07 De heer Cock. Ik heb ook de behandeling van dit onderwerp in de vorige vergadering niet kunnen bijwonen. Ik heb in het verslag van het verhandelde in de openbare zitting gezien en ik wensch daaromtrent in lichtingen te vragen dat door den heer Wilbelmy Damsté terecht is op gemerkt dat de publieke aanbesteding, wanneer die zoo kort te voren plaats heelt, van geene beteekenis is. Heb ik hem wèl begrepen en als het ge drukt verslag van bet verhandelde juist is, dan is 15 September ek. het be staande contract geexpireerd en moet de nieuwe pachter op dien datum in functie treden. Nu zijn deze voorwaarden ik maak biervan geen al te ernstig verwijt aan het Dagelijksch Bestuur door Burg. en Weth, acht dagen geleden hier aangebracht, dus een groote vier weken vóór het einde van het pachtcontract. Het bezwaar dat er beden voor acht dagen geen tijd genoeg was voor eene bespreking, heeft dien tijd nog met eenu week ingekortzoodat als de voorwaarden heden vastgesteld worden het al heel mooi zal zijn als zij Zaterdag in de Courant openbaar gemaakt worden. Is een en ander juist en treedt de nieuwe pachter den 15den September in functie, dan, dunkt mij, zal men niet kunnen zeggen, dat hier openlijke concurrentie heeft plaats gehad. Ik heb reeds vroeger aangedrongen op tijdige bekendmaking. Wil men voor deze betrekking den eersten den besten man, die leegloopt, wellicht is de termijn niet te kort, maar wil mensoliede menschendie reeds in zaken zijn en zoodoende bewijzen van geschiktheid kunnen overleggen, tot mededinging uitlokken, dan zijn meer dan 14 dagen noodig ten einde hun den tijd te laten om in de eerste plaats kennis te ne men van de voorwaardenhunne vorige zaak te quiteerenhet glaswerk ameublement enz. enz. aan te schaffen, ten einde alsdan den 15den Septem ber in de zaak te kunnen treden. Indien het te doen is niet om den tegenwoordigen pachter te continueerenmaar om eene werkelijke, niet eene derisoire, concurrentie in het leven te roepen, dan is het zeer wenscbelijk om dezegebeele publieke uitbesteding drie maanden uit te stellen. Wat ge beurd is, is gebeurd. Ik wensch er niet op terug te komen. Doch laat ons niet vergetendat het hier eene verpachting voor tien jaren geldt en dat het niet aangaat voor zulk eene zaak de belanghebbenden slechts ruim veer tien dagen tijds over te laten, om informatiën te nemen, in te schrijven en zich voor de aanvaarding in te richten. Men zoude ons anders, geioof ik terecht verwijtenwel den schijn te willen hebben aan de nieuwe beginselen van publieke administratie en staatsrecht ons zegel te hechten maar inder daad protectie te bevorderen. Ik vraag dus, of de pachter den 15den Sep tember in functie behoort te treden. Is dit het gevaldan geef ik in over weging tijdelijk in de zaak te voorzien. De Voorzitter. Het pachtcontract is met 15 September aanst. geëindigd maar ik kan mededeelen dat de attentie reeds op de verpachting gevestigd is en men zich reeds op mededinging heeft voorbereid. Het bezwaar tegen eene vroegere indiening van de voorwaarden was ook gelegen in het voorstel tot vermindering van de gasprijzen, waarnaar de kosten van verlichting moeten worden geregeld. Later zijn nog andere bezwaren ingebrachtdie mede overwogen moesten worden. Wanneer beden vóór acht dagen op 16 Aug. de zaak ware afgehandeldzouden meer dan vier weken beschikbaar zijn geweest om zich voor te bereiden tot de verpachting. Hoewel ik zelf eene vroegere behandeling gewenscht had, is de zaak nu niet anders. Een voorstel tot verdaging moet ik ontradenomdatdrie maanden laterde zaak in de Gehoorzaal in vollen gang is en het alsdan zeer moeielijk zoude zijn de taak van pachter te aanvaarden. De heer Dercksen. Ik zal mij veroorloven bij art. 12 een zeer ingrij pend amendement voor te stellennamelijk ominzonderheid op de gronden door den heer Cock ontwikkeld, de verpachting slechts voor den tijd van één jaar te doen plaats hebben. M. i. is dit het eenige middel om in eenen toestand te komendien ik niet afkeurenswaardig acht. Dan kan en zal dit wellicht tengevolge hebben dat de pachter gecontinueerd worde maar kan tevens gezorgd worden, dat, in het volgend jaar, minstens zes maanden vroeger de openbare concurrentie wordt uitgelokt. Men kan in dien tijd er dan tevens over nadenken of aan het stelsel van de verpachting van het buffet zal worden vastgehoudendan wel of de geheele exploitatie verpacht zal worden. De vrees, hij eene vorige gelegenheid uitgesproken, dat er dan somwijlen café chantant in gehouden zoude kunnen worden kan tegen de algeheele exploitatie niet meer geëxploiteerd wordenomdat men niet kan vreezen dat iets gebeuren zal wat reeds geschied is. Met andere woordenmen zal dan tijdig maatregelen kunnen nemén die door de omstandigheden gebiedend geëischt worden. Ik stel mij voor bij art. 12 er op terug te komen. De heer Cock. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gegeven inlichtingen, maar ik wensch, in navolging van hetgeen de heer Van Iterson straks tegen mij zeide, te verklaren dat ik dankbaar ben, maar niet voldaan. Van derge ijke zaken moet men minstens 3 maanden te voren aankondiging doen. Dat nu heeft niet plaats gehad. Maar de zaak is nu niet anders. Ik heb in overweging gegeven tijdelijk in deze zaak te voor zien. De heer Dercksen geeft een ander middel aan de handwaarmede ik mij kan vereenigen. Mij is het alleen te doen om eene ernstige concur rentie door tijdige aankondiging. De heer De Laat de Kanter. Ik kan mij niet wel met het denkbeeld van den heer Dercksen vereenigen, omdat ik daarin zie eene bestendiging der bezwaren van den heer Cock. Ik zou het dan beter vinden de aan besteding een jaar uit te stellen, zes maanden te voren gegadigden op te roepen en de thans loopende pacht met een jaar te verlengen. Wanneer volgens het denkbeeld van den heer Dercksen de verpachting voor den tijd van één jaar geschiedt, dan loopt men kans dat de tegenwoordige pachter niet de hoogste inschrijver zal zijn en er zou dan iemand in de plaats komeDdie de pacht voor één jaar aanvaardde; ik acht dat niet raadzaam, zoowel in het belang van de gemeente als van het publiekdat van de zaal gebruik zal maken. Ik geloof dat het beter is de verpachting uit te stellen en den tegenwoordigen pachter voor één jaar te continueeren onder de bestaande voorwaarden. De heer Dercksen. Ik zie de overeenkongst van beide zaken niet bij zonder in. Men kan iemand niet dwingen de pacht te continueeren wel de inschrijving voor één jaar openstellen. Mijn stelsel heeft dit voor dat het voor uitvoering vatbaar is. De heer Cock. Beide middelen zijn mij onverschillig. Ik laat het aan het beter weten van de heeren over, Is het middel van den heer De Kanter beter, ik heb er niets tegen. Ik meende, dat hij eerst gesproken had van 6 maanden. Ik wensch den schijn te vermijden, dat hier geene ernstige inschrijving zou bedoeld zijn voor eene zaakdie men voor 10 jaren kan verkrijgen. Ik ben dus zoowel voor het voorstel van den heer De Kanter als voor dat van den heer Dercksentenzij in den loop der discussiën tegen een van beide gegronde bezwaren worden geopperd. De heer De Laat de Kanter. Ik geloof dat tegen het denkbeeld van den heer Dercksen bezwaar bestaat, want dan zal er eene aanbesteding voor éen jaar plaats hebbende bezwaren van den heer Cock blijven bestaan en men heeft zeker nog minder kans op ernstige inschrijvingen. De opmerking van den heer Dercksendat men den pachter niet kan dwingenis volkomen juist; doch ik kan de verzekering geven, dat de tegenwoordige pachter zijne pacht zeer gaarne voor een jaar verlengd zal zien. De heer Dercksen. Na die verzekering zal ik gaarne met den heer De Kanter medegaan. De heer Cock. Ik zou daartegen ook geen bezwaar hebbenindien althans mijn eerste idee geen bijval vindt, om namelijk tijdelijk, hoogstens voor drie maandeniemand te belasten met de functie van concierge. Die persoon behoeft geen kastelein te zijn. De hoofdzaak zal voor de winter maanden zijn de zorg voor de kachels en het licht. Het buffet is van minder belang, nu het slechts een korten tijd geldt. Des noods zou men qua noodhulp voor zoo lang kunnen zorgen, dat er kosteloos duinwater verkrijgbaar ware. De heer De Laat de Kanter. Ik stel voor het contract met den tegenwoordigen pachter voor één jaar te verlengen onder de bestaande voorwaardenen intusschen de voorwaarden vast te stellen en ze te annon ceeren. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Alzoo blijven nu het tarief en de voorwaarden van ver pachting voor een jaar onveranderd. Ik stel toch voor het voorstel tot wijziging van het tarief nu af te handelen en in deze eene beslissing te nemen. De heer Cock. Indien al in deze zaak tot nu toe met veel te weinig overijling is gehandeld, mag ik toch vragen, of wij nu niet met al te veel overijling zullen handelen door onmiddellijk voorwaarden van verpachting te behandelendie eerst heden over één jaar in werking zullen komen. Men heeft er op gewezen, dat een der hoofdredenen tot wijziging der voor waarden gelegen was in de verminderde gasprijzen. Is iets dergelijks in den loop van de eerste zes maanden ook niet mogelijk? Zoude dus eene latere, mits niet te late, behandeling niet de voorkeur verdienen? De Voorzitter. Wanneer ik mag aannemen dat allen zich vereenigen met het advies van den heer Cock, dan kan het Dagelijksch Bestuur in stemmen met zijnen wensch om de tariefquaestie en voorwaarden van ver pachting nu nietmaar later b. v. 6 maanden vóór de expiratie van het oude contract wederom aan de orde te brengen. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. III. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over 1876. (Zie Ing. St. n°. 171.) De Voorzitter. Burg. en Weth. onthouden zich in deze van stemming, maar zijn bevoegd de beraadslagingen bij te wonen. Ik breng alzoo het advies der Commissie van Financien tot voorloopige vaststelling van de rekening in stemming. Dit wordt aangenomen met algemeene (14) stemmen, hebbende Burg. en Weth. zich van het uitbrengen hunner stemmen onthouden. De Voorzitter. Alvorens de vergadering op te heffen kan ik nog mede deelen dat is ingekomen een advies van Commissarissen der gasfabriek betrekkelijk het voorstel van den lieer Scheltema. Dit zal worden in han den gesteld van de Commissie van Financien ten fine van advies. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 3