102. math* ook behoudeD. Uit het staatje, bij de memorie van Burg. en Weth. gevoegd, kan blijken, dat Leiden de agenten van de laagste klasse verreweg het1 laagst' bezoldigt. l)an kan het ook geene verwondering baren dat zij telkens naar elders gaan, en men er over klaagt dat men hier telkens nieuwe gezichten bespeurt. Dit nu zal verhinderd en tegengegaan kunnen worden, als men die menschen beter bezoldigt, maar toch ook slechts ge deeltelijk daar dikwijls als agenten van politie worden aangenomen personen, die men niet kent en die men na eenigen tijd moet ontslaan. Dezen nu zou ik niet 500 Willen geven. Daarom is bij mij het denkbeeld gerezen, of het niet beter zou zijn de traktementen der politieagenten 3d'e klasse te bepalen op 450 tot 60Ö en' aan het hoofd der politie'over te laten dat maximum toe te kennen aan de agenten', dié hij daarvoor' waardig keilff, af waréri' zij ook' pas eêb röaartd' in dienst. Ik weet niet of dit denk beeld voor verwezenlijking vatbaar is, maar ik heb gemeend dit aan de aandacht' der vergadering te moeten' onderwerpen. Als men meent dat het niet' uitvoerbaar is, zal ik er niet op aandringen. Maar ik meen dat er door zou worden tegemoet gekomen aan het bezwaardat nu zal oprijzen om de menschen dadelijk op het maximum te brengen. De Voorzitter. Wat de heer Van der Lith bedoelt, schijnt mij, toe in de uitvoering tot vele moeielijkbeden aanleiding te zullen gevenvoor zoover' betreft de bestaande agenten. Bij nieuw aan te stellen agenten zou men eene bepaling kunnen maken, dat zij niet dadelijk het volle traktement zullen genieten. w De heer Van der Lith. Gij drukt zeer juist mijn gevoelen uit, mijn heer de Voorzitter i Ik bedoel niet de agöiiten die nu op h"et oogénblik in dienst zïjrimaar dé nieuwe, die mochten worden aangesteld. Voor hen zou een proeftijd, b. v. van drie maanden, excellent kunnen werken. Ik ben er eenigszins bang voor dadelijk het hoogste traktement te g/even, terwijl zij misschien na enkele weken al weder ontslagen worden. De heer Van Iterson. Het denkbeeld van den heer Van der Lith heeft op het eerste gezicht wel iets aantrekkelijks, maar een oogenblik nadenken heeft mij tot de conclusie gébrachtdat het tóeh niet wenschelijk is. Hij wenscht een proeftijdmaar niet al te lang. In de eerste plaats zullenals men met mij van rbeéning is dat 9 's weeks' niet genoeg is die menschen gedurende dien proeftijd er ook moeielijk van kunnen bestaan. Maar ten tweededie korte proeftijd zal alleen daartoe strekken dat die nieuw aangestelden zich zullen schrap zetten om spoedig in het gonot der verhooging te komen. Hebben zij nu eenmaal die verhooging verworven dan zal het veel moeite kosten, ze wegens wangedrag weg te jagen. Hoe, zal zoo'n man zeggen, kunt gij beweren dat ik niet deug, en voor 4 a 5 weken hebt ge mij nog eene verhooging van traktement waardig gekeurd. Dan vind ik het nog veel beter hun dadelijk f 500 te geven maar als het noodig mocht blijken, volle vrijheid te hebben om ze te ontslaan. De heer Van Hettinga Tromp. Gisteren avond heb ik nog toevallig een agent 3de klasse gesprokendie 7 jaar dienst had en al dien tijd niet meer dan f 450 'sjaars had genoten. Ik ben zeer voor het denkbeeld van den heer Van der Lithom de verhooging mettertijd te verstrekken maar dit afhankelijk te stellen van den diensttijd, niet van een appreciatie van diensten. Neemt men b. v. in aanmerking dat iemand 7 jaar lang hetzelfde traktement heeft genotén, dan vind ik dat niet billijk. De agent, dien ik bedoel, heelt door zijn zevenjarigen dienstijd het bewijs geleverd iemand te zijn die voldoet voor den dienst. Als men nu een termijn van 2 jaar, of vindt men dit te lang, van 1 jaar stelde om de agenten op ƒ500 te brengen, dan zou ik dit zeer toejuichen. Maar men moet een bepaalden diensttijd als maatstaf aannemen en de verhooging niet afhan kelijk stellen van de appreciatie van het hoofd der politie. De heer Jota. Het verschijnseldat den heer Van der Lith heeft ge frappeerd namelijk dat men telkens zooveel andere personen onder de agenten bespeurtis mij ook niet ontgaan. Maar ik meen dat behalve de opgenoemde redener nog eene andere iswaaraan dat verschijnsel is toe te schrijven. Ër komen nl. onder de aspiranten voor de betrekking van agenten personen voor, die tijdelijk zonder betrekking zijn, en dan gaarne agent willen wordentot zoolang dat