Het lag niet in mijne bedoeling om vóór of tegen een bepaald persoon iets in bet midden te brengen. Heb ik namen genoemd dan lag dit in den aard der zaak omdat de .vacature, waarin voorzien moet worden, daartoe aanleiding gaf. Mijn bezwaar tegen .de voordracht ia dat curatoren Bet eenmaal door hen .zeiven aangegeven beginseldat als leiddraad moest dienep hij de benoeming »an een prorector hebben laten varen zonder eepige opgave van redenen. Ik heb aangetoondwien curatoren in hun eigen stelsel baddep moeten .voordragen en betreur bet zeer dat wy geeue roededeeling hebben ontvangen van de redenen welke hen gemoveerd hebben van ,bun .ejgen hcginsel af te wijken. Tegen de voordracht had ik dus dit bezwaardat ,zij volstrekt niet werd toegelicht. Om niet verkeerd begrepen te worden beb ik gemeend vóór de benoeming deze explicatie te moeten geven. In den regel zal men wel zooveel vertrouwen in curatoren stellen dat van hunne voordracht niet wordt afgeweken maar ik geloof niet dat wij een overdreven eiscb stellenwanneer wij op eene voordracht, zooals die welke aan de Baad werd ingediendnadere inlichting verzoeken. De ,heer Cocg. Betreurde ik bet reeds straks dat ik in de vorige ver gadering to.t mijn leedwezen niet tegenwoordig kon zijnthans hetreur ik dit dubbel, want j»it bet gedrukt verslag blijkt, dat in de publieke ver gadering pver dit punt weinig of niets is gesproken en bet nog minder is toegelicht- Ik mag dus wel gissen dat er in de geheime vergadering over gehandeld is. In deze mijne gissing word ik nu versterkt, wantniettegen staande geheimhouding werd opgelegd is in deze discussie een tipje van het geheim opgeligt en werd de naam van den heer Verdam genoemd. Ik kapen heb dus op bet aangevoerde niet te antwoordendaar het in nauw verband schijut te staan met het verhandelde in de geheime zitting. Wat daar is gezegd en wat tot adstructie is aangevoerdweet ik niet. Voor mij alweer eene reden te meer om telkens te betreuren dat de publieke zaak met gesloten deureu wordt behandeld, Wèl kan ik er mijn leedwezen over betuigendat de beer De Kanter zoowel in de publieke als, naar bet schijnt, in de gesloten vergadering Curatoren er een verwijt van heeft ge maakt, dat zij in 1867 en 1872 andere beginselen zouden hebben voorge staan dan thans. Ik herinner mij dat niet en kan het verwijt dus niet weerspreken, maar wel kan ik verzekeren dat na 1867, toen ik in het col lege van Curatoren zitting nam, tal van benoemingen gedaan zijn van docenten het mogen niet zijn conrectors waarbij niets anders is gegeven dan eene aanbeveling, zonder in eene beoordeeling van den persoon te treden dien men niet aanbeval. Ik wenscb derhalve te verzekeren dat, zoo Curatoren vroeger een enkele maal een ander stelsel hebben gevolgd zij het na dien tijd niet gedaan hebben. Ten slotte kan ik de betuiging niet achterwege laten, dat de terugzending der aanbeveling met verzoek om nadere inlichtingen, omtrent betzij den aanbevolen sollicitant, hetzij den niet aanbevolen, mij persoonlijk wei wat heeft bevreemd. Ik zeg «persoon lijk", want ik beb hoegenaamd geen recht en nog veel minder machtiging om namens heeren Curatoren hier te spreken. Ik meen niet ver van de waarheid af te zijn, wanneer ik zeg, dat wij bier jaarlijks minstens vijftig benoemingen doen van docenten voor bet lager en middelbaar onderwijs, alle welke benoemingen geschieden of op voordrachten öf op aanbevelingen. En nu herinner ik mij niet, dat in de tien jaren, die ik de eer heb lid dezer vergadering te zijn, ooit eene dergelijke voordracht of aanbeveling terug is gezonden met verzoek om nadere inlichtingenzeer zeker nooit met verzoek om inlichting omtrent de redenwaarom deze of gene persoon niet is voorgedragen of aanbevolen. Mocht bet eerste echter een enkele maal zijn voorgekomendan behoort dit geval geheel tot de uitzonderingen. In zoover beeft het mij persoonlijk verwonderd dat nu voor dit geval eene uitzondering wordt gemaakt op den regel, die altijd in acht werd genomen. De beer De Laat de Kanter. Dit is eene foutieve redeneering. De heer Cock scheidt in dit geval twee zaken, die niet te scheiden zijn. Dat Curatoren op