107 de zaak mij voorkomt mogen de inkomsten van het legaat door ons- voor geen ander doeleinde dan voor het Werkhuis gebruikt worden. Doch daaruit volgt nog niet, dat wij steeds verplicht zouden zijn hetzelfde of een soort gelijk subsidie aan die inrichting te geven. Integendeel, wij hebben slechts aan te vullen wat aan de inkomsten van het legaat ontbreekt. De Voorzitteb. Het komt mij voor dat de heer Buzzi niet heeft kunnen denken dat de stad het Werkhuis subsidieert. Het denkbeeld van den testateur is geweekt een legaat te geven aan eene instellingafgescheiden van eenige godsdienstige richting en als zoodanig heeft hij het Werkhuis daarmede begunstigd. De heer Dbiessen. Ik kan mij zeer goed vereenigen met het voorstel om den post te latenzooals hij thans is geraamd. Heb ik wel verstaan dan zou er eene uitnoodiging tot het bestuur van het Werkbuis gericht zijn om zijne meening omtrent het aan bet Werkhuis gelegateerde fonds ken baar te maken. Nu heelt het bestuur van het Werkhuis wel eene mede- deeling van hecren Burg. en Weth. ontvangen, dat de circa 17000 zijn ingekomenmaar van eene dergelijke uitnoodiging is mij althans niets bekend. De Voorzitter. Het voornex.cn daartoe bestaat. De heer Goudsmit. Ik wil den post niet praejudicieerenmaar wordt de post toegestaan dan is tevens uitgemaakt dat het legaat geen invloed op het subsidie van de gemeente heeft. Ik wensch daarom den post pro memorie uit te trekken. Willen Burg. en Weth. later een voorstel indienen, dan kan dat bediscussieerd worden. De Voorzitter. Mag ik opmerken dat slechts een gedeelte ontvangen is? Wanneer de Baad reeds nu 3000 als gewoon subsidie toestaat, dan zie ik niet in dat de zaak wordt gepraejudicieerd. Wij zullen het Werkhuis qua Commissie hooren en deze kan den Raad voorstellen doen. Maar de Raad blijft meester over de penningen. De Raad kan even goed het volgend jaar daarop terugkomen. Zooals de heer Cock terecht zeideis het subsidie reeds vastgesteld. De heer Goudsmit. Wanneer er niets gepraejudicieerd wordt, heb ik er niets tegen. De heer Cock. Het is waar, ik heb gezegd dat de begrooting van bet Werkhuis reeds is goedgekeurd, maar daaruit volgt nog niet, dat wij op de gemeentebegrooting het besproken subsidie in uitgaaf moeten brengen zoo het blijkt, dat dat subsidie ten gevolge van het legaat niet noodig is. Naar mijne meening immers is het legaat aan de gemeente Leiden gemaakt, onder voorwaarde dat het geld niet anders dan ten bate der inrichting kome. De heer Goudsmit. Mag ik nog eens opmerkendat het Werkhuis geen zelfstandig persoon is; het is een kantoor, een bureau, eene inrichting, eene afdeeling van de gemeentehet legaat een legaat sub modo aan de ge meente gemaakt. Deze moet dus daarvan het genot hebben. De heer Van Hettinga Tromp. Dan is het gevolg van dit sustenu dat de rente van het kapitaal in ontvangst komtzoodat er geene veran dering in de zaak wordt gebracht. De heer Goudsmit. Dan heb ik er vrede meê. De Voorzitter. Mag ik den heer Cock doen opmerkendat de be grooting van het Werkhuis, vastgesteld op ƒ3000, door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd Derhalve kan niet gezegd worden dat het subsidie nog niet verleend is. De heer Cock. Het subsidie uit de stadsfondsen is, ik erken het, bij de goedkeuring der begrooting van het Werkbuis verleend. Maar het vcr- leenen van een subsidie bij eene begrooting is niets anders dan het be schikbaar stellen van eene zekere som, en zoodanig beschikbaar stellen beteekent volstrekt niet, dat men de beschikbaar gestelde som noodzakelijk moet verteeren en dus innenook wanneer het geld van elders mocht komen. Eindelijk is bij die begrooting in het minst niet beslist, dat het kapitaal aan het Werkhuis zelf is vermaakt. De Voorzitter. Dat zal later worden uitgemaakt. De heer Goudsmit. Als dat maar gebeurt. De Voorzitter. Ik geloof, dat ik begonnen ben met die verzekering te geven. De heer Goudsmit. Ik heb eene andere meening