78 N°. 82». Leiden, 20 Octoher 187 7. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens ter vaststelling over te leggen een staat van af- en overschrijving op de begrooting voor het loopetrde jaar, tot verhooging van volgnummer 165 art. 10 uitkeering aan het Rijk van het aandeel der gemeente in de kwade posten wegens de directe belastingen ad ƒ1950.35 te vinden uit den post voor Onvoorziene Uitgaven. Blijkens mededeeling van de Gedeputeerde Staten bij Prov. Blad n°. 75, bedraagt het aandeel der gemeente in die posten 6050.35, terwijl op de begrooting, dienst 1877, daarvoor slechts is uitgetrokken een bedrag san ƒ4100.zoodat genoemd artikel met 1950.35 zal moeten worden ver hoogd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 20 October 1S7 7. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde verhooging van het bij rapport van Burgemeester en Wethouders genoemd artikel der begrooting 1877, en stelt U daarom voor den overgelegden staat van af- en overschrijving vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N#. 230, Leiden, 23 October 1877. Wij hebben de eer hiernevens aan Uwe Vergadering ter vaststelling over te leggen de voorwaarden, waaronder verhuurd zal worden het beweiden van het exercitieveld, gelegen in den Marendijkschen polder aan den Singel in de gemeente Oegstgeest. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. VOORWAARDEN van verhuring van het beweiden van het Exerci tieveld gelegen in den Marendijkschen polder aan den Singel, onder de gemeente Oegstgeest. Art. 1. De verhuring geschiedt voor den tijd van drie jaren, aanvan gende Januari 1878 en eindigende 31 December 1880,. Art. 2. De verhuring geschiedt met het bezwaar van ten allen tijde te gedoogen de exercitiënhet maken van veldwerken enz. van het garnizoen en van de schutterij en van andere vereenigingen tot oefening in den wapen handel en in buitengewone gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, het houden van openbare volksvermakelijkheden, zoodat daaraan door het beweiden geen hinder van welken aard raag worden ver oorzaakt. Art. 8. De verhuring geschiedt om te beweiden met koebeesten en met niet meer dan twee paarden. Maaien of hooien wordt niet gedoogd. Art. 4. De mest moet op het land blijven en mag daarvan niet worden weggevoerd. Art. 5. De huurder zorgt voor het zuiveren en schoonhouden van mol len stekelssekbentbiezen of ander onkruidook voor het buiten alle schouw houden van wateringenkanten enz. Art. 6. Hij voldoet zijne uit te loven huurpenningen vóór het einde van ieder jaar ten kantore van den gemeente-ontvanger, en dadelijk na de ver huring alle kosten van zegel, registratie en advertentiënop die verhuring gevallen, zonder eenige korting op zijne huurpenningen. Art. 7. Voor de nakoming dezer voorwaarden stelt de huurder, ten ge noegen van de verhuurders, twee borgen, die zich voor hem aansprakelijk stellenonder uitdrukkelijken afstand der voorrechten van uitwinning en schuldsplitsingbij de wet aan borgen toegekend. Art. 8. De verhuring geschiedt in het openbaar, bij opveiling, om vijf gulden voor den hoogsten bieder en daarna bij afslag, wordende de gunning desverkiezendeacht dagen voorbehouden. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in zijne openbare vergadering van 1 877. N®. 831. Leiden, 11 October 1877. Voor het bouwen van eene overdekte rijbaan bij de kazerne in den Doe len en tot berging van den uit den fondeeringsput verzamelden grond is be- noodigd de aanplemping van een gedeelte der Singelgraeht achter genoemde kazerne. Nadat daartoe vergunning was verleend door het Hoogheemraad schap van Rijnland, is met die aanplemping een aanvang gemaakt door de militaire autoriteit, die in de meening verkeerde, dat daartoe geene toestem ming meer noodig was van het Gemeentebestuur. Wij hebben de aandacht van de betrokken autoriteit hierop gevestigd, hetgeen ten gevolge heeft gehad dat onverwijld door den eerstaanwezenden Kapitein-Ingenieur eene aanvrage is ingediend ter bekoming van de vereischte vergunning, tegen de inwilliging waarvan evenmin bij ons al9 bij de Commissie van Fabricage bezwaar bestaat, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven, de ge vraagde toestemming te verleenen en verder overeenkomstig de conclusie van genoemd rapport te besluiten. De betrekkelijke stukkenwaaruit blijkt welk gedeelte van de Singelgracht moet worden aangeplemptzijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Wij hebben overigens de betrokken autoriteit uitgenoodigd het werk te doen staken, totdat Uwe Vergadering de aanplemping zoude hebben goedgekeurd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 17 October 1877. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de in hare handen gestelde missive van den heer Kapiteineerst aanwezend Ingenieur in liet 5en com mandement, van den 9en dezer masnd n®. 523 te berichten, dat, nu door het Hoogheemraadschap van Hijnland reeds de vereischte vergunning is verleend, om een gedeelte van de Singelgracht in de aangeduide rooiing aan te plempen er ook geen bezwaar bestaat om aan het Rijk in gebruik af te staan op de voorwaarden der overeenkomst van den 29sten December 1860, nadat dit gedeelte water verklaard is aan den openbaren dienst te worden onttrokken, een gedeelte van de Singelgracht, grenzende aan den grond van de kazerne, ter grootte van ongeveer 550 centiaren, bij het Iko. stuk-Khk 1877. kadaster bekend onder Sectie A. n®. 