zij eene andere betrekking kunnen verkrijgen, ja, er zijn zelfs agenten, die zoo weinig ingenomen zijn met de betrekking, dat als zij eene burgerlijke betrekking kunnen krijgen met minder verdienstenzij die nog verkiezen boven de betrekking van politieagent, die voor velen een antipathie is, en welke dan ook nog lang niet populair is. Ik was in principe tegen verhooging van traktement. Maar toch kan ik mij vereenigen met het aangevoerde door den heer Tromp. Als een agent bijv. 7 jaren zijn betrekking vervuld heeftmag men aan nemen dat hij voor de vervulling alleszins bekwaam is; want was hij onbe kwaam, dan zoude hij geen 7 jaren agent zijn gebleven, maar spoedig ont slagen zijn. Wil men hier dan eene verhooging van jaarwedde gevendaar ben ik zeer voor, maar om het traktement te verhoogen van een agent, die een tegenzin heeft in den dienstof die de betrekking als een pis-aller beschouwt en na enkele maanden misschien reeds bedankt, daar kan ik niet toe overgaan. Ik heb hier gesproken van 7 jaren, omdat de heer Tromp dat getal genoemd heeftmaar hecht daaraan nieten zoude ook met een geringer aantal jaren kunnen instemmen. De heer Van der Lith. Ik moet bekennen dat ik de kracht van het argument, door den heer Van Iterson gebezigd, niet begrijp. De heer Van Iterson zegt dat de agenten een argument tegen het verleenen van ontslag zouden kunnen putten uit het feit, dat zij eenigen tijd op het maximum van loon hadden gestaau. Maar van te voren vernietigt de heer Van Iterson dit argument zelf door te zeggen, dat zij zich gedurende een korten proeftijd schrap zullen zetten. Niemand zal er toch bezwaar tegen hebben dat, als agenten zich slechts gedurende eenigen tijd schrap zetten, maar niet voor goed, zij uit hunne betrekking worden ontslagen. Ik beschouw echter die agenten als gewone menschen en meen te mogen onderstellen dat, als zij zich drie maanden weten goed te houdener wel kans zal bestaan dat zij voortaan goed zullen blijven. Indien ik nu mijn denkbeeld zou willen door drijven, vrees ik echter dat ik alleen zou blijven staan en de verwezenlijking van het denkbeeld van den heer Tromp in den weg zou wezen. Daarom wensch ik mijn denkbeeld te laten varen en mij te vereenigen met dat van den heer Tromp, ofschoon ik den termijn niet op 2 jaar zou willen gesteld zien. Ik weet echter niet, hoe men het denkbeeld tot uitvoering kan doen brengen bij de begrooting. Wij kunnen wel voorstellen traktementen te veranderenmaar niet de memorie van toelichting wijsügen. Het eenige zou zijn eene verklaring uit te lokken van den Raad, in welken zin deze wenscht dat gehandeld zal worden, eenvoudige verhooging der traktementen; onverschillig den diensttijddan wel de verbooging afhankelijk te stellen van den diensttijd. De Voorzitter. Men kan zeer goed de som op de begrooting verhoo gen, als toelage ter beschikking van het hoofd van politie. De heer Van der Lith. Dat zou mijn denkbeeld uitdrukken, mits onder toevoeging dat de verhooging gegeven werd na éénjarigen dienst. De Voorzitter. Maar de meeste agenten hebben reeds een jaar dienst. De heer Van der Lith.. Dan kunnen zij de. verhooging ook krijgen. De heer VaNTtErson. Dat drukt echter niet mijn'denkbeeld uit. Mijn is het niet te doen om langdurigheid van dienst te beloonen. Ik wenacbi al die menschen zooveel te geven - datzij redelijk kunnen bestaan), maat wensch de verhooging niet afhankelijk1 te stellen van korter of langer dienst. Dfe gemeente moet geen ambtenaren aanstellen op traktementen, waarvan zij niet kunnen leven. De heer Góudsmit. Ik wenschte hetzelfde te zeggentegenover de« denkbeelden geuit door de heeren Van der Lith en Tromp. Daavdoor wordt het bezwaar niet weggenomen dat men minder goede sollicitanten krijgt; Of men al zegtover 2 jaar, of over 7 jaar; zult gij 50 meer traktement hebben, dat zal de sollicitanten niet lokken tot het agentsehap van politie; Ik ben het volkomen eens met den heer Van Iterson, dat dé'verhooging niet moet gelden als buitengewone belooning voor gepresteerde diensten; maar als middel om de menschen zooveel te geven dat zij kunnen leven. Al wat beneden dat minimum is, is te beschbuwen als verderfelijk. Ja, zal men zeggen', maar dan zullen de agenten steeds hooger traktement verlangen. Dat kan wel zijnen als ik konzou ik ze dat ook willen geven, maar de gemeentekas kan nu eenmaal niet hooger