hooren uitennam. dat bestuurders van het Werkhuis plannen voor vernieuwing of verbetering hadden. No. 149 wordt hierop goedgekeurd. Nos. 150155 worden aldus goedgekeurd: Plaatsing en verzorgingskosten in de gestichten der Maatschappij van Weldadigheid enz. ƒ250; Kosten van verpleging in het Academisch Ziekenhuis f 3000Kosten bij het ver loskundig onderwijs 25 Begrafeniskosten van behoeftigen 49.50Schade loosstelling aan armbesturen en godshuizen voor het verlies dat zij door de opheffing der armbakkerij als stedelijke inrichting kunnen lijden 1700 Afloopende schadeloosstelling aan het 11. G. of Arme Wees- en Kinderhuis voor de verpleging van kinderen, vroeger naar de gestichten te Veenbuizen opgezonden ƒ130. Hoofdstuk VIII wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hoodstuk IX. Renten en aflossingen van geldleeningen mits gaders ALLE VERDERE OPEI3CHBAKE SCHULDEN DER GEMEENTE. No. 156 wordt aldus goedgekeurd: Renten van de gevestigde schuld 400. No. 157. Renten van de bijzondere geldleeningen ƒ1000. De heer Cock. Het is niet om eene aanmerking te maken dat ik het woord vraagmaar alleen om te releveeren dat bij gelegenheid van dezen post in de sectiën is gevraagd in hoeverre de gelden thans door de Bank van Leening in prolongatie uitgezet, zouden kunnen worden aangewend tot voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld, die de gemeentekas telkens ondervindt. Burg. en Weth. hebben terecht geantwoord, dat zij niet weten tot welk bedrag de Bank van Leening in 1878 gelden beschikbaar zal hebben. Ik wensch van deze gelegenheid gebruik te maken om te zeggen dat de Bank de laatste door haar op prolongatie uitgezette gelden onlangs heeft moeten incasseerenen dat zij groot gevaar loopt, wegens de toe neming van het bcleenen tengevolge van de opheffing der vroeger bestaan hebbende pandjeshuizenzich tot den Raad te moeten wendenten einde haar kapitaal uit te breiden. Ik wensch dit zeer zeker niet en vlei mij dat het niet noodig zal zijn; maar toch vrees ik het. De post wordt goedgekeurd. No. 158 wordt aldus goedgekeurd: Aflossing van de bijzondere geldlee ningen f 40000. Insgelijks wordt goedgekeurd no. 159: Pensioenen, lijfrenten en wacht gelden 9833, verhoogd met ƒ1057, wegens het bij Raadsbesluit van 4 October jl. aan den heer J. Van Loghem verleend wachtgeld. Hoofdstuk IX wordt met algemeene stemmen aangenomen Hoofdstuk X. Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofdstuk ken BEGREPEN. Nos. 160169 worden aldus goedgekeurd: Kosten der kamer van koop handel en fabrieken ƒ475; Kosten, vallende op het houden der lotingen voor de nationale militie en schutterij ƒ300; Bij voorschot te verstrekken reiskosten aan militieplichtigen ƒ50; Kosten van justeerloon in zake deu ijk en herijk der maten en gewichten ƒ10; Kosten voor openbare vermakelijk heden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen 400; Kosten van brandverzekering der gebouwen /"L300; Kosten, vallende op het voeren van gedingen Memorie-, Kosten van rechtskundig onderzoek betrekkelijk het instellen van gedingen ƒ600; Kosten van gemeenschappelijke zaken, belan gen en inrichtingen of werken, bedoeld bij art. 122 der wet van 29 Juni 1851 4800; Uitkeering aan het rijk van hot aandeel in de kwade posten wegens de directe belastingen 5000. No. 170. Toelage aan de eigenaars van den schouwburg ƒ1500. In stemming gebracht, wordt deze post goedgekeurd met 16 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Cock, Juta, Bijleveld, Le Poole en Vers ter. No. 171. Aankoop van inschrijvingen op het grootboek der nat. werk. schuld 2^- pet. 1500. De heer Hartevelt. Ik doe het voorstel dezen post met ƒ9000 te verhoogeu. De schorsing voor één jaar geschiedde om reden dat het publiek geen genot had van de duinwaterleiding. Die reden heeft in 1878 opge houden te bestaan. In 1878 kunnen de ingezetenen, die zulks verlangen, zich van duinwater voorzien. Dan moet op dezen zelfden post nog ƒ1000 worden