642, ten einde volgens de op de kadastrale teekening aangeduide rooiing te worden aangeplempt en ver heeld aan het perceel bij het kadaster bekend onder Sectie A. n°. 938; mits dat geschiede onder toezicht van den gemeente-architect. Aan HH. Burgemeester en De Commissie van Fabricage, onz. Wethouders. N®. 238. Leiden, 17 October ^1877. De ondergeteekende geeft met verschuldigden eerbied te kennen zijn ver zoek dat door den GemeenteraaJ geene uitvoering worde gegeven aan liet voorstelin de sectie-vergaderingen gedaantot verlaging van de brug over en tot demping of overivulving van de Groenhazengracht. Sedert 1837 eigenaar en bewoner van het huis op het Rapenburg Wijk l u°. 234, waaraan de stalling verbonden is, die uitkomt op de Groenhazen gracht, heeft de ondergeteekende ondervonden, hoe onmisbaar die gemak kelijke en minst kostbare waterweg is voor af- en toevoer, vooral om te voorzien in de behoefte aan hooi en turf. De ondergeteekende betwijfelt, hetgeen betoogd wordt, dat de demping leiden zou tot beteren toegang naar de rij nieuwe huizen op den voormaligen vestwal; zoolang de gracht, die van de Varkenmarkt daarheen looptniet ver breed en verbeterd i9, voorziet de breede weg uit het Noordeinde daarheen genoegzaam en beter. De ondergeteekende waagt het hierbij te voegen zijn verzoek, dat de opening die gemeenschap geeft tusschen de Groenhazengracht en den Sin- gel, verbreed worde, opdat ruimere toevoer va singel-water en daarmede de waterverversching bevorderd worde. Eene gehcele demping vai de Groen hazengracht zou niet kunnen geschieden zoolang de kaserne-gebouwen met garnizoen bevolkt zijn. 't Welk doende. Dr. C. W. H. Van Kaathoven, Sen. Aan den Gemeenteraad te Leiden. N®. 333. Leiden, 23 October 1877. Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering ter vaststelling over te leggen de voorwaarden van verhuring van het beweiden van twee stukken Und gelegen in den Boschhuizerpolder onder de gemeente Zoeterwoudebenevens van de Oude Molenlaan, strekkende tot aan den straatweg. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester cn Wethouders, enz. VOORWAARDEN van verhuring van het beweiden van twee stuk ken landgelegen in den Boschhuizer-polder onder de gemeente Zoeterwoude, benevens van de oude Molenlaan, strekkende tot aan den straatweg. Art. 1. De verhuring geschiedt voor den tijd van vijf jaren, ingaande 1® Januari 1878 en eindigende 31 December 1882. Art. 2. De verhuring geschiedt om te beweiden met koebeesten en met niet meer dan twee paarden. Maaien of hooien wordt niet gedoogdalleen de Molenlaan mag worden gemaaid. Art. 3. De huurder zorgt voor het zuiveren en schoonhouden van mol len, stekels, sek, berit, biezen of ander onkruid, ook voor het buiten alle schouw houden van wateringen, sloten, kanten en dammen. De Molenlaan zal hij ook moeten opslooten en buiten schouw houden. Art. 4. De mest moet op het land blijven en mag daarvan niets worden weggevoerd. Gedurende den huurtijd zal de huurder dit land ten minste tweemaal moeten toemaken en bemesten met twee vrachten poutaarde en ééne vracht koemest; de eerste rnaal in het tweede huurjaar en de tweede maal voor het einde van het vijfde jaar, telkens daarvan bijtijds aan de verhuurders kennis gevende, ten einde desverkiezende zich daarvan te laten vergewissen. Art. 5. De huurder is verplicht voor zijne rekening de hekken en af sluitingen te onderhouden. De brug over den ingang aan den straatweg gelegen komt voor rekening der verhuurders. De Molenlaandienende tot overpad ook voor de achterliggende landen moet met de eigenaars dier landen behoorlijk worden onderhouden. De huurder zal deze niet mogen afsluiten maar steeds tot toegang met paard wagens en vee naar en van de landerijen onverlet moeten laten. Art. 6. Bij het eindigen van den huurtijd zal de huurder het land zuiver en in goede orde moeten opleveren, en de hekken in behoorlijken toestand. Art. 7. De huurder zal de huur geheel noch gedeeltelijk aan iemand mogen afstaan of overdoen dan met toestemming der verhuurders. Art. 8. Hij voldoet zijne uit te loven huurpenningen vóór het einde van ieder jaar ten kantore van den gemeente-ontvanger en dadelijk na de ver huring alle kosten van zegelsregistratie en advertentiën op de verhuring gevallen zonder eenige korting op zijne huurpenningen. Art. 9. Voor de nakoming dezer voorwaarden stelt de huurder, ten ge noegen der verhuurders, twee borgen, die zich voor hem aansprakelijk stel len, onder uitdrukkol.jkeri afstand der voorrechten van uitwinning en schuld splitsing bij de wel aan borgen toegekend. Art. 10. Do verhuring geschiedt in liet openbaar, bij opveiling, om vijf gnlden voor den hoogsten bieder en daarna bij afslag, wordende de gunning desverkiezende acht dagen voorbehouden. Vastgesteld door den GemeenteraaJ van Leiden den 1877. N°. 834. Aan den Gemeenteraad. Uit het verslag van het verhandelde in de sectiën van den Gemeenteraad bij het onderzoek van de ontwerp-begrooting voor 1878 blijkt dat er enkele stemmen zijn opgegaan tegen de voorgestelde uitbreiding van Liernur's rioolstelsel in de buurt waar bet reeds eenige jaren wordt toegepast. De aangevoerde bezwaren vinden in de memorie van antwoord op genoemd ver slag eene, naar bet schijnt, afdoende weerlegging. Het hoofdbezwaar toch dat tegen Liernur's stelsel nog altijd bestaat is ditdat de volgens dat stelsel verzamelde faecaliën niet genoeg opbrengen om de kosten der exploi-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 5