traktementen toekennen. Laten wij dan echter doen wat wij kunnen, opdat agenten van politie niet hunkeren naar een fooitje, hun bij wege van aalmoes door den een of anderen toegeworpen. De heer Van Hettinga Tromp. Indien het de quaostie geldtof iemand genoeg heeft of niet, dan zou men na lezing van de drie adressen zeggen, dat geen van de drie klassen voldoende bezoldigd wordt', want alle klagen dat ze te weinig ontvangen. Ik geloof dat de ondervinding leert dat, als men iemand eenigen tijd op hetzelfde traktement laat, het dan wenschelijk is hem later iets meer te geven. De behoeften klimmen en dat is het geval bij de agenten, evenals bij alle anderen. Het is eene behoefte hunne be zoldiging van tijd tot tijd naar vaste regelen te vermeerderen. Ik heb gis teren een agent gesprokendie zeven jaren lang dienst heeft en die zich zeer gelukkig bevond nu en dan een gering surplus op zijne wedde te ontvangen. Men beginne met f450 en geve binnen twee jaren verhooging, zoodat in de eerste twee jaren reeds eene soort van schifting worde gemaakt. Het zal altijd een bezwaar zijn eene voldoende bezoldiging tè geven, maar ik acht ƒ9.per week genoeg om te beginnen als agent, eene betrekking waaraan bepaalde rechten verbonden zijn. Blijven ze, dan bestaat voor hen de hoop op pensioenen voegt men daarbij het vooruitzicht om van tijd tot tijd verhooging te erlangendan geloof ik dat de betrekking van politie agent nog zoo kwaad niet is; Dus ik zou niet in eens eene verhooging willen toekennenmaar zou er voor zijn een stadium van 2 jaren te stellen. De heer Vebsteb. Ik ben het volkomen eens met den heer Goudsmit. Ook ik zoude van mijnen kant, indien de financiën het gedoogden, de agenten van politie hooger wenschen te bezoldigen, omdat van hen veel geeischt wordt en zij m. i. tegenover de burgerij hunne onafhankelijkheid' moeten kunnen bewaren. In plaats dus van zooals Burg. en Weth. voor stellen een jaar te wachtenkan ik mij veeleer vereenigen met het' voor stel van den heer Van Iterson, om nu reeds te beginnen met eene ver hooging van het traktement der agenten 3de klasse, die dan toch volgens het gevoelen van verschillende leden onvoldoende bezoldigd worden. Ik zou daarom aan dat voorstel wenschen vast te houden, en reeds in 1878 beginnen verhooging aan die klasse toe te kennen. Ik zoude daarbij tevens wel de wenschelijkheid willen uitdrukken, dat bij de eerstvolgende begroo ting aan den Raad een uitgewerkt plan werd overgelegdten einde de bezoldiging der politiebeambten zéé te regelen, dat daardoor een einde kwam aan die telken jare zich herhalende verzoeken om traktementsvermeerdering. De Voorzitter. Ik zal het voorstel van den heer Van Iterson in rondvraag brengen. De heer Van der Lith. Is mijn voorstel niet eenigszins een sub amendement, namelijk om het gebruik der gelden, waarmede de heer Van iterson dezen post wenscht te verhoogennader te regelen P Ik zou willen voorstellen den post te omschrijven: belooning en toelagen van de inspecteurs, dienaars enz. De Voorzitter. Het voorstel van den heer Van Iterson is van wijdere strekking. De heer Van Iterson. Ik moet de beslissing in deze aan uwe prudentie overlatenmaar meen toch te mogen opmerken dat mijn voorstel van een ander denkbeeld uitgaat en tevens wijdere strekking heeft, omdat het alle agenten der 3de klasse omvat. De heer Van Hettinga Tromp. Naar aanleiding van het gesprokene heb ik de eer voor te stellen, de traktementen van de agenten 3de klasse na twee jaren dienst met 50 te verhoogen, zoodat zij na dien diensttijd eene bezoldiging van 500 erlangen. Deze vermeerdering zal eenig verschil in het eindcijfer der begrooting brengen. De lieer Van der Lith. Ik zal mij niet verzetten tegen het eerst in omvraag brengen van het voorstel van den heer Van Itersonhoewel ik geloof dat het voor het resultaat der stemming minder gelukkig zal zijn. Het voorstel van den heer Van Itersonom de belooning van iederen agent met ƒ50 te verhoogen, wordt verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Van Wensen Van Iterson Goudsmit, Dercksen, BijleveldSuringarVerster en Le Poole. De heer Van der Lith. Is het voorstel van den heer Tromp eigenlijk wel een amendement? Het schijnt mij toe meer te zijn eene wijziging der Memorie van Toelichting. Het gaat niet aan de toelichting van een post

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 10