsten voor te stellenmaar ik meen tochdat deze zaak bij deze gelegenheid kan en moet worden besproken. De Voobzitteb. Ik ben het geheel eens met den heer Van der Lith, dat het veel beter is deze zaak bij de inkomsten te behandelen, waar zij geheel te huis behoort. De heer De Laat de Kantee. Ik wensch van deze gelegenheid gebruik te maken om aan de vergadering mede te deelendat van den post van 11250, op de loopende begrooting voor deze zaak uitgetrokkenniet meer dan 9000 zal noodig zijn. Daarmede zal de geheele garantie, door de stad gedurende den aanleg te voldoen, zijn afgeloopeD. Bij bet opmaken der plannen was op eene uitgaaf van 32000 gerekendzoodat door de krachtige wijzewaarop de concessionarissen de zaak aangevat en voltooid hebbender gemeente eene uitgaaf van 23000 is bespaard. No. 100 wordt daarop goedgekeurd. No. 101. Reiniging van riolen, stelsel Liernur, f 11360. De Voobzitteb. Te dezer zake is een adres ingekomen van de heeren dr. Heynsius c.s., dat, gedrukt, aan de leden is rondgedeeld. De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter! Ik ben nog niet zoover ge komen om te kunnen besluitendat het noodzakelijk is om aan het Liernur- stelsel de voorgestelde uitbreiding te geven. Men moge zeggendat het een noodzakelijk stelsel is, het eenige van onzen tijd, ik weet, dat het een zeer mooi stelsel is, zich goed laat uitvoeren, maar kostbaar is in zijn onderhoud. De proef, vóór eenige jaren ondernomen, had op het oog om te zoeken naar eene verzuivering van den grond, ten einde verbetering te bren gen in het drinkwaterdal op de meeste plaatsen in eenen niet bruikbaren toestand was. Door die proef moest men ook komen tot een financieel resultaat, omdat het stelsel ook daarop gegrond was. Dit resultaat is weg gebleven en daarom is er reden genoeg om voorzichtig te werk te gaan. Het zoeken naar verbetering van het drinkwater en de daarstelling van de waterleiding maakt almede de verdere kosten onnoodig, omdat deskundigen zelfs deze als hoofddoel voor de gezondheid beschouwen enals die verkregen iseene verandering van rioolstelsel onnoodig achten. Daar komt nu bij dat de gemeente jaarlijks ƒ6000 uitgeeft tot het nazien en ruimen der bestaande riolenen daarvan zulke goede resultaten ondervindtdat de grond en het drinkwater verbeterd worden. Dit alles nagaande, heb ik geene vrijheid voor dezen post, die de uitbreiding van de proef bedoelt, te stemmen. He heer Hartevelt. Het heeft mij leed gedaan dat in de Commissie van Imanciën geene eenstemmigheid omtrent het voorstel tot uitbreiding is gevonden. In haar rapport wordt dan ook gesproken van eene meerderheid en minderheid. Tot de eerste behoor ikdie ten stelligste ontraden moet eene uitgave te doen voor eene uitbreiding, welke ik noem de voortzetting van een eenmaal genomen en geslaagde proef. Was het idéé om het Lier- nurstelsel door de stad heen te brengen met eene uitgave van f 10000 ieder jaar, dan zoude men daarvoor misschien enkele stemmen kunnen winnen, maar dit behoort m. i. tot de onmogelijkheden. Wil men het Liernurstelsel in zijn geheel toepassen dan vordert dergelijke maatregel stellig eene uitgave van ly milhoen gulden, derhalve eene rente van 75.000, die dan toch door de belastingschuldigen zal moeten worden opgebracht. Bij den strijd in de Commissie van Financiën is het denkbeeld aangegeven of er ook mogelijkheid bestond, dat de ingezetenen de kosten vanlden aanleg binnenshuis voor hunne rekening nemen. Ik voor mij zie hierin groote moeielijkheidten eerste omdat men de huurders of eigenaars tot die inrichting niet verplichten kan en in de tweede plaats omdat ik geloof dat er weinigen zullen toetreden ook wegens den last, dien het opbreken van den grond in hunne woningen te weeg brengt. De voorgestelde uitgaven zijn, naar mijne overtuiging, niet gerechtvaardigd, voornamelijk met het oog op het hooge eindcijfer der be grooting en omdat bet geldt de voortzetting van eene proefdie wij niet meer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 4