Zitting van Donderdag SS October IS? 7. geopend 'a namiddags te één uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1®. Voordracht, betrekkelijk de benoeming van leeraren aan de gemeente inrichting voor de opleiding van 0. I. ambtenaren. (226) 2°. Verzoek van agenten van politie, om alsnog in het pensioenfonds te worden opgenomen. (225) 3°. Voorwaarden van verpachting van den afval enz. voor de Beestenmarkt. (224) 4°. Idem, van het beweiden van het exercitieveld. (230) 5°. Verzoek van K. W. Zürhaar, ter bekoming van gemeentegrond aan de Vrouwenkamp. (227) 6°. Idem, van Van Hartrop Zn. c. s., betrekkelijk het vaarwater langs de Beestenmarkt. (228) 7°. Voordracht, betrekkelijk de aanplemping van een gedeelte der Singel gracht bij de Doelenkazerne. (231) 8®. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting voor 1877. (229) 9°. Begrooting der gemeente voor 1878. Tegenwoordigde heeren Verster, ScheltemaEigemanWilhelmy Damsté Le Poole, Van Hettinga Tromp, Van der Zweep, De Fremery, Hartevelt, De Laat de Kanter, Van Wensen, Van ItersonDriessenVan der Lith, Librecht Lezwijn, Goudsmit, Cock, Dercksen, Du Rieu, BijleveldJuta en Van den Brandeler. De heeren Krantz en Suringar gaven kennis, dat zij verhinderd waren de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag 22 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1*. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dd. 16/22 October, n°. 61/3, tot goedkeuring van het raadsbesluit van 4 October, tot verhooging der gemeentebegrootingdienst 1877, met f 1250 ten behoeve der O. I. Inrichting. 2°. Missive van den heer J. M. E. Dercksenwaarbij deze ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad. Deze missive luidt als volgt «Leiden, 23 October 1877. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Bij deze heb ik de eer U mede te deelendat ik mijn ontslag neem als lid van den Leidschen Gemeenteraad. Ik geef aan dat besluit te eerder uitvoering, omdat de vacature, te ontstaan door het vertrek van den heer Mr. R. Th. Bijleveld uit deze gemeente, aan het Dagelijksch Bestuur de gelegenheid geeft de beide open vallende plaatsen te doen vervullenzonder dat de tijd van kiezers en leden der stembureaus twee malen behoeft te worden in beslag genomen. Krachtens artikel 18 der gemeentewet acht ik mij verplicht aan Uwe werkzaamheden te blijven deelnementotdat de geloofsbrieven van mijn opvolger zullen zijn goedgekeurd. Ik vlei mij echter dat dit vóór I Januari 1878 zal geschied zijn hoewel ik weet dat art. 8 der gemelde wet een langeren termijn aan Burgemeester en Wethouders toestaat. Hoogachtend heb ik de eer te zijn, Uw dienstwillige dienaar, J. M. E. Dercksen." Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van de Commissie ter bevordering der Volksgezondheid tot ondersteuning van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in zake het Liernurstelsel. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te behandelen bij de begrooting. 2°. Proces-verbaal van de opneming van de kas en de boeken van den gemeente-ontvanger. Wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter deelt nog mededat met 1 November a. s. openvalt de betrekking van leeraar in de wiskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, en verzoekt machtiging om daarin tijdelijk te voorzien en te dien einde over de daarvoor op de begrooting uitgetrokken gelden te beschikken. De gevraagde machtiging wordt zonder hoofdelijke stemming verleend. Aan de orde is: I. Voordracht betrekkelijk de benoeming van leeraren aan de gemeente inrichting voor de opleiding van O.-I. ambtenaren. (Zie Ing. St. n°. 226.) De Voorzitter. Alvorens tot deze benoeming over te gaan meen ik de tolk van deze vergadering te zijndoor uit haar naam den heer Van der Lith den welgemeenden dank te betuigen voor al hetgeen hij gedaan heeft om de oprichting van deze instelling te bevorderen en niet het aller minst voor den steun, dien hij bereid is aan deze inrichting, ook door zijn gewaardeerd onderwijs, te verleenen. De heer Van der Lith. Ik dank den Voorzitter voor de welwillende woorden tot mij gesproken. Ik herhaal de woordendie ik onlangs bij de aanvaarding van het ambt van hoogleeraar gebezigd heb, uamelijk dat ik mij beijveren zal met zorg de taak te vervullen, die door curatoren en door het Dagelijksch Bestuur mij is toevertrouwd. De heeren Verster, Scheltema en Goudsmit worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het stembureau uit te maken. ZlTTINOVERSLAG 1877. 1. Tot leeraar in het Madoereesch wordt benoemd de heer A. C. Vreede, met algemeene (17) steramen. 