een punt als het onderhavige van beginsel zijn veranderd in den tijd van 10 jaren zou zoo vreemd nog niet zijn, en ik heb bun daar van geen verwijt gemaakt. Ik heb mij alleen daarover beklaagd dat zij den Baad niet medegedeeld hebben daten waarom, zij van beginsel ver anderd waren. De heer Cock. Ik wensebte nog even en wel voor de laatste maal het woord. Begrijp ik den heer De Kanter goed, dan was mijne fout deze, dat ik meende dat bet den beer De Kanter niet bevreemd had dat Curato ren de voordracht niet badden toegelicht, doch dat Curatoren van beginsel waren veranderd. Is dat het geval, dan moet ik zeggen dat dit niet gestaan beeft in de oöicieele missive, uie Curatoren van den Baad hebben ontvangen maar is het iets dat de heer De Kanter in de geheime vergadering gezegd heeft, dan is dat verwijt dubbel betreurenswaardig, want tegen een verwijt in geheime vergadering uitgesproken kan men zich niet verdeuigen. De heer De Laat de Kantee. De heer Cock schijnt het gedrukt verslag van de vorige zitting niet te hebben gelezen; daaruit zal hij kunnen ontwaren dat mijn voorstel om aangaande dit punt nadere inlichtingen te verzoeken, verworpen is. Waar aan Curatoren niets gevraagd werd is het zeer natuurlijk dat door hen ook niets is geantwoord. Ik heb thans deze zaak niet weder ter sprake gebracht om er eene nieuwe discussie over uit te lokkenmaar alleen omdat mij gebleken was dat de strekking van mijne bezwaren verkeerd begrepen was. Hierna wordt overgegaan tot de btfhoeming van een conrector van het gymnasium. Met 16 stemmen wordt benoemd Dr. J. C. Vollgrafithans praeceptor aan het gymnasium te Haarlem, zijnde L stem uitgebracht op Dr. J. Verdam. De Voorziteek. Ik stel nu voor, Burg, en Weth. te machtigen tot eene tijdelijke voorziening in die betrekkingmet gebruikmaking van de gelden op de begrootiog voor de bezoldiging van dien titularis beschikbaar. De heer Van Iterson. Ik heb geen bezwaar tegen het verleenen van de machtigingmaar moet mij ook na de laatste missive van Curatoren niet voor volkomen ingelicht verklaren. In de vorige raadsvergadering is op mijn voorstel de vraag gedaan «om eenige inlichtingen te verstrekken omtrent den tijdwelke bij eventueele benoeming zal verloopenvoordat de heer Vollgrafi hier kan zijn, met opgave der behoeftenwaarin gedurende dien tijd zal moeten worden voorzien." Nu lees ik in het bericht van Curatoren «dat zal moeten worden voorzien in de vacatureontstaan door de benoeming wan *dr. Van der Mey tot rector en iets verder, dat zij in hun schrijven van 9 Aug. II. >de vrijheid namen Burg. en Weth. in over weging te geven tijdelijk in deze vacature, d. i. an die, welke door de benoeming van Dr. Van der Mey was ontstaan, te voorzien." Nu vraag ik welke vacature -is ontstaan door de benoeming van dr. Van der Mey tot rector. Het antwoord is natuurlijk die van conrector. Moet er dus in de vacature van conrector tijdelijk worden voorzien? Ik geloof niet dat dit de bedoeling zijn kan maar wilde toch gaarne een duidelijke verklaring. Veeleer komt het ,mij .v.oor dat .een tijdelijk docent moet tworden aangesteld., hetzij dan om de vroegere lessen van Dr, Van der Mey waar te nemen, d. 5. naar ik meen Grieksch in de boogere -klassenof wel om Latijn te doceeren hetgeen vroeger door den rector Suringar is onderwezen. Met deze "bijzon derheid wensch ik mij natuurlijk niet in te 'laten. De Voorzitter. Indien ik het goed begrepen heb, dan is de tijdelijke voorziening in de vacature van conrector voorgesteldomdat de rector niet gaarne zonder die 'hulp den cursus opent. Daarom wenschen Curatoren dat nu iemand tijdelijk als conrector zal worden aangewezen. De heer Cook. Ik begrijp niet, dat de zaak eenige toelichting vordert. Wellicht zal bet aan mij liggen en misschien ook wel in het antwoord van den Secretaris van Curatorendat hij zeer in baast moest stellen. Maar de zaak is duidelijk. Er zal iemand tijdelijk worden aangewezen om hetgeen de heer Van der Mey tot heden toe geleerd heeft, te onderrichten. Doceerde de heer Van der Mey zoowél Grieksch als Latijn, dan is het plan den aan te wijzen persoon dit op dezelfde wijze te laten vervolgen. Ik