uitgetrokken voor aflossing, schuld op de hoofdkerken, welke 1000 ook moet worden belegd; de verhooging in zijn geheel zal dus ƒ10000 moeten bedragen. De heer^ Cock. Het verheugt mij, dat ik dit jaar de Commissie van Financiën zie tërugkeeren tot de goede beginselen. Verleden jaar heeft zij zich bij exceptie met de schorsing vereenigt, nu echter is zij weder op den weg waarvau m. i. niet mag worden afgeweken. Waar blijft, als wij tel ken jare het tegendeel zouden besluiten, het oorspronkelijke besluit, waarbij bepaald is, dat het afgeschreven kapitaal in 25 jaren in de ge meentekas moest worden teruggebracht? Op dien weg voortgaande vrees ik dat men Burg. en Weth zoo zij soms in de toekomst weder voorstellen mochten doen als toenmaalsten einde zoodoende bij den Raad groote uit gaven er door te krijgenzoude antwoordenwij weigerenwant wij vree zen dat gij reeds aanstaande jaar zeiven zult voorstellen u aan het geno men voqrstel niet te houden. Het verheugt mij dus, dat de Commissie van Financiën ons in deze voorgaat. De heer De Fremery. Mijnheer de Voorzitter! Ten vorigen jare was op de begrooting slechts de helft uitgetrokken voor de renten-garantie ten behoeve van de waterleiding. Nu wij 22500 zullen moeten uitgeven voor eene inrichting, welke niet alleen ons, maar meer nog onze nakome lingschap zal te baat komen, nu vraag ik, of het niet billijk is nog een tijd te schorsen de verordening, waarbij bepaald is dat een deel van het kapitaaldat verstrekt is om gebouwd eigendom te verkrijgenin de gemeentekas moet teruggebracht worden. Het zou veikieslijker zijn, eerst wanneer die 22500 eenmaal zal verminderen, dan het bedrag dier vermindering weer te besteden tot terugbrenging van het kapi taal. Toen het besluitom het kapitaaldat gestrekt heeft om vast eigendom te verkrijgenweder terug te brengen genomen werdbestond er nog geen uitzichtdat eenmaal boven dit bedrag nog eene bijdrage van 22500 zou gevorderd worden voor aanvoer van" duinwater; men moet dit niet voorbijzien. Zooals ik reeds zeideheeft de duinwaterleiding voor hen, die na ons komen, meerdere waarde dan voor ons, omdat dan zeker vele kleinere bijdragen zullen gevorderd worden als nu noodig zijn. Daarom is voorgesteld nog gedurende 1878 de terugbrenging van het gebruikte kapitaal te schorsen. Men moet niet te veel vergen van de belastingschul digen. Meermalen is er van gesproken dat in deze gemeente zooveel is tot stand gebrachtmaar zou het te verwonderen zijn, dat er geen anderen zich meer kwamen vestigen of dat een deel van de bevolking zich naar andere gemeenten verplaatste, wanneer meer dan noodige lasten werden opgelegd? Ik wil het gevraagd hebben, of boven een last van 22500 nog f 10000' mag besteed worden tot aankoop van inschrijvingenwelke vroeger te gelde zijn gemaaktom daarvoor scholen dat is vast goedvast bezitdat niet te niet gaataan te bouwen. Ik geloof dat de stad te veel vordert van hare belastingschuldigen. Ik meen dusmet eerbiediging van het vroegere besluit, dat het noodig en goed is voor 1878 dit besluit te schorsen; er i3 meer dan immer reden voor. In 1879 kan de renten- garantie wellicht reeds verminderen. Dan eerst als de renten-garantie verminderd iszal de tijd aanwezig zijn om uitvoering te geven aan het besluit tot belegging, hetgeen nu, naar mijne innige overtuiging, ontijdig zoude zijn met het oog op de behoefte van f 22500 voor de waterleiding. Do heer Cock. De heer De Fremery met allen eerbied moet ik dit opmerken bewijst te veel en daardoor niets. Sprekende over het kapi taal, .in der tijd voor het bouwen van scholen besteedvoegt hij er in ééne adem bijdat ook het geld om de duinwaterleiding te bekostigen ten bate van het nageslacht komt. Welnu, dan is de consequentie van die bewering voor te stellen de onkosten der waterleiding te vinden door Icening. En toch stelt hij dit niet in onze begrooting voor. Maar wij hebben hier niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 15