2. Tot leeraar in het MaleischSoendaneesch en Bataksch de heer Mr. G. J. Grashuis, met 16 stemmen. Er wordt I stem uitgebracht op den heer Veth. 3. Tot leeraar in de geschiedenis van Ned. Indië de heer W. G. C. Bijvanck met algemeene (17) stemmen. De Voorzitter. Is het de bedoeling van curatoren om ook de overige heeren te benoemen? De heer De Laat de Kanter. Het ligt niet in de bedoeling die heeren te benoemenmaar alleen moeten de gelden beschikbaar worden gesteld om de voorgedragen toelagen te kunnen uitkeeren. De Voorzitter. Dan bedank ik de heeren stemopnemers voor de door hen volbrachte taak. Ik stel voor aan de heeren Dr. P. J. Veth en A. C. Vreede eene toe lage van 500 'sjaars toe te kennen voor de bijzondere zorgen, welke zij aan de ingeschrevenen zullen moeten wijden. Dat voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. II. Verzoek van agenten van potitie om alsnog in het pensioenfonds te worden opgenomen. (Zie Ing. St. n". 225.) De heer Hartevelt. Het spijt mij zeer dat de Raad vroeger dergelijk verzoek reeds heeft toegestaan. Op die wijzé wordt het artikel der veror dening geheel illusoir. Ik kan mij uit dien hoofde ook met dit voorstel niet vereenigen. In omvraag gebrachtwordt het voorstel aangenomen met 10 tegen 7 stemmen. Tegen stemden: de heeren Van der Zweep, Hartevelt, Van Iterson, Driessen, Van der Lith, Librecht Lezwijn en Eigeman. De heer Cock komt ter vergadering. III. Voorwaarden van verpachting van den afval enz. voor de Bees tenmarkt. (Zie Ing. St. n#. 224.) De Voorzitter. In de laatste dagen is ter onzer kennis gebracht, dat het wenschelijk ware de verpachting voor een langeren tijd, bijv. voor 10 jaren uit te schrijven, daar er nog al aanzienlijke kosten zullen moeten worden gemaakt voor het aanschaffen van nieuwe hokken. Het zou dus zoowel in het belang van de gemeente, als in dat van den pachter zijn de pacht bijv. op 10 jaren te stellen. De heer Dercksen komt ter vergadering. De heer Goddsmit. Ik ben er niet voor om die verpachting voor 10 jaren te houden. Wij leven in een tijd van groote afwisseling en verande ring, Het is geen zaak ons voor 10 jaren te bindenen ik kan volstrekt niet inzien dat dit in het belang van de gemeente zijn zou. Ik moet mij dus tegen die voorgestelde verandering verklaren en verkies het tijdvak van 5 jaren te behouden. De heer Van der Zweep. De meerdere kosten van het verhoogen der hokken komt naar mijn inzien niet in aanmerkingdaar die door den pachter eventueel aan zijn opvolger worden overgedaanzoodat er dan niet veel verlies voor hem is. Ik geloof ook nietdat dit voorstel in het belang der gemeente is. Een tijdperk van 10 jaren is veel te lang. Het is een schrikkelijke tijdwaarin veel verandering kan komen. De heer De Fremery. Ik zie dat bezwaar niet in. De pachter moet zich toch aan het tarief houden, dat door den Raad is vastgesteld. Of de pacht voor 5 of voor 10 jaren wordt aangegaan is dus onverschillig voor de raarktbezoekers. De heer Goudsmit. Wanneer de pachter gedurende 5 jaren de pacht erlangt, dan zal hij natuurlijk de pachtsom naar die evenredigheid bereke nen. Hij zal er dus volstrekt geen nadeel bij lijden. De Voorzitter. Burg. en Weth. blijven van oordeel, dat het in het belang van de gemeente is, dat de pacht voor den tijd van 10jaren worde verleend, hetgeen zeker van invloed zijn zal op de pachtsom. De heer Cock. Na al hetgeen er aangevoerd is, kan ik mij bepalen tot de verklaring, dat ook ik eene verpachting voor den tijd van 10 jaren veel te lang oordeel en dat ik dus daartegen stemmen zal. De heer Wilhelmy Damsté. Het komt ook mij voordat de oude hokken zeer goed kunnen vermaakt worden en dat in allen gevalle de kosten tot den aanleg van nieuwe niet zoo exorbitant zullen zijndat men daarvoor den tijd der verpachting moet verlengen. De Voorzitter. Burg. en Weth. houden zich overtuigd, dat van de oude hokken slechts weinige gebruikt kunnen wordendat er dus nieuwe hokken zullen moeten worden aangeschaft en dat diensvoigens verlenging van den pachttijd wenschelijk is. Alsnu wordt in omvraag gebracht de voorgestelde wijziging, om de ver pachting voor den tijd van 10 jaren uit te schrijven. Dat voorstel wordt verworpen met 13 tegen 6 stemmen. Voor stemdende heeren De Fremery, De Laat de KanterLibrecht LezwijnScheltemaLe Poole en de Voorzitter. Hierop wordt de voordracht in haar geheel, onveranderd, met algemeene stemmen goedgekeurd. IV. Voorwaarden van verpachting van het beweiden van het exercitieveld. (Zie Ing. St. n°. 230.) De heer Verster. Indien het, mijnheer de Voorzitter, uwe bedoeling is de voorwaarden van verhuring en bloc in stemming te brengen, dan meen ik in art. 5 eene kleine wijziging van redactie te moeten voorstellen. Ik zou namelijk wenschen dat er gelezen werddat de huurder moet zorg dragen dat «het land" zooveel mogelijk zuiver worde gehouden van mollen, enz?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1