merk op dat het eteeds regel is dat in de hoogste klassen onder goedkeuring van Cura toren deze vakken werden verdeeld. Ik wil niet beloven dat Curatoren zich precies aan de bestaande regeling zullen houden omdat de heeren wellicht onderling zullen overleggen welk vak ieder zal doceeren. Als hoofdregel zal blijven gelden, dat alles wat Dr. Van der Mey doceerde tijdelijk zal wor den gedaan door den persoondie in functie is tot -dat Dr. Vollgrafi definitief zijne betrekking heeft aanvaard. De heer Van Iterson. Ik ben den heer Cock dankbaar voor de inlich tingen maar ben nog niet op de hoogte. Zal er benoemd worden een tijdelijk conrector? Deze vraag kan met ja of neen beantwoord worden. De heer C'ock. Ja. De heer Van Iterson. Daartegen heb ik bezwaar. De heer Cock. De Baad machtigt het Dagelijksch Bestuur om te voor zien in de bezigheid tot nu toe door den conrector vervuld. De heer Van Iterson. Dat is niet hetzelfde. De heer Van der Mey gaf als conrector tevens onderwijs in het Grieksch; maar er bestaat wel degelijk onderscheid tusscben de functien van den docent en die van den conrector qua talis. Ik zou het niet kunnen billijken dat men iemand, die buiten het gymnasium staat, tijdelijk met de waarneming van eenige lessen belastte en hem tevens boven de andere docenten plaatste. De heer Cock. De heer Van Iterson drukt niet duidelijk uit wat voor gesteld wordt. Burg. en Weth. wenschen gemachtigd te worden tijdelijk in het ontbrekend onderwijs te voorzien. Daarvoor zullen zij natuurlijk iemand noodig hebben en aanwijzen. Maar van eene benoemingook eene tijdelijke, is geen sprake. Benoemingen, hetzij tijdelijke hetzij definitieve, geschieden door den Baad en deze kan bij delegatie die macht aan Burg. en Weth. niet overdoen. Burg. en Weth. worden gemachtigd maatregelen te nemen ter voorziening in de bezigheden door den heer Van der Mey tot nu toe vervuld. Mochten er intusschen soms leden dezer vergadering zijn die zouden vreezen want nu eerst begrijp ik waar de schoen wringt dat de tijdelijk optredende persoon ook gezag zoude hebben als conrector over de andere leerarendan ben ik bereid te verklarenal moge ik daartoe niet uitdrukkelijk gemachtigd zijn, dat zoo iets in de verte niet in de be doeling van Curatoren ligt en noodig ik het Dagelijksch Bestuur uit hun voordracht zoo in te kleeden en de tijdelijke vervulling zoo in te richten, dat daarin van het woordje conrector zelfs geen melding worde gemaakt en alleen te spreken van het onderwijs, dat tot nu toe door den heer Van der Mey werd gegeven. De heer Van Iterson. Het doet mij genoegen dat de heer Cock, hoewel schoorvoetend en aarzelendaan mijn bezwaar tegemoet wil komen. Gaarne sluit ik mij aan bij het verzoek door hem tot Burg. en Weth. gericht om een tijdelijk docent en niet een tijdelijk conrector aan te stellen. In het laatste geval zou het toch kunnen voorkomen dat de tijdelijk aangestelde, wanneer de heer Van der Mey om deze of gene reden zijne betrekking eens niet kon waarnemen als rector moest optreden en dat zou tegenover de andere docenten niet zijn gelijk het behoort. De beer Cock. Ik heb er niets tegeDmaar wensch Burg. en Weth. in bedenking te geven dit voorstel direct over te nemen. De Voorzitter. Burg. en Weth. kunnen er zich gaarne mede ver eenigen mits de gelden daarvoor op de begrooting uitgetrokkenbeschik baar blijven. Ik zal dus nu in stemming brengen het voorstel om tijdelijk in de vacature te voorzien en de gelden daarvoor beschikbaar te stellen. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is thans: I. Benoeming van een hulponderwijzer aan de jongensschool der 2de klasse. (Zie Ing. St. n°. 170.) Met 14 stemmen wordt benoemd G. Van der Waals, zijnde er drie blanco-briefje9 ingeleverd. II. Voordraoht tot wijziging van het tarief voor het gebruik van de Gehoorzaal en tot vaststelling van de voorwaarden voor de openbare ver pachting van het buffet. (Zie Ing. St. nos. 157 en 169.) De Voorzitter. Ik stel voor het eerste gedeeltede wijziging van het tarief, nu in behandeling te nemen. Verlangt men algemeene beschouwin gen te voeren?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2